Categorieën
Portugees kolonialisme

De eerste contacten met Angola

Deel 6 Index

Hoofdstuk 4

De betrekkingen met Congo en Angola

4.5 De eerste contacten met Angola

Geschreven door Arnold van Wickeren

In Congo opererende slavenhandelaren van São Tomé voelen er – zoals reeds opgemerkt – weinig voor deze vanuit de Congolese havenstad Mpinda te exporteren, omdat de Mani-Congo daar de export belast. Zij zoeken daarom naar meer naar het zuiden gelegen ankerplaatsen, waar zij slaven kunnen inladen zonder dat zij daarover belasting moeten betalen. Zij vinden een zeer geschikte beschutte baai bij het Ilha de Luanda. Het is deze klandestiene uitvoer van slaven aan de kust van het huidige Angola, daar waar de rivieren Dande, Bengo en Cuanza in de Atlantische Oceaan uitstromen, die Duarte Pacheco Pereira in zijn Esmeraldo de situ orbis vermeldt met het jaartal 1505. De slavenhandelaren, die inbreuk maken op monopolie dat de vor-sten van Portugal en Congo op de slavenhandel in deze streken hebben, zijn daar vermoedelijk al voor 1505 voor het eerst verschenen. De aankomst van de Portugezen leeft voort in de verhalen van de volkeren die zij daar hebben ontmoet. Volgens deze verhalen zijn de blanke mannen gearriveerd in schepen met vleugels die in de zon hebben geschitterd als messen. Zij hebben de Mbundu onder vuur genomen en hun koning, de Ngola, genoopt van de kust weg te vluchten en zijn zoutpannen en bananenplantages in de steek te laten. Enige van de stoutmoe-digste Mbundu zijn achtergebleven en hebben de blanke mannen eieren en kippen verkocht. Daarvoor hebben zij kleding en kralen ontvangen. Toen zijn de blanken teruggekomen en hebben mais, maniok, aardnoten, tabak, messen en schoffels meegebracht. Het was nodig een gebed op te zeggen om zich te verzekeren van de nieuwe oogst, waarvan men zich de woorden nog steeds herinnert. De traditionele vertelling besluit met `vanaf die tijd tot in onze dagen hebben de blanken ons niets anders dan oorlogen en ellende gebracht.’ Dit verhaal, waarin gebeurtenissen worden verteld die meer dan vier eeuwen geleden zijn gebeurd, wordt zich herinnerd door het Pende-volk, dat uit Angola is weggevlucht om niet onder Portugese heerschappij te geraken en dat zich aan het einde van de 17e eeuw tenslotte in Kasai heeft gevestigd.

Het Mbundu-volk leefde aanvankelijk in min of meer autonome familieclans van herders en boeren in het gebied tussen de Dande en de Cuanza. Volgens de overgeleverde verhalen, is een jager, Ngola geheten, vanuit het oosten hun gebied binnengeval-len en heeft de Mbundu een monarchaal systeem opgelegd. Het tamelijk talrijke Mbundu-volk staat bloot aan de aanvallen van de Mani-Congo, die daarbij geassisteerd wordt door Portugese slavenhandelaren, die ook hun aandeel in de buit opeisen. Hierbij worden soms honderden stamgenoten als slaven weggevoerd, zoals uit de in de vorige paragraaf vermelde gebeurtenissen uit 1514 is gebleken. In de tijd waarin de Portugezen arriveren, is er een klein Mbundu-koninkrijk ontstaan, dat Ndongo heet en waar-van de koning wordt aangeduid als de Ngola. Van deze titel is de naam Angola afgeleid. Het huidige Angola is veel groter dan het koninkrijk Ndongo; het omvat in het noorden ook het grondgebied van het oude koninkrijk Congo en strekt zich naar het zuiden uit tot aan de Rio Cunene.

De Ngola van Ndongo heeft weet van de betrekkingen tussen Afonso I en de Portugezen in het naburige Congo. De blanken brengen vreemde zaken mee en zijn bereid een goede prijs te betalen voor Afrikaanse goederen, vooral voor ivoor. Ze hebben grote belangstelling voor slaven en de Ngola bedenkt dat ter dood veroordeelden en krijgsgevangenen aan de Portugezen verkocht zouden kunnen worden. De Ngola zou deze dus gaarne naar zijn land zien komen, omdat hij daarvan grote voordelen verwacht. Enige Portugese handelaren, van São Tomé, bezoe-ken zijn kraal al geregeld, maar ze gedragen zich hebzuchtig. De blanken in Congo daarentegen, zo weet de Ngola, staan onder strenge discipline en gedragen zich voorbeeldig. In 1519 zendt de Ngola aan Afonso I van Congo enige zilveren armbanden, met het verzoek deze aan de Portugezen te overhandigen. De

Mani-Congo honoreert dit verzoek en de Portugezen zenden de armbanden direct naar Lissabon, waar zij nauwkeurig bekeken worden. Het zilver is van goede kwaliteit en in Lissabon ontstaat de verwachting dat er in Ndongo zilvermijnen zijn. Portugal heeft, anders dan Spanje, dat juist begonnen is in Zuid-Amerika zilver-mijnen te exploiteren, grote behoefte aan zilver, zoals eerder werd opgemerkt. Omdat inmiddels gebleken is dat in Congo wel veel slaven en ivoor, maar geen edele metalen te halen zijn, terwijl in Ndongo zilvermijnen vermoed worden, doet de belang-stelling van Portugal verschuiven van Congo naar andere streken in Zuidelijk Afrika.

Daarom worden Manuel Pacheco en Baltasar de Castro in 1520 aan het hoofd van een officile expeditie naar Afrika gezonden. Hun regimento, gedateerd 16 februari 1520, geeft hun de volgen-de opdrachten. Ze dienen, te beginnen bij Angra de São Bras (Mosselbaai) aan de zuidkust van Afrika, de Afrikaanse westkust in noordelijke richting te verkennen. Zij moeten op São Tomé overstappen op een karveel, waarmee zij de rivieren kunnen opvaren. Op São Tomé moeten zij voorraden inladen en pries-ters aan boord nemen. Onder hen bevindt zich Rui de Aguiar die aan de expeditie deelneemt, wegens zijn Congolese ervaringen. Op hun speurtocht naar edele metalen dienen ze speciale aan-dacht te schenken aan het koninkrijk Ndongo, omdat daar zilver-mijnen worden verondersteld. Zij dienen de Ngola op de meest vriendschappelijke wijze te benaderen en hem te zeggen dat de koning van Portugal gehoord heeft van zijn brief aan de Mani-Congo, waarin hij zich uitspreekt voor de vestiging van blanken in zijn koninkrijk. Daarom zendt Manuel hem thans zijn gezanten, om direct aan de wensen van de Ngola tegemoet te komen. Ze zijn gekomen om het christendom te prediken en om een bond-genootschap aan te gaan, waarvan het koninkrijk Ndongo onge twijfeld grote voordelen zal hebben. Als de Ngola het christelijk geloof aanvaardt, dient Manuel Pacheco verder te gaan en normale betrekkingen tussen de Ngola en Portugal te vestigen. Als de hij geen christen wil worden en er ook geen edelmetaal in zijn land gevonden wordt, dienen de kapiteins tussen Ndongo en Kaap de Goede Hoop op zoek te gaan naar andere koningen, die op dezelfde wijze benaderd dienen te worden als de Ngola. Als zij een vorst gevonden hebben die voorbereid wil worden op zijn bekering, moeten de kapiteins daar hun schip vullen met slaven en ivoor en edele metalen, als die gevonden worden. Pacheco en Castro hebben liturgische gewaden en andere geschenken aan boord, om deze te kunnen aanbieden in het geval ergens in het binnenland het christendom kan worden gegrondvest. Als zij tussen Kaap de Goede Hoop en de monding van de Zaire nergens in hun opdracht zouden slagen, moeten zij een profi-tabele lading in Congo innemen. In een ongedateerd naschrift wordt de bemanning aangespoord de kust zeer grondig te verkennen, terwijl Baltasar de Castro gemachtigd wordt op veelbelovende plaatsen aan land te gaan. Als zij kostbaar metaal of andere kostbare handelsgoederen zouden vinden, mag ieder van de kapiteins daarvan drie kisten vol belastingvrij invoeren. De klerk, loods en stuurman mogen ieder twee, de zeelieden ieder één en de scheepsjongen een halve kist voor eigen reke-ning vullen. Wordt goud of zilver gevonden dan mogen de kapi-teins voor 300 cruzados en de klerk, loods en stuurman voor 150 cruzados daarvan vrij van belasting invoeren. Kennelijk is Manuel er zeer op gebrand dat de expeditie succes heeft.

Er is zeer wenig bekend van het verloop van de expeditie. Pacheco en de Castro schijnen, op de heenweg naar de Angra de São Bras, welke baai zij speciaal dienen te verkennen, in Congo vernomen te hebben dat de situatie drastisch veranderd is. Er is verwijdering ontstaan tussen de Mani-Congo en de Ngola. De laatste heeft een zekere welstand verworven door de handel in slaven met handelaren van São Tomé, die hem onder-steunen in zijn veldtochten en hem verlossen van zijn krijgsge-vangenen. Zij laten zich niet afschrikken door het officiële verbod inbreuk te maken op het monopolie op de slavenhandel, dat in deze streken in gezamenlijke handen is van koning Manuel en de Mani-Congo. De handelaren van São Tomé laten de Ngola mee-profiteren van de illigale slavenhandel, zonder dat hij zich tot het christendom bekeerd heeft. Om zijn handel niet in gevaar te laten komen neemt de Ngola, na een kortstondige bekering, Baltasar de Castro gevangen in een poging Portugal ervan af te houden zich met Ndongo te bemoeien. De Ngola wordt in zijn strijd met de door de Portugese kroon gezonden expeditie ondersteund door plaatselijke Afro-Portugezen. Baltasar de Castro wordt zes jaar gevangen gehouden en dan, door bemiddeling van Afonso I, vrijgelaten. Hij bereikt Congo in beklagenswaardige toestand. Als hij meldt dat er geen zilver in Angola is, wordt hij niet geloofd.

Uit het regimento van Pacheco en Castro blijkt dat koning Manuel erop uit is met iedere Afrikaanse vorst op vriendschap-pelijke wijze handelsbetrekkingen aan te knopen. De idealen van de Republica Christiana dienen ook in Afrika geïntroduceerd te worden en de te vestigen handelsbetrekkingen dienen tot weder-zijds voordeel te strekken. Manuel en zijn omgeving beschouwen de Afrikanen aanvankelijk als gelijken van de blanken. Zij moeten echter ervaren dat de hoopgevende ontwikkelingen in Congo elders niet te verwezenlijken en zelfs in Congo niet blijvend zijn. De veranderingen in de Portugese politiek tegenover de zwarten zal vorm krijgen onder de regering van Manuels opvolger João III, als de Portugezen ervaren dat de Afrikanen nog maar de eerste stap hebben gezet op de ladder naar de beschaving, terwijl hun bekering tot het christelijke geloof niet tot gevolg heeft dat ze op slag hun primitieve mentaliteit verliezen.

5.1 Sofala en Moçambique (1515-1521).