Hoofdstuk 1.
Portugal onder koning Manuel I (1495-1521)
1.5 Buitenlandse politiek; de positie van de joden
Geschreven door Arnold van Wickeren
Koning Manuel koestert de hoop heel het Iberisch schiereiland te kunnen verenigen onder het Huis Avis. De kans daarop is niet denkbeeldig. Manuel is namelijk in oktober 1497 in het huwelijk getreden met Isabella van Asturië, de oudste dochter van het Katholieke Koningspaar en, na haar broer Juan, tweede in de lijn van erfopvolging voor de tronen van Aragón en Castilië. In 1497 overlijdt `Don Juan’. Een jaar later sterft Manuels vrouw Isabella, in het kraambed, na een zoon gebaard te hebben. Dit kind, Miguel da Paz, wordt als erfgenaam van de tronen van Portugal, Aragón en Castilië erkend. Miguel sterft echter al in 1500. Hiermee vervliegt Manuels droom op vereniging van Portugal en Spanje. Hij hertrouwt weliswaar in 1500 met Maria, een jongere zuster van Isabella, maar de directe erfgenaam van de tronen van Aragón en Castilië is Juana, de tweede dochter van de Reis Católicos. Nadat Maria in 1517 overleden is, treedt koning Manuel in het huwelijk met Leonor, een nicht van zijn tweede vrouw en de zuster van keizer Karel V.
Manuel tracht zich angstvallig buiten Europese bondgenootschappen en oorlogen te houden. Hij vaart daartoe steeds een neutrale koers. Hij neemt niet deel aan de in 1496 verklaarde oorlog tussen Charles VII van Frankrijk en Isabella van Castilië. In 1511 lokt Frankrijk uit dat een anti-Frans verbond gesloten wordt door Ferdinand van Aragón, keizer Maximiliaan en anderen. Koning Manuel weigert daaraan deel te nemen. In hetzelfde jaar verwerpt de koning een dringend Frans verzoek deel te nemen in een raad, die de bedoeling heeft paus Julius II af te zetten. Een paar jaar later smeedt het Katholieke Koningspaar een alliantie tegen Frankrijk en Schotland. Manuel slaagt er opnieuw in zijn handen vrij te houden om zich geheel aan zijn overzeese expansie te kunnen wijden. Als koning François I in 1515 in Frankrijk aan de macht komt, raakt Europa steeds meer verstrikt in een verwarrende buitenlandse politiek. Zelfs als af en toe Portugese schepen door Franse vrijbuiters aangevallen of geplunderd worden, weigert Manuel toe te treden tot een tegen de Franse koning gerichte alliantie. Hij geeft er de voorkeur aan eigen politieke doeleinden te blijven nastreven en het aan zijn diplomaten over te laten de geschillen met Frankrijk te regelen.
Bij zijn troonsbestijging heeft koning Manuel een probleem geërfd dat zich niet gemakkelijk laat oplossen. Toen de Reis Católicos, nadat zij in 1492 de Moren uit Spanje verdreven hadden, door middel van het Edict van Verdrijving ook de joden noopten het land te verlaten, zijn circa 50.000 joden naar Portugal uitgeweken. Omdat de plotselinge komst van vele duizenden vaak hooggeschoolde en kapitaalkrachtige joden de economische, sociale, religieuze en etnische verhoudingen in Portugal danig verstoort, heeft koning João II hen, tegen betaling van acht cruzados per hoofd, voor slechts acht maanden toegelaten. De meeste joden werden gedwongen na afloop van deze termijn te emigreren. Van degenen die niet zijn vertrokken, is een groot aantal gevangengezet. Koning João II is vervolgens gezwicht voor het aanbod van veel welgestelde joden hem een grote som geld te betalen, om verder ongemoeid gelaten te worden. Daarop heeft João II 600 welgestelde joodse families toegestaan, zich, tegen betaling van 60.000 cruzados per familie, permanent in Portugal te vestigen. Aangenomen moet worden dat de komst van veel Spaans-joodse kooplieden en kapitalisten geleid heeft tot rivaliteit tussen hen en de al soms generaties lang in Portugal woonachtige joodse, Italiaanse, en Castiliaanse kooplieden en bankiers.
Bij zijn troonsbestijging in 1495 laat Manuel de in de gevangenis verblijvende joden vrij, maar, onder druk van zijn vrome vrouw Isabella en haar ouders, besluit hij een jaar later het Castiliaanse voorbeeld te volgen en de joden te verdrijven, temeer daar de vereniging van heel het Iberisch schiereiland in de nabije toekomst waarschijnlijk lijkt. In december 1496 verordonneert Manuel dat alle joden over tien maanden uit het land vertrokken moeten zijn. Hun verdrijving gaat soms met ongelooflijke wreedheid en met het roven van hun bezittingen gepaard. Als veel joden en dan vooral degenen die weinig te verliezen hebben, het land verlaten hebben, lijkt het verstandig de resterende joden te laten blijven. Zij verrichten waardevolle taken in bankwezen, handel, ambachten en wetenschappen en zij worden bovendien ook als belastingbetalers zeer gewaardeerd. De joden treden ook op als kredietverschaffers aan Manuel zelf, aan edelen, aan de lagere landadel en aan iedereen die krediet nodig heeft. De rente die zij verlangen is erg hoog en ofschoon de kerkelijke wetten tegen woeker zeer streng zijn, komt woekerrente in de praktijk toch voor en wordt het, zij het onder protest, aanvaard. Het gewone volk beschouwt woekerrente als een noodzakelijk kwaad.
Koning Manuel wijzigt na drie maanden zijn koers. Bepaald wordt dat alle joodse kinderen onder de 14 jaar het land niet behoeven te verlaten. Zij zullen in Portugese gezinnen worden ondergebracht, om hen een christelijke opvoeding te geven. Kennelijk is deze maatregel een uitnodiging aan de nog aanwezige joden zich tot het katholicisme te bekeren. Dit is althans wat feitelijk gebeurt. Om hun kinderen en bezittingen niet te verliezen, laten veel joden zich dopen, ofschoon sommigen van hen zich uit wanhoop het leven benemen. Soms worden joden onder dwang gedoopt. Op 25 oktober 1497 worden in Lissabon 20.000 bijeengebrachte joden met fysiek geweld gedoopt, nadat beloften en dreigementen bij velen van hen hun uitwerking hebben gemist. Aanvankelijk heeft van degenen die weigerden zich te laten dopen een klein aantal toestemming gekregen zich overzee, vooral op São Tomé, te vestigen. Hoewel er onder de bevolking van Portugal anti-semitische gevoelens leven, leiden de anti-joodse maatregelen tot verschillende protesten. Bekend is het protest van bisschop Coutinho. De gedoopte joden, cristãos novos (nieuwe christenen) genoemd, zullen dertig jaar lang met rust worden gelaten. Er wordt geen toezicht uitgeoefend op hun geloofsbeleving. In 1534 zullen zij te horen krijgen dat zij het land alsnog dienen te verlaten.
Doordat João II en Manuel een tweeslachtige politiek ten opzichte van de joden voeren, creëren zij een enorm sociaal en religieus probleem, waarvan de gevolgen eeuwenlang voelbaar zullen zijn. Ontevredenheid met de cristãos novos steekt al snel de kop op, onder de lagere klassen en de lage geestelijkheid. Dit leidt al in 1504 tot relletjes. In april 1506 wordt, tijdens een pestepidemie, het gepeupel van Lissabon tegen de cristãos novos opgeruid door twee dominicanen en andere oproerkraaiers. Dit leidt tot een progrom, waarbij de eerste dag 500, de tweede dag 1.000 en de derde dag zelfs 2.000 `nieuwe christenen’ worden vermoord. Als koning Manuel, die zich in Setúbal bevindt, dit verneemt, keert hij direct naar Lissabon terug en gelast een volledig onderzoek naar het voorval. Niet alleen de twee dominicanen, maar ook vijftig andere oproerkraaiers, worden ter dood veroordeeld. Bekeerde joden worden niet als echte christenen beschouwd en zijn daarom bij wet aan tal van discriminerende maatregelen onderworpen. Zij mogen bijvoorbeeld geen officiële ambten meer bekleden of met leden van de adel trouwen. Aan de andere kant zullen zij niet tot emigratie gedwongen kunnen worden en het wordt hen zelfs verboden Portugal te verlaten. In 1526 zal Manuels opvolger, koning João III vele cristãos novos toestaan naar de Lage Landen te emigreren. Hun ervaringen met de Portugese handel zal daar goed van pas komen. Huwelijken tussen `oude’ en `nieuwe christenen’ worden openlijk ontmoedigd, zodat er twee gescheiden gemeenschappen blijven bestaan.
Als koning Manuel in 1496 de joden wil doen vertrekken, krijgen ook de moslims bevel het land te verlaten. Deze maatregel heeft een obligaat karakter, omdat hun aantal zeer gering is. Voor zover de Moorse inwoners niet zelf in het verleden naar islamitische landen geëmigreerd zijn, zijn zij bijna volledig in de christelijke bevolking opgegaan. In feite voelt koning Manuel een bijzondere sympathie voor de Moorse inwoners van zijn rijk. Hij heeft velen van hen als muzikanten, dansers en kunstenaars aan zijn hof. Sommige kunsthistorici zijn van mening dat de `manuelino’ bouwstijl meer Moorse elementen bevat, dan dat deze beïnvloed is door de ontdekkingen overzee. Veel in Spanje woonachtige Moren (moiriscos) wijken uit naar Portugal, omdat zij daar beter behandeld worden.