Categorieën
Portugees kolonialisme

Sint Helenabaai. De eerste reis van Vasco da Gama naar Indië

Deel 3 Index

Hoofdstuk 3.

De eerste reis van Vasco da Gama naar Indië

3.4 Sint Helenabaai

Geschreven door Arnold van Wickeren

Na drie maanden de open oceaan bevaren te hebben, waar­bij vele expeditieleden menigmaal gevreesd moeten hebben het avontuur niet te zullen overleven en de kapitein-majoor­ zijn mannen door woord en daad heeft moeten opbeu­ren, wordt in de vroege ochtend van zaterdag 4 november een grote hoe­veelheid algen waarge­nomen. Peilingen wijzen uit dat de zeebodem slechts 110 vadem diep is. Als kort daarna de kust in zicht komt, maakt zich een grote opluch­ting van de zeelieden meester. Álvaro Velho laat weten: `We voeren naar elkaar toe en met ons groot tenue aan brachten we een saluut aan de kapitein-majoor door onze bom­bar­den af te vuren en op onze schepen de vlaggen en wim­pels te hijsen.’ Omdat de kust niet herkend wordt, steken de sche­pen weer in zee en varen langs de kust naar het zuiden. Op 7 novem­ber zeilen zij een brede baai binnen, die An­gra de Santa Helena ge­noemd wordt en die tot op de dag van vandaag Sint Helenabaai heet. Vasco da Gama heeft geen idee waar hij zich precies bevindt. Pero de Alen­quer, die in een sloep eropuit ge­stuurd wordt om peilingen te verrichten en een goede ankerplaats te vinden, schat dat de expeditie zich op 30 léguas van Cabo da Boa Esperança be­vindt.

Na de lange tocht is er veel werk te doen. Van de sche­eps­huiden dient de aan­groei van algen en mosselen, die het zeilvermogen in hoge mate aantast, te worden afgekrabd en de schepen moeten gebreeuwd wor­den. Door de naden met pek dicht te sme­ren, wordt tegen­gegaan dat het zeewa­ter in de ruimen doorsijpelt. Omdat de schepen tijdens hun lange reis over de Oceaan veel gele­den hebben, dienen zij ook gere­pareerd te worden, waarbij de voorraad reserve­hout wordt aangespro­ken.

De zeilen wor­den gerepa­reerd, de provi­and aange­vuld, de in­houd van de waterkrui­ken ververst en de hout­voor­raad voor het kombuis op peil ge­bracht. Intus­sen weten Da Gama’s lood­sen aan land met behulp van het astrolabium te bereke­nen dat zij zich onge­veer honderd mijl ten noorden van Kaap de Goede Hoop, bevin­den. Als men bedenkt dat Pero de Alen­quers schatting van 30 légu­as overeenkomt met 96 mijl, dan is zijn aan­van­kelijke schat­ting, zeker voor ie­mand die slechts één­maal en dan nog ‘s nachts deze kust bezeild heeft, ver­bluffend nauwkeu­rig.

De zee­vaar­ders maken kennis met de inheem­sen. Álvaro Velho vermeldt over de Hotten­tot­ten: `De bewo­ners van dit land zijn tanig van huidskleur. Hun voedsel bestaat uit het vlees van zeehon­den, walvissen en gazellen en uit wortels van planten. Zij gaan gekleed in dierenvellen en dragen een koker over het man­nelijk lid.’ Hij voegt hieraan toe: `Zij zijn gewa­pend met olijfhou­ten stokken, waar­aan een in het vuur verharde hoorn is bevestigd.’ Eén ding doet Velho ver­trouwd aan. `Hun talrij­ke honden gelij­ken op die in Portu­gal en blaffen op eendere wijze.’ Hij vervolgt: `Het klimaat is ge­zond en gema­tigd en levert goede gewas­sen op.’ De Hot­tentotten lijken aanvanke­lijk vriendelijk te zijn. De snuis­terijen, belle­tjes en ringen, die de Portuge­zen hebben meege­bracht, vallen zeer in de smaak. In de daarop volgen­de dagen drijven de zeelie­den ruilhan­del met de Hottentotten in koperen muntjes. Hier­voor krijgen zij schel­pen en een penis­ko­ker terug. Vasco da Gama laat hun monsters zien van onder meer: kaneel, kruid­nage­len, parel­zaad en stof­goud, om erachter te komen of deze zaken rond de Angra de Santa Helena be­kend zijn. Dit blijkt niet het geval te zijn. De Portuge­zen nemen een inheemse man mee aan boord, die honing aan het verzame­len is. Hij is net zo klein van stuk als San­cho Mexia (een van de 18 door Ravenstein vermelde opva­renden). Zij zetten hem een goed maal voor, dat hij zich uitstekend laat smaken. Zij laten hun gast weer gaan, na hem eerst in de kleren te hebben gesto­ken. Toch loopt de ont­moeting met deze primitieve men­sen niet goed af. De Portu­gezen maken een beoorde­lings­fout, die nog voor­dat zij de Kaap hebben bereikt de kapitein-majoor het leven had kunnen kos­ten. Als een van de officieren, Fernão Velloso, op eigen verzoek aan land is gegaan om de Hottentotten naar hun huizen te volgen, om daar een kijkje te nemen, jagen zij hem met veel misbaar naar het strand terug en slinge­ren hem assegaaien met hoornen punten achter­na. Vasco da Gama snelt met enige van zijn mannen zijn officier te hulp en wordt in het daarop volgende gevecht aan een been ge­wond. De Portugezen zijn stomver­baasd, zegt het `Dag­boek’, want `Wij meenden dat deze mensen weinig pit hebben en zeker niet tot geweld in staat zijn.’ Dit is één van de vele beoordelingsfou­ten, die de Portu­ge­zen maken bij hun ontmoetingen met men­sen wier cultuur en omgangsvormen hen vreemd zijn en die hun expeditie nog menigmaal in gevaar zal brengen. De verwon­ding van Vasco da Gama blijkt oppervlakkig te zijn en op de morgen van 16 november varen de schepen de Sint Helena­baai uit.

3.5 Mosselbaai.