Hoofdstuk 6
Malabar in de jaren 1513-1514
6.3 Problemen bij de kolonisatie; betrekkingen met Perzië
Geschreven door Arnold van Wickeren
Uit de brieven die Albuquerque in december 1513 aan koning Manuel schrijft, blijkt dat hij zich onvoldoende door hem gesteund weet. Hij heeft het over de valse berichten die sommige officieren in Indië aan de koning sturen. Hierin klagen zij over zijn bestuur. Manuel toont zich niet ongevoelig voor de kritiek van zijn vijan-den aan het hof en in Indië. Naar aanleiding van een brief van António Real schort de koning de uitvoering van de kolonisatiepolitiek voor enige tijd op. Er zijn al zoveel brieven over deze zaak ontvangen, dat de adviseurs van Manuel het onderling niet eens zijn over de te volgen politiek. De schorsing is een grote slag voor Albuquerque, die bovendien door zijn vijanden wordt uitgebuit. Op 31 december 1513 schrijft hij Manuel: `Uwe Hoogheids bevel de trouwerijen thans op te schorten, niet slechts in Goa, maar ook in Cochin en Cannanore. Deze zijn al een jaar opgeschort, wegens gebrek aan fondsen…’ Een jaar later, op 4 november 1514, zal Albuquerque de koning weer over deze zaak schrijven. Hij is er dan meer dan ooit van overtuigd dat koning Manuel beïnvloed is door António Real en anderen. Hij schrijft dit ook, onthult de geheime beweegredenen om zijn vertrouwen zozeer te beschamen en legt uit dat hij altijd met grote zorg vrouwen heeft uitgekozen die met zijn mannen in het huwelijk zijn getreden. Hij heeft niet toegestaan dat zij met donkere of losbandige vrouwen uit Malabar zouden trouwen. Integendeel, hij heeft slechts `islamitische en brahmaanse vrouwen uitgezocht, die alle twee bekend staan om hun kuisheid en eerlijkheid’. Hiermee gaat Albuquerque in op de belangrijkste klacht van António Real. Real is van mening, dat Albuquerque zelf een leven leidt `slechter dan Mohammed zelf’ en dat de mannen en vrouwen die tot nu toe in het huwelijk zijn getreden van `de slechte soort’ zijn. Albuquerque onttrekt zich niet aan zijn verantwoordelijkheid. Hij houdt vol dat het kolonisatieplan in hoge mate tegemoet komt aan de voorstellingen van vele mannen, die bereid zijn zich in Indië te vestigen en daar te trouwen, zelfs zonder de bruidsschat en de hulp van de koning. Hij vat de toestand als volgt samen: `De reeds gehuwde mannen hebben daaraan in hoge mate goed gedaan, omdat het volk van Indië ziet dat zij van hun land houden, sinds zij daarop bomen hebben geplant, huizen hebben gebouwd, getrouwd zijn en kinderen hebben gekregen…..’ Bomen, huizen, huwelijken en kinderen: dit is inderdaad de beste garantie voor een blijvende, menselijke en betrouwbare kolonisatiepolitiek. De Portugezen besluiten hiermee in Indië door te gaan, zelfs tegen de adviezen van ‘s konings raadgevers in. Bij Albuquerques bevolkingspolitiek dient te worden aangetekend dat hij moeite heeft met de grote toestroom van Portugese en Castiliaanse joden. Hij vraagt koning Manuel zelfs toestemming hen te doden als zij zijn pad kruisen.
Terwijl de capitão-geral in december 1513 in Cannanore is, laat Fernão Martins Evangelo hem vanuit Diu weten dat daar een vaartuig is gearriveerd met een boodschapper van de Kadi van Caïro. Hij had geschenken bij zich voor de sultan van Cambay, voor de Adil Khan en voor al hun gouverneurs. Hen wordt gevraagd voortdurend oorlog te voeren tegen de christenen in Indië. Voorts wordt vernomen dat de sjeik van Aden alles in het werk stelt om de stad te versterken tegen een eventuele nieuwe aanval van de christenen. Tenslotte verneemt Albuquerque dat Coja Atar, de gouverneur van Ormoez is overleden. Hij schijnt voor zijn dood bij zijn koning ervoor gepleit te hebben de suzereiniteit van sjah Isma’il Al-Safawi van Perzië te aanvaarden en tegemoet te komen aan diens wens de Portugezen op Ormoez een fort te doen bouwen. Eind 1513 tracht sjah Isma’il de relaties met zijn buurlanden te verstevigen en hun vorsten ertoe te bewegen de sjiitische versie van de islam te aanvaarden. Daartoe zendt hij zijn ambassadeurs naar de sultan van Cambay, naar de koning van Ormoez en naar de Adil Khan. Als deze laatste gezant in Dabul arriveert, reist hij door naar Cannanore, om ook zijn opwachting bij Albuquerque te maken en om hem een vrijgeleide te vragen naar Ormoez. Hij vraagt hem bovendien of hij hem een Portugese ambassadeur naar het hof van sjah Isma’il wil meege-ven. De gouverneur-generaal toont de Perzische ambassadeur de Portugese forten in Calicut en Cochin, bedenkt hem met ge-schenken, waaronder een goed gelijkend portret van hemzelf, dat hij speciaal voor dit doel heeft laten schilderen, en geeft hem Miguel Ferreira mee als ambassadeur. De twee gezanten reizen over Dabul, waar zich een gezant van de Adil Khan naar het Perzische hof bij hen voegt. Vandaar zeilen zij naar Ormoez, waar zij met veel eerbetoon worden ontvangen. In Tabriz aange-komen bewijst sjah Isma’il, die grote waarde hecht aan vriend-schap met Albuquerque, Miguel Ferreira zoveel eer, dat dit de jaloezie opwekt van de gezant van de Adil Khan. Sjah Isma’il toont veel belangstelling voor het koninkrijk Portugal en voor zijn machtige vloot in de Indische Oceaan, die de handelsvaart belet van alle schepen die niet over een cartaz beschikken. De sjah toont zich er voorstander van dat Perzië en de Portugese vloot in een gezamenlijke inspanning de `Grote Sultan’ van Egypte en het `Huis van Mecca’ vernietigen. De sjah laat Miguel Ferreira op zijn terugreis vergezellen door een Perzische gezant, die kostbare geschenken: prachtig opgetuigde paarden; zijden, met brokaat versierde, gewaden; met goud ingelegde wapens en een reeks andere kostbaarheden, met zich voert. Miguel Ferreira wordt op zijn terugweg naar Perzië op Ormoez door de koning en door gouverneur Reys Nordim (Raïs Nur ed-Din) met veel eerbetoon ontvangen. Hij is nog steeds op Ormoez als Albuquerque daar in maart 1515 zelf arriveert. Albuquerque houdt de Perzische paarden zelf, maar verdeelt de overige geschenken over zijn kapiteins. Als hij echter ziet hoe vorstelijk de meeste weggegeven geschenken zijn, koopt hij ze uit zijn eigen middelen terug, om ze door Dom Garcia aan koning Manuel te laten aanbieden.