Categorieën
Portugees kolonialisme

Congo onder Afonso. De betrekkingen met Congo en Angola

Deel 6 Index

Hoofdstuk 4

De betrekkingen met Congo en Angola

4.4 Congo onder Afonso

Geschreven door Arnold van Wickeren

Simão da Silva licht de Congolese koning in over alle aspecten van het Portugese leven: uit hoeveel edelen de hofhouding van de Portugese koning bestaat; hoe de Portugese koning leeft en op welke wijze zijn tafel is gedekt, enzovoort. Zodoende wordt Afonso I aangemoedigd langzamerhand de Portugese levenswij-ze over te nemen. Er ontstaat een hartelijke briefwisseling tussen Afonso en Manuel. Afonso ziet potentiële voordelen in het nieuwe bondgenootschap. Vooraanstaande Congolezen krijgen toegang tot Europese goederen, technologie en literatuur. Afonso vraagt niet alleen zoveel mogelijk missionarissen en onderwijzers, maar ook artsen, chirurgen en meer bekwame ambachtslieden naar zijn land te zenden. Op Portugese kooplieden heeft hij het minder begrepen, omdat deze niet het goede voorbeeld geven. Het bondgenootschap is niet alleen van belang voor Congo, maar ook voor Portugal. Niet alleen is er sprake van potentiële grote economische voordelen, maar de meest langdurige poging tot acculturatie met een Afrikaanse gemeenschap ligt in het ver-schiet. De samenwerking tussen Portugal en Congo vertoont zeer moderne trekken. Congo wordt door Portugal beschouwd en ziet zichzelf ook als een developing nation. Vanaf 1508 zeilen er geregeld karvelen naar Congo. Zij brengen er blanke adviseurs, priesters, ambachtslieden, drukkers, missionarissen, leraren en kolonisten, die zich zullen vestigen in M’banza-Congo of in de omringende provincies. Portugal kan als klein land echter niet aan de vraag naar hulp van Afonso voldoen. Bovendien sterven veel Europeanen onderweg naar Congo of kort na aankomst aan malaria en andere tropische ziekten, waartegen zij niet bestand zijn. Ook Simão da Silva overlijdt niet lang nadat hij in Congo is gearriveerd. Het aantal Portugezen dat in het eerste kwart van de 16e eeuw in Congo verblijft is volgens Duffy dan ook nooit meer dan 200 geweest.

Evenals dit in developing nations in de 20e eeuw het geval is, wordt er in Congo veel nadruk gelegt op het onderwijs, terwijl een elite in Europa wordt opgeleid. Alle heil voor de ontwikkeling van Congo wordt verwacht van het overnemen van westerse waar-den en methoden. Een van de redenen waarom de samenwer-king tussen Portugal en Congo uiteindelijk geen blijvende resulta-ten zal opleveren is de ook in de 20e eeuw bij westerlingen heersende mening dat de westerse denkbeelden en instituties de best denkbare zijn, die daarom zonder aanpassingen in Afrika toegepast zouden kunnen worden. Zoals bekend doet zich In de laatste dagen van het Europese imperialisme het verschijnsel voor dat de in Oxbridge of aan de Sorbonne opgeleide Afrikanen bij hun terugkeer in hun vaderland de verschillen tussen henzelf en hun minder ontwikkelde landgenoten niet weten te overbrug-gen. Koning Afonso verkeert in dezelfde schizofrene positie. Voor de overgrote meerderheid van zijn onderdanen is hij nog steeds Mbemba a Nzinga; voor zijn Portugese leermeesters is hij echter Dom Afonso I, de `broeder’ van koning Manuel.

Wellicht de grootste verdienste van Afonso is de bevordering van het onderwijs. In 1509 bouwt hij zijn eerste school voor 400 leerlingen. Vigário Rui de Aguiar, die koning Manuel in 1516 een rapport zendt over de situatie in Congo, schrijft de vorst dat duizend zonen van Congolese edelen niet alleen leren lezen en schrijven, maar ook onderricht ontvangen in grammatica, gods dienst en andere vakken. Hij memoreert zelfs een school voor meisjes, die geleid wordt door een zuster van Afonso; een zeer verrassende noviteit in Afrika. De Mani-Congo vraagt koning Manuel niet alleen hem meer leraren te zenden, maar vanaf het begin van zijn regering zendt hij ook jonge Congolezen naar Portugal om te worden opgevoed aan het Colégio de Santo Elói in Lissabon. Deze jongeren zijn, behalve Afonso’s eigen zonen, zoons van de nieuwe Congolese aristocratie. In 1512 vertrekken 19 jongelui naar Lissabon en in 1516 ongeveer hetzelfde aantal. Van deze laatste groep is bekend dat tien van hen onderweg naar Portugal in slavernij geraken. Hoe het hen en de anderen die wel een opleiding in Lissabon ontvangen, is vergaan, is niets bekend. Het enige dat we weten is dat Afonso I pas na 23 jaar bij Manuels opvolger João III zal informeren naar het lot van de groep die in 1516 naar Portugal is vertrokken. Twee Congolese studenten doen het erg goed. Eén wordt professor en later leider van een college in Lissabon. De ander is Afonso’s zoon Dom Henrique, die het tot bisschop zal brengen.

Afonso I is een groot bouwer van kerken in de hoofdstad M’banza-Congo en daar buiten, waarbij de Portugezen hem van advies dienen. Nieuwe kerk-gebouwen verrijzen in de zich uitbreidende hoofdstad, die aan het begin van de 16e eeuw nog bestaat uit een verzameling hutten, maar die in de 16e eeuw uitgroeit tot een prachtige stad van 10.000 inwoners met brede, door palmen omzoomde lanen, schitterende stenen gebouwen. De kerk van Santa Cruz, die het in verval geraakte, onder de regering van Mani-Congo João I gebouwde, kerkgebouw vervangt, verrijst al voor 1517. Daarna wordt de grootste kerk van de hoofdstad, gewijd aan de São Salvador, gebouwd. In 1526 wordt aan deze kerken een derde kerk toegevoegd, die wordt toegewijd aan Nossa Senhora das Vitórias. Het volk spreekt echter over de Ambila (grafkerk), omdat deze kerk zich bevindt in de nabijheid van het het heilige bos, waarin de koningen van Congo begraven worden. Naast de drie stenen kerkgebouwen worden er ook niet-stenen parochiekerken in de verschillende wijken van de stad gebouwd. Aan het einde van de 16e eeuw beschikken de 10.000 inwoners van de hoofdstad over zes kerken, met vele klokken, hetgeen de bijnaam Ekonga dia Ngunga (Congo van de klokken) verklaart. Nadat in 1534 de kathedraal zal zijn gebouwd, zal de Congolese hoofdstad officieel worden herdoopt tot São Salvador do Congo.

Dat de Portugese missionarissen zeer over Afonso I te spreken zijn, blijkt uit enige citaten uit de eerder genoemde rapportage van vicaris Rui de Aguiar uit 1516. Hij schrijft: `Uwe Hoogheid dient te weten dat zijn (Afonso’s) christelijke leven zodanig is dat hij mij niet voorkomt als een man, maar eerder als een engel, die door de Heer gezonden is, om zijn koninkrijk te bekeren, hetgeen vooral zo is als hij predikt. Ik kan Uwe Hoogheid verzekeren dat hij ons beter onderricht dan wij hem; hij kent de Profeten, het Evangelie van Onze Heer Jezus Christus, de levens van de heiligen en alles wat onze Moeder de Heilige Kerk aangaat zo goed, dat als Uwe Hoogheid hem zelf zou zien, u vervuld zou zijn van bewondering.’ Aguiar gaat verder:` Hij drukt de zaken zo goed en met zulk een grote zorgvuldigheid uit, dat het lijkt of de Heilige Geest altijd door zijn mond spreekt. Ik moet zeggen, Heer, dat hij altijd zit te studeren tot hij over zijn boeken in slaap valt. Als hij spreekt over de dingen van God, vergeet hij zelfs dat het tijd is om te eten. Als hij de Schrift leest gaat hij daarin zozeer op, dat hij zichzelf vergeet. Als hij een audiëntie geeft, of als hij rechtspreekt, zijn zijn woorden ingegeven door God en door de voorbeelden van de heiligen.’ Aguiar voegt toe: `Hij bestudeert de Heilige Schrift en als de priester de mis beëindigt, vraagt hij hem om de zegen. Zodra hij die ontvangen heeft, begint hij tot het volk te preken, met grote kennis van zaken en grote menslievendheid; hij roept de mensen op zich te bekeren en zich aan God te geven, op zo’n wijze manier dat zijn volk zich verbaast en wij anderen nog meer over de deugd en het geloof van deze man. Hij doet dit dag na dag; hij preekt elke dag op de wijze die ik net gezegd heb. Het zal Uwe Hoogheid deugd doen te vernemen dat hij met grote zorgvuldigheid rechtspreekt. dat hij hen die afgoden vereren streng straft door hen tezamen met hun afgodsbeelden te verbranden.’ Dit oordeel is vanzelfsprekend gekleurd door de Aguiars waardering voor het geheel in de tijd passende militante katholicisme van de koning, die op zijn beurt alles bewondert wat Portugees en katholiek is.

Het belangrijkste punt van wrijving tussen Portugal en Congo is de handel in slaven. In zijn hart is Afonso I een tegenstander van de export van slaven. Desondanks is hij ingegaan op de sugges-tie van Simão da Silva zijn Portugese `broeder’ Manuel als geschenk slaven te zenden, ter compensatie voor de grote offers die Manuel zich voor de ontwikkeling van Congo getroost. De Mani-Congo profiteert van de export van slaven uit de havenstad Mpinda, al blijven de slavenhalers uit São Tomé hem bestelen door klandestien slaven uit te voeren. Vooral Fernão de Mello, de capitão van São Tomé is berucht om zijn intriges, waarmee hij de koning misleidt en bedriegt, met het doel steeds grotere aantallen slaven in handen te krijgen, bij voorkeur zonder de op de export drukkende belasting te betalen.

In 1513 protesteert Afonso I voor de eerste maal tegen de omvang van de slavenhandel en het optreden van de slaven-handelaren van São Tomé. Anders dan de oba van Benin, weet hij het tij niet te keren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een voorval dat zich in 1514 voordoet. In dat jaar rust Afonso I een militaire expeditie uit tegen de Mbundu-edelman Muza, die een opper-hoofd in het zuiden van Congo heeft aangevallen. Het Mbundu- of Ambundu-volk, dat langs de zuidgrens van Congo, tussen de rivieren Dande en Cuanza, leeft, is zeer talrijk en daarom – in de ogen van de Portugezen – zeer geschikt voor het leveren van slaven. Drie blanke handelaren, die aan de expeditie deelnemen, verwerven 290 slaven, terwijl de agenten van de koning 410 slaven op de koninklijke slavenmarkt aanvoeren. Van deze 410 slaven kopen de Portugezen er 320 van de koning; 90 zwakke en oudere slaven laten zij aan andere gegadigden over. Uit dit voor-beeld blijkt dat Afonso op grote schaal gaat mee profiteren van praktijken, waarin hij niet echt geïnteresseerd is, maar die hij niet vermag te keren. Hij, die het stamleven nog maar net vaarwel heeft gezegd, heeft, evenals velen van zijn onderdanen, weinig materiële behoeften. De koning stelt nog steeds vooral belang in de kerstening en ontwikkeling van zijn land. Hij moet echter constateren dat het enthousiasme van de Portugezen voor de modernisering van Congo is afgenomen. Afonso I zal in totaal meer dan twintig brieven aan koning Manuel en diens opvolger João III zenden. Hij protesteert daarin telkens tegen de toene-mende omvang van de slavenhandel en de methoden die daarbij worden aangewend. De vraag om een schip, waarmee opgetre-den kan worden tegen de slavenhandelaren van São Tomé, komt een aantal malen terug. In dit verband vraagt Afonso zelfs São Tomé aan hem over te dragen; hij wil het eiland als leenheer van de koning van Portugal besturen. Ook vraagt hij om meer priesters, waaraan groot gebrek is en hij doet vaak zijn beklag over de misdragingen van sommige missionarissen, die samen-wonen met hun zwarte maîtresse en zich ook met slavenhandel bezighouden. Naarmate de Mani-Congo meer brieven naar Lissabon zendt, brieven die soms op São Tomé worden achter-gehouden, vinden zij minder weerklank aan het Portugese hof. De ambivalente houding van de Congolese koning en zijn meeprofiteren van de slavenhandel, doen zijn geloofwaardigheid geen goed. Manuels opvolger, João III, die in 1521 de troon bestijgt, heeft anders dan zijn voorganger, nauwelijks of geen belangstelling voor Congo, maar des te meer voor Brazilië. Hij zal de brieven van de Mani-Congo niet meer beantwoorden; zijn hof zal zich zelfs vrolijk maken over de inhoud daarvan.

In 1521 keert Afonso’s zoon bisschop Dom Henrique naar zijn vaderland terug, om zijn taken daar op zich te nemen. Hij brengt vier theologen en kenners van het kerkelijk recht mee. Het zijn kanunniken van het Colégio de Santo Elói, die zijn geestelijke vorming verzorgd hebben en al tal van missionarissen voor Congo hebben opgeleid. De eerste zwarte Afrikaanse bisschop geniet in Congo niet veel autoriteit. Zelfs de blanke missionaris-sen maken zich soms vrolijk om hem, als hij betrokken wordt in gekrakeel over transacties in slaven en problemen met jonge zwarte meisjes. Hij bestuurt geen eigen diocees, maar is hulp bisschop van de Portugese bisschop Diogo Pinheiro van Funchal op Madeira. Dit bisdom is in 1514 gesticht aanvankelijk ten behoeve van alle door de Portugezen ontdekte gebieden. De instructies uit Funchal bereiken Dom Henrique via São Tomé. Vooral dit laatste steekt koning Afonso, omdat hij wegens de overheersende positie die Portugezen van São Tomé in de slavenhandel in Congo spelen, zich meer als een vazal van São Tomé dan als een bondgenoot van Portugal is gaan beschou-wen. De bisschop kan de ongelukkige positie waarin hij verkeert niet ontvluchten, omdat zijn vader hem bevolen heeft in M’banza-Congo te blijven. Als Dom Henrique in 1535 sterft, heeft hij vrijwel niets bereikt. Ook de Portugese missionarissen boeken weinig resultaat met hun bekeringsarbeid. Van de missionarissen die gezond in Congo aankomen, sterven velen al spoedig door het ongezonde klimaat. Scholefield citeert hierover uit een brief: `Het klimaat is zo ongezond voor de vreemdeling, dat van hen slechts weinigen niet ziek worden en dat van de zieken slechts weinigen niet sterven en dat de overlevenden de intense tropenhitte moeten verduren en honger, dorst en veel andere ellende te verdragen hebben. Zij kunnen slechts geduld oefenen, niet alleen om de ongemakken van deze miserabele plaats te verduren, maar meer nog om te vechten tegen barbarij, onwetendheid, afgoderij en ontucht, die nauwelijks menselijk is, maar eerder lijkt op die van redeloze dieren.’ Bovendien staan veel Afrikanen niet voor het christendom open. De elite laat zich kerstenen, maar de massa van de bevolking wijst het nieuwe geloof af. Het chris-tendom krijgt aldus het karakter van een koninklijke cultus, die de politieke autoriteit van de elite onderstreept.

Het zeer kritische rapport dat Eduardo de Sousa Ferreira in 1974 over het Portugese kolonialisme in Afrika voor de Unesco heeft geschreven, bevat ook enige opmerkingen (met bronvermelding) over de bemoeiingen van de Portugezen met Congo ten tijde van Manuel, die niet of nauwelijks met het voorgaande te rijmen zijn en daarom slecht zijn in te passen. Volledigheidshalve worden bedoelde opmerkingen hier afzonderlijk weergegeven.

De door Manuel in 1508 gezonden `technicians’ hebben weinig gepresteerd. De hypothese dat dit het gevolg zou zijn geweest van de vreemde omgeving, waarin zij hebben moeten werken, wordt verworpen. Derhalve heeft Manuel slechte ambachtslieden naar Congo gezonden, of hij heeft hen gelast slecht werk af te leveren, zodat geen technische kennis aan de Congolezen zou worden overgedragen. Afonso I zou de `the place’ waar enige in 1508 gearriveerde missionarissen les zouden gaan geven, hebben laten omringen met een hek, opdat de leerlingen er niet vandoor zouden gaan. De priesters geven hun taak al na vier dagen op. Tenslotte wordt opgemerkt dat dat veel missionarissen en dan vooral degenen die zich met commerciële activiteiten hebben ingelaten, de eerste de beste gelegenheid aangrijpen om naar Portugal terug te keren, onder het `pretext’ van de `malignity’ van het klimaat.

Duffy merkt op dat de grootste prestatie van de Portugezen in Congo uiteindelijk blijkt te zijn geweest de aanplant van mais, maniok, citrusvruchten en aardappelen, nieuwe voedingsmidde-len uit Amerika. De aanplant daarvan heeft volgens hem `drama-tische effecten gehad op de groei en bestaanszekerheid van de gevestigde bevolking.’

4.5 De eerste contacten met Angola.