Categorieën
Portugees kolonialisme

De koninkrijken van Sueven en Visigoten. Het Iberisch schiereiland tot aan de inval van de moslims

Deel 1 Index

Hoofdstuk 1

Het Iberisch schiereiland tot aan de inval van de moslims

1.3 De koninkrijken van Sueven en Visigoten

Geschreven door Arnold van Wickeren

In de 5e eeuw krijgt Hispania invallen van Germaanse stammen te verduren, als onderdeel van de Grote Volksverhuizing. De oorzaken van de Grote Volksverhuizing zijn: wisseling van het klimaat, toename van de bevolking en het daarmee samenhangende gebrek aan land, en zeker niet in de laatste plaats de zucht naar avontuur en krijg. Hoewel al in de 3e eeuw allerlei volkeren op drift zijn geraakt, begint de Grote Volksverhuizing in 375 met de vernietiging van het rijk van de Oostgoten aan de Zwarte Zee door de uit Azië stammende Hunnen. Onder hun dreiging trekken de Oost-Germanen vanuit hun gebied ten oosten van de Elbe naar het westen. De Grote Volksverhuizing zal in 568 eindigen met de vestiging van de Longobarden in de Povlakte. De Romeinse noordgrens bezwijkt in 406 onder druk van de uit Oost-Europa aanstormende Oost-Germaanse volkeren. Zij trekken de Rijn over, nadat Flavius Stilicho zijn legioenen van deze grensrivier teruggetrokken heeft. Onder hen bevinden zich de Vandalen, die door de Goten verdreven zijn uit hun woongebied in het Zevengebergte en in het huidige Slowakije. Ook vele kleine volkeren, waaronder de Quaden en andere, die tezamen worden aangeduid als Sueven (Zwaben) en de Alanen overschrijden de Rijn op weg naar Gallia. In 409 trekken de Alanen en Vandalen de Pyreneeën over en vestigen zich als bondgenoten (foederati) van de Romeinen in Hispania. De Sueven bereiken Gallaecia vanaf 411; zij delen dit gebied met de Alanen. De Vandalen verspreiden zich over een groot gebied en dringen door tot in de provincies Lusitania en Carthago Nova, waarmee zij Hispania gaan bewonen van de Atlantische Oceaan tot aan de Middellandse Zee. Het zeer vruchtbare gebied van de provincie Baetica wordt beheerst door de Silingi, een stam behorend tot de Vandalen.

Bij de Oost-Germaanse stammen die elkaars gebied op het Iberisch schiereiland betwisten, voegt zich in 415 nog een ander Oost-Germaans volk, de Visigoten. Dit volk is door de Hunnen uit zijn woongebied in Dacia aan de Donau over de rivier naar het zuiden verdreven en de Visigoten hebben in 376 van de Oost-Romeinse keizer Valens (364-378) toestemming gekregen zich als foederati binnen zijn rijk te vestigen, maar omdat zij door Romeinse ambtenaren worden uitgeperst, komen zij in opstand. Valens rukt zelf aan het hoofd van een leger uit om de opstand neer te slaan. De keizer lijdt op 9 augustus 378 bij Adrianopel echter een nederlaag, waarbij hij zelf het leven laat. De Visigoten zwerven daarna jaren over de Balkan rond, op zoek naar een geschikte vestigingsplaats. In oktober 382 moeten zij zich op bevel van Valens’ opvolger, Theodosius I, (379-392) neerlaten in de Romeinse provincie Moesia, aan de benedeloop van de Donau. Zij krijgen als foederati land en moeten als tegenprestatie de grens van het Oost-Romeinse Rijk verdedigen. In de jaren dat de Visigoten in Moesia wonen, laten zij zich tot het arianisme bekeren. Onder leiding van hun nieuw gekozen leider Alaric, breken zij in 395 op. Zij trekken naar het zuiden en plunderen Macedonië en Griekenland. In 397 tracht de Oost-Romeinse keizer Flavius Arcadius hen te vergeefs tot bedaren te brengen. In 401 valt Alaric Italië binnen, maar hij wordt op 6 april 402 bij Pollentia (Polenza) verslagen door de bekwame Romeinse generaal Flavius Stilicho en moet het Apennijnse schiereiland verlaten. Het jaar daarop eindigt een inval opnieuw in een nederlaag. In augustus 408 laat de West-Romeinse keizer Flavius Honorius (393-423) zijn generaal Flavius Stilicho gevangennemen en onthoofden nadat hij geloof heeft gehecht aan een vermoedelijk vals gerucht over door hem gepleegt verraad. Nadat een anti-barbaarse partij in Rome aan de macht is gekomen, worden de Romeinse soldaten opgewekt de vrouwen en kinderen te doden van de barbaarse soldaten die in hun rangen dienen. Het gevolg is dat de mannen en vaders van de vermoorde vrouwen en kinderen massaal naar Alaric overlopen. Deze is nu sterk genoeg, temeer daar hij geen hinder meer heeft van Stilicho, om in 408 het beleg voor Rome te slaan, totdat de Senaat hem afkoopt. Het jaar daarop belegert hij Rome opnieuw enige tijd en in de zomer van 410 Rome belegert hij de stad voor de derde maal. Bondgenoten in de stad openen op 24 augustus de poorten voor zijn troepen. De Visigoten plunderen de stad, maar zij behandelen de burgers humaan en steken niet meer dan enkele gebouwen in brand. Als zij de stad verlaten en naar het noorden trekken, sterft Alaric. Hij wordt opgevolgd door Ataulphus (410-415), die zijn volk eerst naar het zuiden van Gallia en in 415 naar Hispania leidt. Ataulphus huwt Galla Placidia, de gevangengenomen halfzuster van keizer Flavius Honorius. Met behulp van zijn nieuwe zwager verdrijft Honorius de Vandalen, en met hen de Alanen die zich bij hen hebben aangesloten, in een aantal jaren uit Hispania. De Vandalen steken, onder leiding van hun koning Genseric, in 429 met 80.000 man over naar Noord-Afrika. Zij onderwerpen de Romeinse provincie en stichten er een Germaans koninkrijk. In 426 hebben zij de Balearen eveneens bezet. Zij zullen hun veroveringen besturen tot de Byzantijnse herovering in 534.

In 418 roept de patriciër Constantius, de latere West-Romeinse keizer Constantius III, de Visigoten uit Hispania terug en zij vestigen zich, onder leiding van de opvolger van Ataulphus, Wallia (415-418), als foederati in de provincies Aquitania Secunda, tussen de Garonne en Loire, en Narbonensis, in het zuidoosten van Gallia. Wallia sterft kort na de stichting van het Tolosaanse-Visigotische rijk, genoemd naar de hoofdstad Tolosa (Toulouse). Met het vertrek van de Visigoten naar Gallia en de aftocht van Vandalen en Alanen naar Afrika zijn de Sueven het enige Germaanse volk dat op het Iberisch schiereiland achterblijft. Zij geven er de voorkeur aan zich in hun woongebied Gallaecia op het platteland te vestigen en laten de steden over aan de Hispano-Romeinse burgerij.

Wallia wordt opgevolgd door Theodoric I, (418-451), de eerste Visigotische leider die met recht kan worden betiteld als koning. Ofschoon Attila zegt geen geschil te hebben met de West-Romeinse keizer Valentinius III en hij ook vriendschappelijke betrekkingen schijnt te hebben onderhouden met de Romeinse generaal Aetius, in die tijd de werkelijke heerser in het Westen, is niet duidelijk wat de Hun van plan is. In het voorjaar van het jaar 450 verandert de situatie volkomen. Honoria, de zuster van keizer Valentinius, zendt haar ring naar Attila en vraagt hem haar te redden van een voor haar gearrangeerd huwelijk. Atilla eist Honoria daarna op als zijn vrouw en vraagt als bruidsschat de helft van het West-Romeinse Rijk. Terwijl de horden van Attila Gallia al binnen-trekken, sluit Aetius een bondgenootschappelijk verdrag met de Visigotische koning Theodoric I. Zij zullen hun troepen samen-voegen om de Hunnen uit Gallia te verdrijven. Attila heeft inmiddels Aurelianum (Orléans) bezet, voordat de geallieerde strijdmacht de stad heeft kunnen bereiken. Als hun leger Aurelianum nadert, blijken de Hunnen al te zijn doorgedrongen tot in het centrum van de stad. Aetius en Theodoric dwingen hen Aurelianum te verlaten. De beslissende slag tussen de gecombineerde strijdmacht van Romeinen en Visigoten en de Hunnen vindt in 451 plaats op de Catalaunische Velden. (een niet geïndentificeerde plaats) Na een stoutmoedig gevecht, waarin de koning van de Visigoten sneuvelt, trekt Attila terug en korte tijd later verlaten zijn horden Gallia. Attila heeft zijn eerste en enige nederlaag geleden. Als hij in 452 een reeks steden in Noord-Italië brandschat, kan Aetius niets doen, maar de in Italië heersende honger en pest nopen Attila het land te verlaten. In 453 doet Attila een aanval op het Oost-Romeinse Rijk, omdat de nieuwe keizer Marcian1 (450-457) weigert de door zijn voorganger Theodosius II (408-450) aan Attila beloofde schatting te betalen. Atilla overlijdt in zijn slaap in zijn huwelijksnacht. Zij die hem met zijn schatten begraven, worden gedood, zodat zijn graf nooit zal worden gevonden. Attila wordt opgevolgd door zijn zonen, die zijn rijk onder elkaar verdelen.

Ofschoon de Sueven gering in aantal zijn, vormen deze nog heidense Germanen door hun krijgslust een geduchte macht. Zij annexeren Lusitania en stropen een tijd lang de rest van Hispania af, waarbij zij, met wisselend succes, zowel tegen de Romeinen als tegen de Visigoten strijden. Onder hun koning Rechila bewonen de Sueven niet alleen Gallaecia, maar hebben zij zich ook over de Romeinse provincies Lusitania en Baetica verspreid. Zij dringen ook door in Carthago Nova en doen invallen in Tarraconensis. In 439 maakt de Visigotische koning Theodoric I zijn koninkrijk onafhankelijk van Rome; het is nog slechts in naam een Romeinse provincie, waarover de koning regeert als keizerlijk stadhouder. Korte tijd later breiden de ariaanse Visigoten hun macht uit ten koste van de Sueven. Onder hun koning Theodoric II (451-466) dringen zij door tot het hart van het Suevenrijk en bestormen in 456 de hoofdstad Bracara. Hierbij wordt de koning van de Sueven, Rechiarius, die zich in 448 tot het katholicisme heeft bekeerd, gevangengenomen. Hij wordt in 457 in Portucale gedood. Een nieuwe dynastie, geleid door Masdra redt het koninkrijk van de Sueven van een voortijdige ondergang. Het is overigens niet bekend in hoeverre Masdra Suevisch bloed in zijn aderen heeft. Wellicht is dit niet of nauwelijks het geval en stamt Masdra uit een geslacht van Hispano-Romeinse burgers die zich opwerpen als erfgenaam van de Sueven. Voordat vreedzamer tijden aanbreken, volgt eerst nog een periode van nieuwe gevechten tussen de ariaanse Visigoten en de katholieke dynastie van Masdra (457-469). In 465 bekeert Masdra’s zoon, Recchismundus, zich tot het arianisme. Maar hij en zijn ariaanse opvolgers zijn zeer tolerant tegenover hun rooms katholieke onderdanen en zij onderhouden goede relaties met de katholieke geestelijkheid. Wellicht kan uit de overgang van het Suevische vorstenhuis tot het arianisme worden verklaard dat de Visigoten, die hun invloed over de Pyreneeën steeds verder uitbreiden en ondertussen een groot deel van het Iberisch schiereiland beheersen, het koninkrijk van de Sueven niet vernietigen. Als vazalstaat of in vreedzame coëxistentie met de Visigoten zal het koninkrijk van de Sueven, op een gereduceerd grondgebied, dat Gallaecia en de twee Lusitaanse bisdommen Veseo en Conimbria omvat, nog tot 585 voortbestaan.

De Visigotische koning Euric (466-484), die zijn voorganger en broer Theodoric II heeft laten vermoorden, vervolgt zijn katholieke onderdanen, wat hem in conflict brengt met hun bisschoppen. Vooral de latere Sint-Apollinaris Sidonius blijft zich tegen de koning verzetten. Euric dwingt de Sueven in 469 Olisipo op te geven dat zij kort daarvoor in een laatste krachtsinspanning hebben veroverd. Euric maakt het Visigotische koninkrijk in 475 volledig onafhankelijk van het West-Romeinse Rijk, aan welk rijk in 476 een einde komt als keizer Romulus Augustulus door de Germaan Odoácer wordt afgezet. Ondanks de ineenstorting van het Romeinse gezag in Spanje, blijft de Romeinse invloed er groot. De meerderheid van de bevolking, mogelijk 6.000.000 zijn Hispano-Romeins, terwijl er niet meer dan 200.000 Visigotische barbaren zijn. Hispano-Romeinen bekleden veel bestuursfuncties en zij blijven na 476 de Romeinse wetten, opgenomen in het `Wetboek van Theodosius,’ toepassen. Euric laat Romeinse juristen een nieuw wetboek samenstellen. Dit `Wetboek van Euric’ 2, dat in 475 is gecompileerd, is geschreven in het Latijn, maar mogelijk zijn alleen Visigotische burgers aan de wetten opgenomen in het `Wetboek van Euric’ onderworpen.

Euric gedraagt zich als erfgenaam van Rome door het grondgebied van het Visigotische rijk zowel in Gallia als op het Iberisch schiereiland uit te breiden. Hij drijft de Sueven terug in Gallaecia en hij bezet Tarraconensis en een deel van Lusitania; de provincies Baetica en Carthaginensis worden vooralsnog met rust gelaten. Hij bouwt op strategische locaties forten; de oude bovenstad van Carcassonne, gelegen aan de Aude in het zuiden van Frankrijk, is een van de fraaiste voorbeelden van een middeleeuwse stadswal die Euric heeft laten bouwen.

Eurics zoon Alaric, die zijn vader op 28 december 484 als Alaric II (484-507) opvolgt, erft een groot Visigotisch rijk. Het omvat, afgezien van Gallaecia, een zeer groot deel van het Iberisch schiereiland en in Frankrijk: Aquitanië, de Languedoc en het westen van de Provence. Alaric, net als zijn vader een ariaans christen, is op religeus gebied veel toleranter; hij matigt de vervolging van katholieken en hij keurt zelfs goed dat zij in 506 een kerkvergadering in Agde, aan de kust van de Lanquedoc beleggen. In dat jaar publiceert hij zijn Lex Romana Visigothorum, welke compilatie van het `Wetboek van Theodosius’ ook wel het Breviarium van Alaric wordt genoemd. Het Breviarium is alleen bestemd voor de Hispano-Romeinse bevolking.

In het begin van de 6e eeuw staan de Visigoten onder grote druk van de Frankische koning Clovis (481-511), die wellicht slechts voorwendt dat hun ariaanse geloof de reden is om hen aan te pakken. Alaric zoekt steun tegen de dreiging bij de eveneens ariaanse Ostro- of Oostgoten in Italië, maar hun koning Theodoric de Grote (493-526) laat weten dat de bergen voldoende zijn om het elan van Clovis aanval te breken. Nadat Clovis de gebieden tussen de Seine en de Loire heeft geannexeerd, valt hij, met steun van de Bourgondiërs, de Visigoten aan. Hij stormt in een keer door tot aan de Pyreneeën en verslaat in 507 Alaric bij Vouillé, in de Poitou. De na de verloren slag op de vlucht zijnde Visigotische koning zou door Clovis zelf zijn ingehaald en gedood. Clovis annexeert Aquitainië, tussen de Loire, Rhône en Garonne, evenals Novempopulana, tussen de Garonne en de Pyreneeën. Theodoric de Grote weerhoudt Clovis ervan ook Septimania, een smalle strook land langs de Middellandse Zee tussen de Rhône en de Pyreneeën, in te lijven. De Visigoten behouden dit gebied, waarvan Narbonne de hoofdstad is, tot aan de mosliminvasie van 711. Om Clovis expansie het hoofd te bieden verovert Theodoric de Provence. De Visigoten zoeken voor het verlies van vrijwel al hun gebied in Gallia compensatie op het Iberisch schiereiland, waar zij hun gebied geleidelijk zullen uitbreiden tot het vrijwel het gehele schiereiland omvat. Zij maken van Barcelona hun nieuwe hoofdstad. Later zal Mérida deze eer te beurt vallen.

In 530 geraken de Visigoten, onder hun koning Almalaric, opnieuw in oorlog met de Franken. De aanleiding is de volgende: Almalaric, die gehuwd is met Clotilde, de zuster van de `koning van Parijs,’ Clovis’ zoon en opvolger Childebert, zou zijn vrouw beledigd hebben. Childebert trekt partij voor zijn zuster en marcheert op naar Barcelona. Hij boekt in 531 bij Narbonne een glorieuze overwinning op het volk van de grote Alaric, de overwinnaar van Rome. Alamaric wordt in de strijd gedood door een Frankische officier.

Gedurende bijna veertig jaren, van 530 tot 567, maakt het koninkrijk van de Visigoten een onrustige en dramatische periode door. Versterkt door een nieuwe dynastie, maar teruggedrongen tot achter de Pyreneeën, worstelt het koninkrijk met verschrikkelijke crises. De Franken vallen het land onophoudelijk aan en in 542 slaan twee zonen van Clovis, Childebert I en Clotaire I zelfs het beleg voor Zaragoza. Maar na verloop van tijd, zijn zij gedwongen het beleg op te heffen. Het Visigotische rijk wordt ook geteisterd door interne tegenstellingen. Sinds de dood van koning Alamaric in 531 is er een hevige strijd ontbrand tussen het ariaanse koningshuis en de Germaanse hogere adel, die de steun geniet van de katholieke bisschoppen, die zich verzetten tegen het ariaanse koningschap. De vervolgingen van de katholieken worden met Spaanse furie beantwoord: bijna overal breken opstanden uit, in Tarragonensis en Cantabria en later ook in Lusitania en in het zuiden in Baetica, waar de troepen van de koning het zwaar te verduren krijgen. Het is noodzakelijk dat er concessies worden gedaan en dat er naar een vergelijk met de Franken wordt gestreeft. Daarom huwt de dochter van koning Athanagild (554-567), prinses Galswintha de Merovingische koning van Neustria, Chilperic I en haar zuster Brunhilde trouwt de Frankische koning van Austrasia, Sigesbert. Het huwelijk van Chilperic en Galswintha wordt in 567 ingezegend in Rouen, maar de nieuwbakken koningin wordt korte tijd later (568) vermoord, op instigatie van Chilperics minnares Fredegund, die met haar geliefde trouwt. De dood van Galswintha wekt de vijandschap op van haar zuster Brunhilde, koningin van Austrasia, wat leidt tot gevechtshandelingen tussen de twee Frankische koninkrijken, die veertig jaar zullen aanhouden.

De godsdienstige tegenstellingen leiden er in 554 toe dat katholieke onderdanen de ariaanse koning Agila vermoorden. Van de Sueven is over de eerste helft van de 6e eeuw weinig bekend. De groei en de daarmee stijgende invloed van het katholieke geloof dwingt de Sueven, onder wie hun koning Chararicus, ertoe zich in 550 opnieuw tot het katholicisme te bekeren. Een grote rol bij de bekering van de Sueven speelt de Romeinse missionaris Martinus (de latere São Martinho). Hij is afkomstig uit het Oostgotische gebied Pannonia (Hongarije) en hij is wellicht om politiek-religieuze redenen gezonden door de Oost-Romeinse keizer Justinianus I (527-565) die pogingen onderneemt het grondgebied van het vroegere West-Romeinse rijk te veroveren. Zijn veldheer Belisarius heeft in 533 het Vandalenrijk in Noord-Afrika veroverd en diens opvolger Narsus breekt in 551 de Oostgotische weerstand in Italië en zal in 552 definitief met hen afrekenen. Justinianus heeft ook zijn oog laten vallen op Hispania, dat hij vanuit het zuiden denkt te kunnen veroveren. De expeditie van de Byzantijnen naar het Iberisch schiereiland3, slaagt maar zeer ten dele. Als zij in 554 in Baetica landen, weten zij daar enig gebied te bezetten, maar verder komen zij niet. Daar staat tegenover dat Athanagild er niet in slaagt de aanvallers uit de door hen veroverde steden in het zuiden van het Schiereiland te verdrijven. Athanagild maakt in 555 Toledo tot hoofdstad van het Visigotische rijk.

Martinus, die in 550 in Gallaecia arriveert, is een wijze, geletterde en heilige priester, die zeer strikt de kloosterregels in acht neemt. Door zijn persoon en voorbeeldige levenswijze verwerft hij binnen korte tijd een enorme invloed op de heersende elite in het koninkrijk van de Sueven, die hij tracht af te brengen van het arianisme. De rol van Martinus in de bekering van Chararicus is overigens omstreden. Diens overgang tot het katholicisme is ook wel toegeschreven aan de contacten die hij onderhoudt met de Frankische monarchie en aan de verering van Martinus van Tours, de rond 400 overleden bisschop van deze stad, die wij kennen als Sint Maarten. De missionaris Martinus wordt bisschop van Dumio, een diocees dat later zal opgaan in het bisdom Bracara. Hij is de grote bestrijder van het arianisme en het priscillianisme. Hij herbouwt de basiliek in Bracara die, evenals nog 50 andere kerken tussen de Rio Minho en de Rio Mondego, toegewijd wordt aan Martinus van Tours. Van een tweede en definitieve bekering van de Suevische koning en zijn hof tot het katholicisme is sprake in 559, als Theodemirus regeert.

Het tanen en uiteindelijk de teloorgang van de West-Romeinse macht tast de Romeinse instituties op het Iberisch schiereiland aan. Provincies, soms aangeduid als hertogdommen, zijn van weinig betekenis meer. Van groter politiek en economisch belang worden de civitas (stad) en het territorium (het land daaromheen), terwijl ook het centrale gezag sterker wordt. De conventus verdwijnt als zodanig, maar binnen zijn grenzen ontstaat, met de verbreiding van het christendom, een nieuwe bestuurlijke eenheid: het diocees. In de 5e, 6e en 7e eeuw ontstaan in Lusitania nieuwe bisdommen. Naast het al langer bestaande aartsbisdom Emerita en de bisdommen Olisipo, Ebora en Ossonoba, alsmede de al genoemde diocesen Veseo en Conimbria, worden Pax, Lamecum (Lamego) en Egitania (Idanha a Velha) sedes episcopalis. Ten noorden van de Douro worden aan de oude diocesen Lucus, Bracara en Aquae Flavia toegevoegd: Portucale, Dumio en Tude (Tuí). In Gallaecia zijn Bracara en Lucus aartbisdommen, omdat Bracara en Lucus kennelijk de belangrijkste plaatsen zijn. De grens tussen beide wordt gevormd door de Rio Lima. Als in 572 in Bracara voor de tweede maal een kerkvergadering op het Iberisch schiereiland wordt gehouden, blijken niet alleen de in Gallaecia liggende diocesen Dumio en Portucale, maar ook de eertijds onder het aartsbisdom Emerita ressorterende diocesen Lamecum, Veseo, Conimbria en Egitania onder het aartsbisdom Bracara te vallen.

In 567 overlijdt de Visigotische koning Athanagild en zijn broer Leovigild volgt hem in 568 in op in het gebied ten zuiden van de Pyreneeën. Een andere broer, Liuva, regeert Septimania, maar na Luvia’s overlijden in 572 is Leovigild koning over het gehele rijk. Het is echter geen eenvoudige zaak de eenheid van het rijk, waarnaar de koning streeft te bereiken. Ofschoon de Visigoten al meer dan een eeuw in contact zijn geweest met de Romeinse beschaving, voordat zij zich definitief op het Iberisch schiereiland hebben gevestigd, zijn zij slechts zeer oppervlakkig geromaniseerd. Zij vertonen significante wettelijke, culturele, sociale en religieuze verschillen met de Hispano-Romeinse bevolking, waarmee zij zich moeilijk assimileren. Afgezien van verschillen in taal en opvoeding, zijn de twee volkeren aan verschillende wetgeving onderworpen. De Visigoten zijn weliswaar christenen, maar wel ketterse arianen, die zich keren tegen de Hispano-Romeinse orthodoxie. De Visigotische koning is theoretisch slechts de heerser over zijn eigen volk, terwijl de veel talrijkere Hispano-Romeinse bevolking zich lang verbonden is blijven voelen met de inmiddels geheel teloorgegane keizerlijke autoriteit. Leovigild voert vrijwel voortdurend oorlog, om de politieke eenheid van zijn rijk te bevorderen. De Visigotische reactie op de bekering van de Sueven tot het katholicisme is vooreerst uitgebleven, maar in 569 ontneemt Leovigild de Sueven León en Zamora in het noordwesten en hij slaat ook een opstand van de Basken neer. In 571-572 verovert Leovigild Córdoba op de Grieken (Byzantijnen) in het zuiden. In 576 begint hij opnieuw een veldtocht tegen de Sueven. Hij valt Bracara aan en verslaat bij Portucale de laatste koning van de Sueven, Andeca.

In 580 stelt Leovigild zijn katholieke landgenoten voor over te gaan tot het arianisme. Hij maakt zijn voorstel aantrekkelijk door bekeerlingen voordelen aan te bieden. Enigen, onder wie bisschop Vicente van Zaragoza, laten zich door grote beloften van de koning overhalen ariaans te worden. Maar deze politiek stuit op het heldere inzicht van de illustere monnik Leander, een grote geest, wiens krachtige persoonlijkeid weinig voor die van de koning onderdoet. Leander, die later gecanoniseerd zal worden, keert zich krachtig tegen de manœuvre van Leovigild. Hij ontketent hierdoor een gods-dienstoorlog, waarin Hermenegild een van de helden zal zijn. Hermenegild is de zoon van Leovigild en zijn eerste vrouw, een Grieks-orthodoxe. Hermenegild is in 579 in het huwelijk getreden met Ingund, een dochter van de Frankische koning Sigesbert en Brunhilde. Ingund is vurig orthodox katholiek. Tijdens het beleg van Hispalis (zie hierna), waar Hermenegild een van de bevelhebbers is, zweert hij, onder invloed van zijn vrouw en Leander, die aartsbisschop van Hispalis is geworden, zijn ariaanse geloof af en gaat hij over tot de Kerk van Rome. Hij rebelleert vrijwel onmiddellijk tegen zijn vader, waarbij hij aanvankelijk steun ontvangt van de Byzantijnen. Maar Leovigild slaagt erin hen af te kopen. Zijn vader neemt hem zijn overgang naar de Kerk van Rome niet in dank af. De koning en zijn omgeving zouden het jong gehuwde stel het leven hebben zuurgemaakt. Maar rond hen verzamelt zich een groep katholieken die de pesterijen van de arianen beu zijn. Onder hen bevinden zich de katholieke aartsbisschop van Hispalis, Leander en collegae-bisschoppen. Zij krijgen steun van anderen en er ontstaat een coalitie van vijanden van Leovigild: de katholieke bisschoppen, de afgezette koning van de Sueven, Miro, de Basken, de Hispano-Romeinen en de Byzantijnen in het zuiden; kortom Leovigild moet vechten op alle fronten. De koning sommeert zijn zoon zijn over-gang naar de katholieke kerk te herroepen. Hij weigert, waarna de oorlog uitbreekt. Hermenegild zoekt zijn toevlucht bij de Byzantijnen in Baetica en Leander reist naar Constantinopel, om de steun van de Oost-Romeinse keizer te verwerven. Dankzij bemiddeling van zijn broer Rekhared, gaat Hermenegild met zijn vader over vrede onderhandelen. Leovigild omhelst zijn zoon en verklaart hem vergiffenis te schenken. Op dat moment geeft de koning zijn mannen een teken, waarop zij Hermenegild gevangennemen. Zij ontdoen hem van zijn kleding en gooien hem in een kerker. Tijdens zijn gevangenschap, waarin hij slechts zou zijn behandeld, trachten ariaanse bisschoppen en theologen hem zijn katholieke geloof te doen afzweren, overigens zonder resultaat. Tot het uiterste geprik-keld door de halstarrigheid van zijn zoon, laat Leovigild hem aan de vooravond van Pasen 585 onthoofden4, door hertog Sisbert.

Na een oorlog van twee jaren (581-583) ontworstelt Leovigild Hispalis aan de Byzantijnen, waarmee de hoop op herstel van de Romeinse heerschappij op het Schiereiland, van veel Hispano-Romeinse burgers, de bodem wordt ingeslagen. Onder het voor-wendsel de behandeling van prinses Ingund, die naar Afrika heeft weten te ontkomen, te willen wreken, doen de Frankische koningen Childebert II en Guntram een inval in Septimania en zij zenden een vloot naar Gallaecia, om de Sueven te helpen. Childebert II en Guntram worden in Septimania door Leovigild teruggeslagen en het gebied van de Sueven wordt in 585 in het Visigotische rijk opgenomen. Na zijn overlijden in 586 in zijn paleis in Toledo, dat hij tot zijn hoofdstad heeft gemaakt wordt Leovigild, die de eenheid van het Schiereiland heeft hersteld, opgevolgd door zijn enig over-gebleven zoon Reccared. Omdat het gehele Iberische schiereiland onder Reccared verenigd is, valt de geschiedenis van het latere Portugal samen met die van het Visigotische rijk.

De positie van het aartsbisdom Bracara (Braga), dat zes andere bisdommen in Gallaecia en Lusitania bestuurt, blijft onder Visigotische heerschappij tot 660 onaangetast. Daarna gaat de kerkelijke indeling weer samenvallen met de vroegere Romeinse provincie-grenzen en gaan de bisdommen gelegen ten zuiden van de Douro opnieuw ressorteren onder het Lusitaanse aartsbisdom Emerita. De bisschoppen van Braga zullen zich nog tot aan de 12e eeuw erop beroepen dat hun de bestuursmacht toekomt over alle bisdommen gelegen tussen de Rio Lima en de Rio Tejo, omdat dit ten tijde van het koninkrijk van de Sueven en nog bijna een eeuw daarna ook het geval is geweest.

De Visigotische koningen streven naar assimilatie van de Visigotische bevolkingsgroep en de veel talrijker Hispano-Romeinen. Dat dit streven slaagt blijkt daaruit dat onder koning Leodevild het oude verbod op gemengde huwelijken tussen Visigoten en de oorspronkelijke bevolking afgeschaft kan worden, maar het is koning Rekhared I (586-601), die de politiek van assimilatie van zijn vader voortzet, met als doel de eenheid van het land te stimuleren, die de wet formeel afschaft.

In 589 verzet koning Rekhared de bakens; hij grijpt de Derde Rijkssynode van Toledo aan om van zijn bekering officieel kond te doen. Om zijn besluit kracht bij te zetten, leest hij de geloofs-belijdenis van Nicaea voor en belooft zijn onvoorwaardelijke bescherming aan de kerk. De synode heeft tevens het karakter van een staatsraad, in die zin dat de koning gebonden is aan de uitspraken van de raad op straffe van excommunicatie. Hiermee is het katholicisme de staatsgodsdienst op het Iberisch schiereiland geworden. Het is niet duidelijk of de bekering van de koning is ingegeven door politieke wijsheid en welbegrepen eigenbelang, omdat de overgrote meerderheid van zijn onderdanen rooms katholiek is, of dat Rekhared is aangestoken door het algemene religieuze enthousiasme onder de Hispano-Romeinse burgerij over de geruchten dat de tombe van zijn vermoorde broer wonderen zou veroorzaken. Hoe dit ook zij, hertog Sisbert wordt geëxecuteert en de naar het buitenland uitgeweken katholieke bisschoppen worden teruggeroepen. De bekering van Rekhared heeft behalve religieuze ook politieke en sociale betekenis. Zij symboliseert de overwinning van de Hispano-Romeinse beschaving op die van de `barbaarse’ Visigoten en bevordert de assimilatie tussen beide volkeren. Door de bekering van Rekhared kunnen de Visigoten vanaf dat moment rekenen op de loyaliteit van hun Hispano-Romeinse medeburgers. Rekhareds overgang naar het katholicisme versterkt ook de relatie tussen kerk en staat. Bisschoppen worden nog steeds door de koning aangesteld, maar hebben meer politieke invloed gekregen. De Visigotische monarchie profiteert op haar beurt van de steun van de kerk in haar nimmer aflatende strijd tegen de verschillende facties van de adel. De plotselinge bekering van de koning leidt tot enkele ariaanse opstanden, die evenwel vrij gemakkelijk onderdrukt kunnen worden, maar vele ariaanse bisschoppen en Gotische edelen volgen ‘s konings voorbeeld, waarmee een obstakel voor de assimilatie van de Visigoten en Hispano-Romeinen is weggenomen. De Hispano-Romeinen hebben de moed op hulp van Byzantium opgegeven en zij ontwikkelen grote trouw aan de Visigotische monarchie. Als gevolg daarvan kan koning Swinthila (621-631) de resterende Byzantijnse forten in het zuiden van het land veroveren en daarmee de Visigotische heerschappij op het gehele Schiereiland vestigen.

De Visigotische koningen imiteren Byzantijnse gebruiken, zij matigen zich het recht aan bisschoppen, de natuurlijke leiders van de Hispano-Romeinse meerderheid, te benoemen en hen op te roepen de Synode van Toledo bij te wonen. Hoewel de Synodes van Toledo, waarvan er tussen 400 en 702 elf gehouden worden, vooral kerkvergaderingen zijn, zijn zij van zeer grote invloed op het bestuur van het koninkrijk. Zodra de bisschoppen een uitspraak van de koning over lopende zaken hebben vernomen, kondigen zij daarmee verbandhoudende wetgeving op kerkelijk gebied af, maar zij bemoeien zich ook met seculiere problemen, zoals de verkiezing van de koning en zaken waarbij verraad in het spel is. Door middel van hun rijkssynodes geven de bisschoppen essentiële steun aan de monarchie, maar in hun streven naar een vreedzame en harmonieuze openbare orde, brengen zij enige keren hun onafhankelijkheid in gevaar.

De afkeer van de adel van een erfelijk koningschap en de afwezigheid van van natuurlijke erfgenamen, leidt ertoe dat het systeem waarbij de koning gekozen wordt blijft bestaan en in 633, op de Vierde Synode van Toledo, formeel wordt vastgelegd. Daar de Visigoten de reputatie hebben dat zij hun koningen vermoorden, trachten de bischoppen de koning te beschermen door hem in een plechtige ceremonie te zalven. De heilige olie maakt zichtbaar dat de koning onder Gods bescherming staat, omdat het koningschap een heilig karakter heeft. De bisschoppen die er op hopen dat het geweld waarmee de verkiezing van een nieuwe koning gepaard gaat, kan worden uitgeroeid, bepalen de procedures die moeten worden gevolgd. De koninklijke huishouding (officium palatinum) die een afspiegeling is van het van het Romeinse keizerlijke model, is de koning behulpzaam bij het regeren, maar als dit noodzakelijk is, kan de koning ook vergaderingen van magnaten en notabelen (aula regia) raadplegen. Hertogen, graven, of rechters zijn verantwoordelijk voor het bestuur van provincies en andere territoriale entiteiten, die uit de Romeinse tijd stammen. Zelfbestuur is sedert lange tijd uit de steden verdwenen. Landbouw en veeteelt zijn de belangrijkste vormen van economische bedrijvigheid. Er zijn bewijzen voorhanden dat commerciële en industriële activiteiten zeer beperkt zijn.

Op de Vierde Synode van Toledo, in 633, die wordt voorgezeten door aartsbisschop Isidore van Hispalis (zie hierna) voert de Visigotische adel het gekozen koninschap in. De koning zal voortaan gekozen worden door de adel en de bisschoppen. Voorts wordt de eenheid van kerk en staat afgekondigd, de misliturgie die geldt voor het hele land wordt vastgesteld en de joden worden getolereerd.

In 654 voert koning Recceswinth (649-672) nieuwe wetgeving in, de Liber Judiciorum, Fuero Juzgo, in het Castiliaans. De in het Latijn geschreven wet, waarin veel van de Romeinse juridische traditie bewaard is gebleven en die in 681 en 693 zal worden aangepast, bindt zowel Hispano-Romeinen als Visigoten. De Liber Judiciorum regelt: wetgeving en de tenuitvoerlegging van wetten, hoven, familierecht, erfrecht, overeenkomsten, misdaden en de toepassing van martelingen, diefstal, misdaden tegen de eigendom, het recht op asiel (speciaal met het oog op desertie uit de militaire dienst), de bewerking en verdeling van landgoederen, wetten die zich bezig-houden met artsen en kooplieden en wetten voor de bestraffing van ketters, ambtenaren en joden. Met de invoering van dit wetboek hebben de Visigotische koningen de eenwording van beide bevolkingsgroepen voltooid.

De 7e eeuw is een eeuw waarin de bouw- en beeldhouwkunst ontluikt en ook andere culturele ontwikkelingen plaatsvinden. De auteur met het duidelijkste profiel is Isidore, bisschop van Hispalis van 600 tot 636. Hij is zijn broer Leander als bisschop van Hispalis opgevolgd en is een vriend en raadgever van koningen. Afgezien van zijn rol in de geschiedenis van de Visigoten, is Sint Isidore onder meer bekend om zijn monastieke regels en zijn theologische verhandelingen. Zijn belangrijkste bijdrage aan de middeleeuwse beschaving is zijn Etymologiae, een encyclopedisch werk dat tracht de wijsheid van de antieke wereld op terreinen als antropologie, kosmologie, architectuur, geschiedenis en agricultuur, samen te vatten. Isidorus Hispalensis, die in 633 de Synode van Toledo voorzit, is in 1598 door paus Clemens VIII (1592-1605) gecanoniseerd en paus Innocentius XIII (1721-1724) heeft hem in 1722 toegevoegd aan de lijst van kerkvaders.

Tegen het einde van de 7e eeuw breekt er een kritieke tijd in de geschiedenis van het Visigotische koninkrijk aan. Een signaal van de toekomstige onlusten is de afzetting van de misleide koning Wamba (672-680), de eerste vorst ooit van wie bekend is dat hij gezalfd is. Hij is een bekwaam bestuurder die heeft getracht de militaire organisatie te hervormen. Als de agitatie aanhoudt, maken zijn opvolgers zondebokken van de joden, die niet assimileren met de rest van de bevolking. De kerkvergadering van Elvira heeft in 305 hun positie al aangetast en de Derde Synode van Toledo heeft hun rechten verder beperkt. Opnieuw wordt bepaald dat joden niet met christenen mogen trouwen. De ouders van kinderen uit een gemengd huwelijk worden verplicht hun kinderen te laten dopen. Joden mogen geen christelijke slaven bezitten en geen openbare functies bekleden, waarbinnen de mogelijkheid om straffen te geven besloten ligt. De joden worden hoe langer hoe meer in een uitzonderingspositie geplaatst. In 680 verordonneert koning Erwig, die Wamba is opgevolgd, dat iedere jood binnen een jaar het christelijke geloof dient aan te nemen, op straffe van verbanning en zij worden bedreigd met slavernij. Geruchten over een geheim bondgenootschap tussen op het Schiereiland wonende joden en de gevreesde moslims in Noord-Afrika steken de kop op, nadat landerijen en slaven van de joden voor een door de koning bepaalde vaste prijs zijn verkocht. Op 9 november 694 beschuldigt koning Egica de joden van verraad. Hun bezittingen worden geconfisqueerd en alle joden worden tot slaven van christenen gemaakt. Hun religie mogen zij niet langer uitoefenen. Joodse kinderen zullen voortaan op zevenjarige leeftijd bij hun ouders worden weggehaald en door speciale leraren worden opgevoed tot christenen. Vele joden weigeren zich te onderwerpen en ontvluchten het Schiereiland.

Na de dood van koning Witiza (700-710) trachten zijn weduwe en zijn familie de troon te reserveren voor een van zijn twee jonge zoontjes, maar de Visigotische edelen kiezen Roderic, hertog van Baetica tot koning en verdrijven de familie van Witiza en zijn aanhangers uit Toledo. Roderic wordt direct na zijn verkiezing geconfronteerd met een opstand van de Basken en in het noordoosten van het land is hij zelfs nooit als koning erkend. Vastbesloten Roderic te verdrijven, schijnt de familie van Witiza de moslims uit Noord-Afrika te hulp te hebben geroepen. Aan het verraad dat de ondergang van het Visigotische koninkrijk inluidt, is de naam verbonden van een zekere graaf Julian. Het verzoek om hulp is voor de moslimgouverneur van Tanger, Tāriq-ibn Ziyad, aanleiding met zijn hoofdmacht de Straat van Gibraltar over te steken. Nadat hij bij Calpe (Gibraltar) is geland, marcheert Roderic naar het zuiden. Zijn leger wordt op 19 juli 711 verslagen bij de Rio Barbate (Rio Guadalete), waarbij de laatste koning van de Visigoten omkomt. Tāriq-ibn Ziyad rukt rechtstreeks op naar Toledo en bijna het gehele Schiereiland geeft zich aan de moslims over.

  1. Marcian is vooral bekend omdat hij in 451 het beroemde Concilie van Chalcedon bijeenroept. Het concilie (bevestigt de orthodoxe Christelijke doctrine dat Christus twee naturen, de goddelijke en de menselijke, heeft en het concilie verwerpt het monofysitisme, volgens welke leer Christus alleen de goddelijke natuur bezit. Deze kwestie zal desondanks nog eeuwen lang de christenheid verdelen.

  1. De in verband met hergebruik afgekrabde perkamentrol (palimpset) waarop de wet geschreven was, is bewaard gebleven. Het palimpsest manuscript wordt bewaard in Parijs.

  1. Volgens « Histoire Universelle des Missions Catholiques » tome « Les Missions des origines au XVIe siècle, Monaco, 1956, heeft een rebel tot deze expeditie opgeroepen, zie pag. 79

  1. De meeste hedendaagse schrijvers zijn van oordeel dat Hermenegild geëxecuteerd is als een rebel, maar paus Gregorius I de Grote(590-604) heeft in zijn Dialogues verklaard dat hij gedood is omdat hij de communie niet uit handen van een ariaanse bisschop heeft willen ontvangen. Zijn verering als heilige is in 1585 bekrachtigd door paus Sixtus V (1585-1590) en voor de hele kerk door paus Urbanus VIII (1623-1644).

2.0. Het kalifaat der Omayyaden

Notes:

1 Marcian is vooral bekend omdat hij in 451 het beroemde Concilie van Chalcedon bijeenroept. Het concilie (bevestigt de orthodoxe Christelijke doctrine dat Christus twee naturen, de goddelijke en de menselijke, heeft en het concilie verwerpt het monofysitisme, volgens welke leer Christus alleen de goddelijke natuur bezit. Deze kwestie zal desondanks nog eeuwen lang de christenheid verdelen.

2 De in verband met hergebruik afgekrabde perkamentrol (palimpset) waarop de wet geschreven was, is bewaard gebleven. Het palimpsest manuscript wordt bewaard in Parijs.

3 Volgens « Histoire Universelle des Missions Catholiques » tome « Les Missions des origines au XVIe siècle, Monaco, 1956, heeft een rebel tot deze expeditie opgeroepen, zie pag. 79

4 De meeste hedendaagse schrijvers zijn van oordeel dat Hermenegild geëxecuteerd is als een rebel, maar paus Gregorius I de Grote(590-604) heeft in zijn Dialogues verklaard dat hij gedood is omdat hij de communie niet uit handen van een ariaanse bisschop heeft willen ontvangen. Zijn verering als heilige is in 1585 bekrachtigd door paus Sixtus V (1585-1590) en voor de hele kerk door paus Urbanus VIII (1623-1644).