Categorieën
Portugees kolonialisme

Vorderingen in Calicut Het verblijf in Calicut; de terugreis

Deel 3 Index

Hoofdstuk 4.

Het verblijf in Calicut; de terugreis

4.1. Vorderingen in Calicut

Geschreven door Arnold van Wickeren

De schepen gaan op anderhalve légua uit de kust voor anker bij de plaats Capocate. Vasco da Gama en de zijnen hebben na een zeer gedurfde tocht van bijna een jaar de kust van Voor-Indië bereikt; een land waarvan zij nauwelijks enige voorstelling hebben. Gaspar Correia vermeldt in zijn Lendas da India een aantal bijzonderhe­den over de omstandigheden aan de kust van Malabar. Hij deelt mee dat in de belangrijke havenstad Calicut de handel, sedert eeuwen, in handen is van vreemde en in Indië geboren Moren. Arabi­sche handela­ren komen elk jaar met grote han­delsvloten, geladen met waardevol­le goederen uit Cairo en Mekka naar Malabar en ruilen daar hun handels­waar tegen peper, spece­rijen en andere waardevolle zaken, die zij naar het Mid­den-Oosten vervoeren en die van daaruit Europa be­reiken. De Ara­bieren hebben overigens nooit getracht gebied aan de Malabarkust te veroveren. De islam heeft grote aantrek­kingskracht op de onder­ste kaste van de Indi­sche samenle­ving, waaruit de Arabi­sche kooplie­den hun personeel rekru­teren. Deze `on­aanraak­baren’ kun­nen straffeloos worden gedood door nairs, een hoge kaste van krijgers. Als een nair na­dert, dienen de `on­aanraakbaren’ zich aan diens blik te onttrek­ken, door zich zo ver moge­lijk in het bos of het kreupelhout naast de weg terug te trekken. Het is hun niet toegestaan zich te mengen onder de rest van de bevol­king en zij mogen zich zelfs niet verdedigen als zij worden aange­val­len. Door moslim te worden, onttrekken deze men­sen zich aan de Indische kas­ten­maatschappij en zij stijgen daarmee op de maatschappe­lijke ladder.

Zij treden voor de Arabi­sche kooplieden op als transporteurs van han­delsgoe­de­ren en kunnen zich daarbij als moslim overal verto­nen. In de kustste­den van Malabar vormen mos­lims een min­der­heid temid­den van de Hin­does. De Ara­bieren zijn wel grote expor­teurs, maar zij heb­ben nauwe­lijks invloed op de voort­bren­ging van hetgeen zij exporteren. Zij betrek­ken hun waren niet recht­streeks van de producen­ten, maar van niet-islamiti­sche tussenpersonen, die zij kafirs (ongelovigen) noemen. De Arabieren bezit­ten, ondanks hun rijkdom, geen politieke macht, maar zij hebben wel degelijk invloed op de Hindoe-vorsten, zo ook op de koning (zamo­rin) van Cali­cut, en zij worden door de Hin­doe-bevol­king zeer gerespec­teerd. De Arabieren hebben, als enige afnemers van de voortbrengse­len van Malabar, grote invloed op de prijzen daarvan. Hun handel is zeer lucratief en zij zitten bepaald niet op concurren­ten te wachten.

Voordat het konvooi in Capocate voor anker is gegaan, heeft Vasco da Gama, om mogelij­ke inbe­slagneming van de sche­pen te voorkomen, met zijn kapiteins afgesproken dat zij hun aan­komst in de haven zullen verklaren met het vol­gende ver­haal. Zij zijn met hun drie schepen afgedwaald van een vloot van vijftig schepen en ze zijn slechts op zoek naar de andere schepen. Zodra de schepen ankeren, ver­schijnt er een grote menigte nieuwsgierigen aan de kust. Tijdens de drie dagen dat de drie schepen in Capocate voor anker liggen en wachten op een boodschap van de koning­ komen verschil­lende boten langszij om de beman­ning vis, gevogelte en fruit te verko­pen. Davané en de Arabische loodsen uit Malindi betalen op bevel van de kapitein-majoor de gevraag­de prijzen, zonder daarop af te din­gen. Da Gama wil niet dat er direct al ruzie ontstaat tussen zijn mannen en de aanbie­ders over de prijs van de aangeboden levensmidde­len. In de Oriënt, waar overvragen en afdin­gen tot de sociale ge­brui­ken behoren, wekt het betalen van de gevraag­de prijs echter verba­zing en achterdocht. De aan­komst van de Portuge­zen en vooral hun zonderlinge gedrag baart veel opzien in de stad en bereikt ook de zamo­rin. Hij zendt een nair naar het konvooi om poolshoogte te nemen. Deze vraagt Vasco da Gama, zonder aan boord te komen, zijn heer te laten weten wat hij in Calicut komt doen. Vasco da Gama zendt Davané, die hem ontraden heeft zelf aan land te gaan, zolang hij geen gijzelaars aan boord heeft om zijn veilige terugkeer te garanderen, met de nair mee terug naar de koning. Davané vertelt de vorst het verhaal­ van de verlo­ren vloot, die zou hebben bestaan uit vijftig schepen. Niet erg handig voegt hij daaraan toe dat deze immen­se vloot op zoek is naar spece­rijen, in ruil voor goud en zilver. De koning van Portugal, over wiens macht en rijkdom Davané hoog opgeeft, zou met de vorst van het land waar specerij­en te koop zijn een vriendschapsverdrag willen sluiten. Davané vindt het ook nodig te vertellen dat Vasco da Gama vriend­schap heeft gesloten met de koning van Malindi en hem rijke geschenken heeft gegeven. Deze mede­deling moet, gelet op de buitenge­wone rijkdom van de zamorin en de scha­mel­heid van de geschenken waarover Da Gama beschikt, als een grote onhandigheid worden aange­merkt. Correia ver­meldt: `Toen de koning deze bood­schap vernomen had, was hij zeer verbaasd en nadat hij met zijn eigen mensen had ge­sproken, zei hij dat hij al vanaf dat de Portugezen waren gearriveerd wenste te weten welke handelsgoederen zij willen kopen en welke goederen zij zelf hebben meege­bracht.’ Hierop vraagt de schatkistbewaarder, tevens hoofd­factor en in die hoeda­nigheid belast met het toezicht op de zee­handel, aan Davané hoe het is om als Moor onder chris­tenen te verkeren. Daarop vertelt Da­vané hoe hij bij de Portuge­zen aan boord is geko­men, dat hij zeer goed behan­deld en be­taald wordt, dat hij in Malindi beloond is met een gouden ketting en voor zijn trouw gepre­zen is in het bijzijn van de koning. De zamo­rin antwoordt dat hij begaan is met het ongeluk dat Vasco da Gama heeft getroffen en hij voegt daaraan toe, dat hij ver­heugd is dat zijn sche­pen naar Calicut zijn gekomen, waar de Portu­gezen mogen kopen wat en zoveel als zij willen. Hij laat Da­vané vertrekken met een welkomst­geschenk voor de kapi­tein-majoor, bestaande uit vijgen, kip en kokosno­ten. Als Davané terug­keert van zijn missie, zijn Vasco da Gama en zijn broer Paulo dolge­lukkig. Zij zenden de vorst een bood­schap, waarin zij hem danken, maar hem laten weten dat zij eerst, namens hun koning, een vriend­schapsverdrag met hem willen sluiten, omdat hun koning slechts met vrienden zaken doet.

4.2 De Portugese factorij in Pandarane.