Categorieën
Portugees kolonialisme

De betrekkingen met het koninkrijk Benin

Deel 6 Index

Hoofdstuk 3

De betrekkingen met Noordwest-Afrika

3.5 De betrekkingen met het koninkrijk Benin

Geschreven door Arnold van Wickeren

De Portugezen hebben al in de jaren zeventig van de 15e eeuw betrekkingen aangeknoopt met het koninkrijk Benin, de belang-rijkste kuststaat aan de Golf van Guinée. Een expeditie, onder leiding van João Afonso de Aveiro, heeft in die tijd het land bezocht. De expeditie heeft een bezoek gebracht aan Benin-stad en de Portugezen zijn onder de indruk gekomen van de omvang van de stad en van haar propere straten en huizen. Zij roemen ook het imposante koninklijke paleis met zijn grote bronzen platen en figuren. Het bezoek aan de oba (koning) van dit goed georganiseerde rijk is zo’n succes geweest, dat de vorst zich heeft laten dopen. In 1484 brengt João Afonso opnieuw een bezoek aan de oba. De vorst geeft hem een ambassadeur naar de koning van Portugal mee. Deze moet koning João II verzoe-ken missionarissen naar Benin te zenden, om daar het christen-dom te prediken. De oba vraagt João Afonso de ambassadeur tijdens de reis onder zijn hoede te nemen en hem na aankomst in Lissabon bij de koning te introduceren. João Afonso honoreert deze verzoeken. De gezant brengt João II op de hoogte van het bestaan van een machtig Afrikaans vorst, Ogane genaamd. Zijn hof bevindt zich diep in het binnenland van Afrika, 350 léguas ten oosten van Benin. Aan het hof van Ogane, dat na een reis van 20 maanden vanuit Benin bereikt kan worden, zou het kruis een belangrijk symbool zijn. João II is verrukt dit alles te horen, omdat hij ervan overtuigd is dat Ogane dezelfde persoon moet zijn als de legendarische priester-vorst Johannes (Preste Joam), naar wie de Portugezen al decennia lang op zoek zijn. (zie deel II, paragraaf 3.7). Maar Ogane is niet Preste Joam, hij is een heer-ser die geïdentificeerd is als de Oni van Ife, een machtig Yoruba-vorst in het Benin van de 15e eeuw. De Oni van Ife bezit tot op de dag van vandaan een zekere geestelijke autoriteit. Wanneer João Afonso in 1486 de ambassadeur naar zijn land terugbrengt, heeft deze een boodschap voor de oba van koning João II bij zich en wordt hij vergezeld door een aantal missionarissen. João Afonso de Aveiro ontvangt toestemming een factorij te stichten in Gwato, een stad van 2.000 haardsteden, gelegen aan Rio Formoso, op enkele mijlen van de monding. Afgezien van slaven en ivoor, ontvangt de feitor in Gwato vooral peper. Hij betaalt deze drie soorten waren met manilhas, messing en koper. Een anonieme loods uit São Tomé noemt de peper uit Benin pepe dalla coda en hij zegt daarvan dat de smaak è tanta fortezza del pepe comune. Deze `lange’ of `rode’ peper bestaat uit de onrijpe bloemaren van de Chavica roxburghii en wordt hoger geschat dan die van malagueta van de Peper- of Graankust (40 leguas kust van het bos van Mata de Santa Maria tot Cabo das Palmas) en de uit Indië afkomstige peper. Al spoedig blijkt dat pepe dalla coda, of pimenta de rabo zeer goed in Antwerpen afgezet kan worden (gemiddeld 110 quintas per jaar). De peper wordt geruild tegen geel- en roodkoperen manilhas. Dat de peperhandel in Gwato van groot belang is blijkt daaruit dat in over een periode van 20,5 maanden 4.600 liter peper ontvangen wordt. De Portugezen exporteren uit Benin – zoals eerder vermeld – naar de Minakust ook coris de rios, blauwe stenen met rode aderen, die door inwoners van Edina aan de Minakust tot kralen verwerkt worden. Al voor de komst van de Portugezen exporteerde Benin geringe hoeveelheden kleding naar de Minakust. Deze handel wordt na hun komst door hen overgenomen. Benin is ook een belangrijke leverancier van slaven. Vanaf 1482 tot ongeveer 1515 zenden de verschillende gouverneurs van São Jorge da Mina karvelen naar Benin en naar de delta van de Niger, om er slaven te halen. Deze rol wordt overgenomen door handelaren van São Tomé en Principe, die zich gaan toeleggen op de handel in slaven. Zij maken van hun eilanden slavenentrepots, vanwaar-uit ook slaven aan de factor van São Jorga da Mina worden aangeboden. De handelspost in Gwato is niet voortdurend in gebruik. Er is sprake van sluiting nog onder het bewind van João II, dus voor 1495, in 1507 en tenslotte in 1520. Als redenen voor (tijdelijke) sluiting worden aangevoerd: het zeer ongezonde klimaat en de tegenvallende omvang van de handel. Sluiting van de factorij betekent echter geenszins het einde van de handel.

De in 1486 gearriveerde missionarissen richten missieposten op in Benin-stad, stroomopwaarts van Gwato aan de Rio Formoso, en in Warri, dicht bij de delta van de Niger. In het Itsekeri koninkrijk van Warri slagen zij erin een christelijke traditie te vestigen. Deze houdt stand tot in de 19e eeuw.

In 1514 zendt de koning van Benin opnieuw een ambassadeur naar Lissabon. Hij dient te vragen om meer missionarissen en hij moet klagen over de hebzuchtige activiteiten van de slavenhan-delaren van São Tomé aan de kust van Benin. De missiona-rissen worden prompt gezonden, omdat de Portugezen daarin een middel zien om invloed op de oba te verwerven, maar effectief optreden tegen de handelaren van São Tomé blijft uit. Eerst in 1522 zal Manuels opvolger João III van São Tomé een kroondomein maken, om meer grip op het doen en laten van de bewoners van dat eiland te krijgen.

Hoge sterfte onder de in Benin verblijvende Portugezen; het verbod van de Portugese kroon op particuliere peperhandel, die concurreert met het koninklijke monopolie op peper uit Indië, en het verbod van Benin (in 1516) op de export van mannelijke slaven, die Benin nodig heeft als krijgers, zijn drie factoren die een duurzame handelsrelatie tussen Portugal en Benin in de weg staan. Het is bovendien opmerkelijk dat de oba zich onverschillig toont voor de door de Portugezen aangeboden goederen. Zijn rijk is reeds georiënteerd op het dynamische Afrikaanse handelsnet-werk dat reikt naar de Yoruba- en Igbo-buren in het westen en naar het Centraalsoedanese netwerk in het noorden. Slechts de import van vuurwapens zou de oba van de waarde van een bondgenootschap hebben kunnen overtuigen. De Portugezen weigeren echter principieel vuurwapenen te leveren aan inheem-se volkeren, die zij als potentiële vijanden beschouwen en heffen hun factorij in Gwato in 1520 definitief op.

4.1 De eerste contacten met Congo.