Categorieën
Portugees kolonialisme

De betrekkingen met de buurstaten

Deel 5 Index

Hoofdstuk 6

Malabar in de jaren 1513-1514

6.5 De betrekkingen met de buurstaten

Geschreven door Arnold van Wickeren

Albuquerque ontvangt berichten uit Cambay dat Melique Az, van Diu, zich blijft verzetten tegen de bouw van een Portugees fort al­daar. Hij heeft daarop evenwel zijn zinnen gezet, omdat vanuit Diu de handel van Cambay met de Rode Zee beheerst kan wor­den. Hij heeft koning Manuel al in kennis gesteld van zijn plan in Diu een vesting te bouwen en hij heeft de vorst ook laten weten in de havensteden Danda en Chaul forten te willen bezitten. De Turken zijn via deze havens in de Deccan gepenetreerd en heb­ben in Danda een sterk fort. Voorlopig gaat het echter alleen om Diu. Albuquerque wil zijn doel bereiken door rechtstreekse onder­handelingen met sultan Mahmoed Begarha, aan wie Melique Az te gehoorzamen heeft. Daartoe zendt hij Diogo Fernandes de Béja en Diogo Teixeira als onderhandelaars naar de sultan. Zij hebben een schat aan geschenken bij zich: 20 van harnassen voorziene paarden, een gouden ketting ingelegd met emaille, een degen met een gouden greep, tien stukken zwart fluweel, groen brokaat uit Perzië en China, een vergulde waskom, zilve­ren vaatwerk en nog vele andere kostbaarheden. Om het gezant­schap extra luister bij te zetten, wordt het begeleid door een groot aantal inheemse voetknechten. Zodra de gezanten vertrokken zijn, zenden zij Pero Queimado, vergezeld van de Hindoetolk Ganapatu, naar Cambay, om voor het gezantschap met al zijn kostbaarheden een vrijgeleide van de sultan te verkrijgen.

De gezanten arriveren op 15 maart 1514 met enige vertraging in de haven van Surat. Pero Queimado blijkt daar nog niet te zijn teruggekeerd; daarom vragen de gezanten Destur Khan, de gou­verneur van Surat, toestemming hun geschenken uit te laden. Destur Khan, die reeds instructies heeft gekregen het gezant­schap goed te ontvangen, verwelkomt hen hartelijk. Hij blijkt ook al ervoor gezorgd te hebben dat zij op hun reis naar het binnen­land hun paarden kunnen verwisselen. Bovendien stelt hij de ge­zanten bagagewagens ter beschikking. Diogo Fernandes de Béja en Diogo Teixeira, die direct na hun ontscheping een bezoek aan Destur Khan hebben gebracht, zijn door hem ieder bedacht met een cabaya (zijden gewaad). Als zij op 28 maart verder reizen, wordt het gezantschap begeleid door Meacamadim, een kapitein van de koning die 30 boogschutters aanvoert. Op 4 april ontmoe­ten de twee gezanten in Champaner de al eerder genoemde invloedrijke figuur Milecopi, die hun adviseert op welke wijze zij sultan Mahmoed Begarha kunnen overhalen zijn toestemming te geven voor de bouw van een fort in Diu, hetgeen Melique Az de vorst ten sterkste ontraadt. Om te voorkomen dat de Portugezen Diu met geweld veroveren, heeft de sultan de stad zwaar laten fortificeren. Begeleid door een escorte van Milecopi, arriveren de gezanten in Ahmadabad, waar Mahmoed Begarha verblijft. Zij overhandigen de sultan de geschenken en Albuquerques brief, waarin deze aanbiedt de Portugese vloot zonodig ter beschikking van de vorst te zullen stellen. Zij vragen de sultan verlof in Diu een fort te bouwen. De volgende dag biedt Sodama Khan, de algozil van de sultan, Bakhar als vestigingsplaats van een fort aan. Diogo Fernandes slaat het aanbod af, zeggende dat de op­brengsten van een fort met douanehuis in Diu veel hoger zijn dan in Bakhar. Daar de sultan deelt in de opbrengst van de accijnzen, doet hij er wijs aan de Portugezen tot Diu toe te laten. Sodama Khan bespreekt het verzoek opnieuw met de sultan. Na drie dagen keert hij terug en zegt dat de Portugezen kunnen kiezen uit Broach, Surat, Mahim, Domus en Bakhar. Diogo Fernandes antwoordt dat hij niet bevoegd is een andere plaats dan Diu te accepteren. Een tweede audiëntie bij de vorst biedt ook geen uitkomst, omdat de sultan bang is dat de Portugezen vanuit Diu zijn handel met het Midden-Oosten zullen ruïneren. De gezanten keren onverrichter zake, met een brief en een escorte van de sul­tan, terug naar Surat, dat zij op 8 mei bereiken en waar zij de zuidwestmoesson afwachten. Op 15 september overhandigen zij Albuquerque de boodschap van Mahmoed Begarha.

In 1514 arriveert in Goa Retelim Chetim, de gouverneur van Barcelor en omgeving, als ambassadeur van de malabar. Op het gerucht van zijn nadering zendt Albuquerque de capitão van Goa, Pero Mascarenhas, met een escorte naar de gezant van de malabar, om hem naar Goa te begeleiden. De gezant wordt voor­afgegaan door Hindoes van groot aanzien. Zij zijn, onder balda­kijnen van zijde, gezeten op vier olifanten. Ieder van hen heeft een vergulde waskom, gevuld met parels, juwelen en kostbare stenen en andere kostbare geschenken voor Albuquerque bij zich. Deze ontvangt de gezant in de grote zaal van het paleis van de Adil Khan, die rijkelijk versierd is met krijgstrofeeën. Bij de ontvangst zit Albuquerque op een troon bedekt met karmozijn rood fluweel, waarboven zich een baldakijn bevindt. Hij wordt omringd door de fidalgos en andere personen van aanzien in Goa, alsmede door al zijn kapiteins. Na zijn geloofsbrieven te hebben aangeboden, overhandigt Retelim Chetim Albuquerque een brief van zijn vorst. De malabar verzoekt de Portugezen met hem ten strijde te trekken tegen de Adil Khan. De vorst roert ook de import van Arabische en Perzische paarden aan. De gou­verneur-generaal antwoordt dat hij de malabar militair wil steu­nen, op voorwaarde dat deze de soldij van de Portugese solda­ten tijdens de veldtocht betaalt. Albuquerque vraagt voor de doorvoer van paarden, die in Goa, Baticale of Barcelor arriveren, een jaarlijks bedrag van 30.000 cruzados.

Zodra de Adil Khan verneemt dat Krishna Deva Raya van Vijayanagar en de Portugezen een tegen hem gericht verbond zijn aangegaan, zendt hij een ambassadeur naar Goa, om te pleiten voor het behoud van de vrede en de import van paarden. Hij beklaagt zich erover dat de Portugezen, in strijd met het gesloten vriendschapsverdrag, Moorse schepen die de haven van Dabul aandoen, blijven plunderen. Met dit laatste heeft de Idalção gelijk. Duarte de Sousa kruist met een galei voor de haven van Dabul en plundert zelfs Moorse schepen die over een cartaz beschikken. Het Portugese optreden tegen Dabul is inge-geven door ergernis over het optreden van de Idalção. Deze tracht eenvoudige Portugese soldaten en matrozen, die in zijn handen vallen, tot desertie te bewegen. Als zij overlopen, worden zij met eerbewijzen overladen en gaan een aanzienlijk gemakke­lijker leven tegemoet dan zij hadden. Terwijl de ambassadeur van de Idalção in Goa verblijft, wacht Albuquerque op bericht uit Narsinga. Als dit uitblijft, laat hij de gezant van de Idalção op diens terugreis vergezellen door João Gonçalves de Castelo Branco. Hij moet de volgende boodschap overbrengen: de be­manning van de galei die voor Dabul kruist, bestaat uit muiters, die voor eigen rekening plunderen. Als zij worden aangepakt, zul­len zij naar de Idalção vluchten en daar een goed onthaal vinden, zoals de ervaring heeft geleerd. Voorts laat Albuquerque weten bereid te zijn paarden die in Goa arriveren aan de Idalção te verkopen als deze het vasteland rond Goa tot aan de heuvels van de Ghats overdraagt, dit om de militaire positie van Goa te versterken. De boodschap leidt ertoe dat de Idalção de in Bijapur verblijvende Portugese deserteurs laat arresteren en overdraagt aan de capitão in Goa. Afhankelijk van de omstandigheden waar­onder desertie heeft plaatsgevonden, worden de deserteurs opgehangen danwel begenadigd.

6.6 Bezetting van Ormoez; bondgenootschap met Perzië.