Categorieën
Portugees kolonialisme

Culturele aspecten. Portugal onder koning João III (1521-1557)

Deel 8 Index

Hoofdstuk 1.

Portugal onder koning João III (1521-1557)

1.3. Culturele aspecten

Geschreven door Arnold van Wickeren

In de tweede helft van de 15e eeuw zijn veel Portugese studenten naar onder meer Parijs, Leuven, Oxford, en Salamanca getrok-ken, niet om daar eenvoudig theologie, rechten of medicijnen te studeren, maar om er kennis op te doen van de humanioria, de filosofie en letteren. De publicatie van gedrukte boeken heeft in hoge mate het verlangen gestimuleerd humanistische studies te volgen. In de eerste helft van de 16e eeuw studeren alleen al in Salamanca 800 Portugezen canoniekrecht en rechten. Maar de humanistische ideeën bereiken de Portugese bovenlaag vooral via Frankrijk (Parijs). Laat in de 15e eeuw komt de befaamde Italiaanse humanist Cataldus Aquila Siculus naar Portugal, als leraar van prins Jorge, een bastaardzoon van João II, en van enige andere jonge edelen. Hij heeft hun opleiding gestoeld op een nieuwe culturele basis en hij heeft daarbij enorme invloed uitgeoefend op hun voorbereiding op de hoge maatschappelijke functies, die deze elite ten tijde van de koningen Manuel en João III is gaan vervullen. Dat het tijdvak 1525-1550 de bloeitijd van het Portugese humanisme is blijkt uit drie zaken: het onderwijs, de literaire productie en de internationale contacten.

Het hoger onderwijs komt op een hoger plan doordat beroemde docenten uit het buitenland, als Nicolas Cleynaerts (Clenardus), uit de Lage Landen en de Schot George Buchanan, in Portugal komen doceren. Maar de favoriete opleiding voor Portugese studenten is nu Parijs, waar Dom Manuel het Collège de Sainte Barbe heeft gesticht. Het college wordt geplaatst onder leiding van een Portugese wetenschapper, Diogo de Gouveia. In 1526 verstrekt João III aan 50 Portugezen een studiebeurs om in Parijs te gaan studeren. In het volgende decennium, als Parijs het toneel is van religieuze tegenstellingen, begint het Portugese hof eerder te denken aan revitalisering van het binnenlandse hoger onderwijs. Tussen 1520 en 1557 doceren achtereenvolgens drie geleerde humanisten uit de familie Gouveia in Frankrijk, waar André de Gouveia in de jaren 1534-1547 het Collège de Guyenne in Bordeaux tot het beste van Frankrijk maakt. In de jaren dertig en veertig van de 16e eeuw worden meer dan twintig colleges in Portugal gesticht. De didactisch zeer begenadigde Clenardus sticht een college in Braga, waar hij zeer goede resultaten bereikt en het onderwijs in vreemde talen hervormt.

In 1520 heeft koning Manuel al met de gedachte gespeeld in Évora een geheel nieuwe universiteit te stichten, omdat het niveau van het onderwijs aan de door koning Dinis in 1290 gestichte Universiteit van Lissabon, die in de 14e eeuw al twee-maal naar Coimbra is verplaatst, maar die sedert 1377 altijd in Lissabon is gebleven, tot een onaanvaardbaar laag peil is gezakt en er noch onder de hoogleraren, noch onder de studenten veel discipline heerst. Bovendien is de universiteit een bolwerk van de scholastiek en van middeleeuwse vooroordelen en een meester in het verdedigen van zijn oude rechten. Het gevolg is dat de studenten en masse uitwijken naar Salamanca en andere universiteiten in het buitenland. Door gebrek aan gekwalificeerde docenten is er niets van de universiteit in Évora terechtgekomen en João III kondigt een complete onderwijshervorming af om greep te krijgen op de Universiteit van Lissabon. In de jaren dertig van de 16e eeuw is het aantal opleidingen op universitair niveau in Coimbra, al zo groot, dat het uitgroeien tot een universiteit volstrekt in de rede ligt. De kloosterschool van Santa Cruz van de paters augustijnen, die door Dom Manuel in 1513 is hervormd, waarborgt de kwaliteit van de opleidingen in Coimbra. De Universiteit van Lissabon ziet in dat haar dagen zijn geteld en na afloop van het studiejaar 1536/37 sluit zij haar deuren tot…1911. Slechts enkele hoogleraren uit Lissabon vinden emplooi aan de Universiteit van Coimbra, die in 1537 haar deuren opent en waar onderwijs wordt gegeven in: rechten, rhetorica, en wiskunde, naast: theologie, medicijnen, taalkunde en Grieks, vakken die sedert de hervorming aan Santa Cruz worden onder-wezen. De Universiteit van Coimbra wordt gezien als een geheel nieuwe universiteit, waar de pauselijke invloed veel geringer zal zijn dan in Lissabon. João kan er echter niet omheen dat de Heilige Stoel zijn goedkeuring hecht aan de studies theologie en canoniek recht. Dat neemt niet weg dat de Universiteit van Coimbra ondergeschikt is aan de koning en dat de traditionele invloed van de kerk en de paus is verminderd. Om de groei en bloei van de nieuwe universiteit te bevorderen, is het Portugese studenten vanaf 1541 verboden in het buitenland te studeren.

Verreweg het beroemste college is het Colégio Real, of het Colégio das Artes e Humanidades, dat João in 1547 sticht naar het voorbeeld van het college dat François I in 1530 in Parijs heeft gesticht en waarvoor João III de befaamde André de Gouveia naar Portugal terugroept. Aan het Colégio Real wordt Latijn en filosofie onderwezen door André de Gouveia en door andere docenten die hij uit Parijs en Bordeaux heeft meegebracht. Na het plotseling overlijden van André de Gouveia in 1548 volgt Diogo de Gouveia hem op. De door hem meegebrachte docenten uit Parijs beginnen vrijwel direct over geloofskwesties te twisten met de factie uit Bordeaux en het Colégio Real, dat dan al 1.200 studenten telt, wordt verscheurd door de rivaliserende facties. De tegenstellingen worden nog verscherpt door beschuldigingen van ketterij, waarmee de Inquisitie zich bemoeit. In 1550 arres-teert het Heilig Officie een aantal aanhangers van uit Bordeaux gekomen docenten, onder wie de Schot George Buchanan en de Portugese geleerde Diogo de Teive. Zij blijken onschuldig en worden na twee jaar vrijgelaten, waarop Buchanan ijlings het land ontvlucht. Teive wordt met de leiding van het college belast, maar in 1555 geeft João III hem opdracht het beheer over het Colégio das Artes over te dragen aan de jezuïeten.

Tot de belangrijkste voortbrengselen van de Portugese profane literatuur behoren de kronieken van het koninkrijk, die de ver-schillende historici in opdracht van achtereenvolgende koningen geschreven hebben. De officiële kroniekschrijver wordt daartoe aangesteld tot guarda-mor do Arquivo Nacional da Torre do Tombo (beheerder van de koninklijke archieven en bibliotheek).

De eerste officiële kroniekschrijver, Fernão Lopes (1380-1460), een historicus van internationale faam, heeft in opdracht van Dom João I (1385-1433) de korte Crónica de D. Pedro I, de meer uitgewerkte Crónica de D. Fernando en de monumentale Crónica de D. João geschreven, Het laatste, onvoltooid gebleven, werk telt niet minder dan 400 hoofdstukken. Zijn opvolger, Gomes Eanes de Azurara, of Zurara (1410?-1474?) schrijft in opdracht van Dom Afonso V (1438-1481) zijn bekende Crónica de descobrimento e conquista da Guiné. Hij is ook de auteur van Crónica da tomada de Ceuta en van de Chronica do Conde Dom Duarte Menezes. Zurara’s werk vertoont aanwijsbare fouten en omissies. Rui de Pina (1440?-1523?), die in 1497 door Dom Manuel tot guarda-mor van de Torre do Tombo is benoemd, is de auteur van de Chronica d’El-Rei Dom Duarte en van de Chronica d’El Dom. Afonso V. Hierbij heeft hij zijn beide voorgangers ten dele geplagieerd.

De belangrijkste kroniekschrijvers uit de 16e eeuw: João de Barros, Fernão Lopes de Castanheda, Damião de Góis en Garcia de Resende, steunen dus op een lange traditie.

João de Barros (1496-1570), opgevoed en gevormd aan het hof, wordt door Dom Manuel aangemoedigd een epische geschiedenis te schrijven over het Portugese optreden in Azië, als de vorst zijn ridderroman Crónica do Imperador Clarimundo (1520), gelezen heeft. In 1522 zendt João III hem als capitão-geral naar São Jorge da Mina en na zijn terugkeer wordt hij eerst schatkistbewaarder (1525-1528) en daarna factor van de Casa da India e Mina (1533-1567), een functie waarin Barros, – namens de kroon – in feite de Portugese bezittingen in Afrika en Azië bestuurt. Hij schrijft in de jaren 1539-1549 zijn Décadas da Ásia: dos feitos que os Portuguezes fizeram no descobrimento das terras e mares do Oriente, een episch historisch verslag van Portugese ontdekkingen en veroveringen in het Oosten, dat tot 1538 loopt.

Barros positie staat hem toe terugkerende soldaten, zeelieden, handela-ren, bestuurders en alle officiële stukken te raadplegen, terwijl hijzelf persoonlijk betrokken is bij het vertrek en de terugkeer van de jaarlijkse vloten naar Indië. Ofschoon Barros al in 1539 een voorlopige versie van zijn eerste deel voltooit, wordt dat deel in 1552 gepubliceerd. De volgende delen verschijnen tussen 1553 en 1563. Zijn laatste posthuum verschenen deel, dat de periode 1539 tot het einde van de 16e eeuw beslaat, is bezorgd en ten dele geschreven door de kritischer Diogo de Couto. Het ver-schijnt in 1615. Ook andere werken van Barros, over geografie, handel en scheepvaart, verschijnen na zijn overlijden. Het staat buiten kijf dat Barros’ eerste Decade Portugals grote nationale dichter, LuÍs Vaz de Camões, geïnspireerd heeft bij het schrijven van zijn Os Lusiadas, welk werk in 1572 verschijnt en waaraan daarom in een volgend deel aandacht zal worden besteed.

Ongeveer in dezelfde jaren dat het Barros Décadas da Ásia, afgezien van het laatste deel, worden gepubliceerd, verschijnt van 1551 tot 1561 in Coimbra een soortgelijk werk. Het is een kroniek in acht delen: História do descobrimento e conquista da India pelos portugueses van Fernào Lopes de Castanheda. Zijn kroniek beslaat een korter tijdvak dan het werk van Barros (het begint bij Vasco da Gama en eindigt in 1542), maar wordt over het algemeen als accurater beschouwd.

Damião de Góis (1502-1574) is niet alleen een kroniekschrijver, maar een vooraanstaand Portugees humanist, een man met een encyclopedische kennis en een van de meest kritische geesten van zijn tijd.

Góis, die geboren is uit adelijke ouders, verblijft in zijn jeugd tien jaar aan het hof van Dom Manuel. In 1523 geeft João III hem een administratieve functie in de Feitoria de Flandres. Tussen 1528 en 1531 vervult hij een serie diplomatieke en commerciële opdrachten in Europa. In 1533 verlaat Góis de overheidsdienst, om zich geheel te kunnen wijden aan humanistische studies. Hij raakt nauw bevriend met Desiderius Erasmus, die hem van advies dient bij zijn studie en mede richting geeft aan zijn geschriften. Tussen 1534 en 1538 studeert Góis in Padua, waar hij de Italiaanse humanisten Pietro Bembo en Lazzaro Buonamico leert kennen. Kort daarna vestigt hij zich voor zes jaar in Leuven. Bij de Franse invasie van de Nederlanden, wordt Góis gearresteerd, maar door interventie van João III, die hem naar Portugal terugroept, spoedig vrijgelaten. In 1548 wordt hij guarda- mor de Arquivo Nacional da Torre do Tombo en tien jaar later krijgt hij van kardinaal Henrique opdracht de officiële kroniek van Dom Manuel te schrijven, welke opdracht hij in 1567 voltooit. Enige vooraanstaande adelijke families voelen zich door zijn historisch werk beledigd en in 1571 moet hij zich verdedigen tegenover de Inquisitie. Góis verblijft bijna twee jaar in de gevangenis en moet een reeks verhoren ondergaan. In de steek gelaten door zijn familie, sterft hij in zijn geboorteplaats Alenquer. Tot zijn belangrijkste werken behoren de Crónica do Felicíssimo Rei Dom Emanuel (vier delen; 1566/67) en de Crónica do Príncipe Dom João (1567). Anders dan Barros bewaart Góis de nodige afstand tot zijn hoofdpersonen.

Garcia de Resende (1470-1536) is een Portugese dichter en kroniekschrijver, die zijn leven slijt in dienst van het Portugese hof, onder drie koningen: João II, Manuel en João III.

Begonnen als page bij João II, wordt hij in 1491 diens secretaris. In 1498 vergezelt hij koning Manuel naar Castilië en in 1514 maakt hij, als schatkistbewaarder en secretaris, deel uit van het beroemde gezantschap van Tristão da Cunha naar de Heilige Stoel, dat het tribuut uit het Oosten aan de voeten van paus Leo X legt. Zijn Crónica de D. João II (1545), waarin Resende ruimschoots Rui de Pina’s kroniek over Afonso V plagieert, bevat persoonlijke anekdotes, die het werk van belang maken. Veel van zijn werk verraadt inzicht in het sociale leven en de mores van zijn tijd. In de 300 stanzas van zijn Miscelânea, overziet hij met verbazing en trots – maar niet zonder kritiek op de maatschappij – enige maat-schappelijke gebeurtenissen (inclusief de grote Portugese ontdekkingen) in de tijd waarhij leeft. Zijn Cancioneiro Geral, een door hem bijeen-gebrachte bloemlezing van liederen en van eigen composities, vormt de belangrijkste bron van Portugese dichtkunst uit de late middeleeuwen.

Tenslotte moeten wij aandacht geven aan Fernão Mendes Pinto (1510-1583), een avonturier en de auteur van de Peregrinação (Pelgrimstocht: de reizen en avonturen van Fernão Mendes Pinto), een literair meesterwerk, dat beschrijft welke indruk 16e eeuwse Aziatische beschavingen, vooral die van China, op een Europeaan maken. Het boek is in 1614 verschenen.

Pinto ging in 1537 naar Indië en beweerde later dat hij, gedurende meer dan 21 jaar, gereisd, gevochten en handelgedreven had, in bijna ieder deel van Azië. Hij beweerde dat het lot hem nu eens bijzonder goed gezind was geweest, maar dat de fortuin hem ook vaak in de steek had gelaten; hij was ‘dertien maal een gevangene en zeventien maal een slaaf ‘ geweest. In China, bijvoorbeeld, was hij veroordeeld voor plundering van koninklijke graftomben en, als straft werden zijn duimen gebroken en was hij veroordeeld tot een jaar dwangarbeid bij de bouw van de Grote Muur. De Peregrinação is geschreven na Pinto’s terugkeer naar Portugal in 1558. Hij vestigde zich in Almada, trouwde en ontving een jaargeld van koning Filipe. Pinto’s Peregrinação heeft geen geografische waarde, maar het boek is van groot belang, omdat het beschrijft welke indruk de bescha-vingen van het Verre Oosten maken op een intelligente Portugees en om zijn nauwelijks verholen kritiek op het gedrag van zijn landgenoten. Aanvankelijk werd gedacht dat veel van Pinto’s belevenissen aan zijn fantasie waren ontsproten. Historisch onderzoek heeft deze verdenking geloochenstraft, al wordt soms betwijfeld of Pinto zelf getuige is geweest van bepaalde gebeurtenissen, of dat hij deze van horen zeggen heeft. Peregrinação zal, onder verwijzing naar deze bron, naast andere bronnen, gehanteerd worden.

De Portugese ontdekkingsreizen oogsten de bewondering van velen in Europa. Zij trekken kooplieden en avonturiers, maar ook nieuwsgierige geleerden naar Portugal. De laatsten leveren een belangrijke bijdrage aan de opleiding van de komende generatie van het land. Het respect dat Portugal door zijn expansie en rijk-dom in het buitenland verwerft, straalt af op ‘’s lands vorsten. De koningen João II, Manuel I en João III hebben een zekere faam verworven als goede bestuurders en typische vorsten tijdens het tijdperk van de Renaissance. Geen wonder dat de internationale contacten toenemen en dat culturele en economische uitwisselin-gen allen ten goede komen. Erasmus draagt, na een weigering zelf naar Portugal te komen, een van zijn werken, de Chrysostomi Lucubrationes (1527), op aan Dom João III. Twee jaar later doet de Franse mathematicus Jean Fernet hetzelfde met zijn Cosmotheoria en in 1531 draagt ook de Spaanse pedagoog Juan Luis Vives zijn De tradendis Disciplinis aan de Portugese monarch op.

Na 1494 ontstaat er, tengevolge van een Duits initiatief, een Portugese pers. Duitse, Italiaanse en Franse drukkers beheersen een groot deel van de drukkerijen. In de eerste helft van de 16e eeuw worden ongeveer duizend boeken gepubliceerd, tegen twintig in de 15e eeuw. De helft van de boeken is van theologi-sche en religieuze aard. Portugese schrijvers laten hun boeken ook veel in het buitenland drukken, in Salamanca, Lyon, Parijs, Antwerpen, Venetië en nog in dertig andere plaatsen.

In 1543 verschijnt de eerste Index van verboden boeken in Italië, drie jaar later gevolgd door een Index in Spanje, die model staat voor de Portugese lijst van livros defeos, gepubliceerd in 1547. De lijst bevat 160, uitsluitend buitenlandse titels, maar vier jaar later bevat een nieuwe lijst van livros defeos 495 titels, waarvan 13 in het Portugees of Castiliaans geschreven zijn..

Portugal importeert ook ten tijde van João III veel schilderijen van Vlaamse meesters uit de Lage Landen en het land heeft ook zelf grote schilders. De scholen van Lissabon, met als belang-rijkste vertegenwoordiger Jorge Afonso, en die van Viseu, aan-gevoerd door Vasco Fernandes, bijgenaamd Grão-Vasco, bren-gen veel meesterwerken voort. In de jaren veertig ondergaan deze scholen Italiaanse invloeden, die tien jaar later domineren.

De bijdrage van Portugal ten tijde van de Renaissance aan de kunsten en humanioria mag dan niet zo groot zijn, aan de wetenschap levert het land een grote bijdrage en dan vooral op de gebieden zeevaartkunde, astronomie, natuurkunde, wiskunde en natuurlijk geografie. Door hun reizen stellen de Portugezen proefondervindelijk vast dat de aarde rond en dus te omzeilen is, dat de oceanen met elkaar verbonden zijn, enzovoorts. Menig Europees vorst tracht van hun kennis te profiteren. Het bekend-ste voorbeeld daarvan is de expeditie van Fernão de Magalhães, die in Spaanse dienst de Filippijnen ontdekt.

Een andere Portugees in Spaanse dienst is Estêvão Gomes, die heeft deelgenomen aan de expeditie van Magalhães,* Hij wordt door keizer Karel V belast met de ontdekking van de ‘noordwest-doorgang.’ Hij verlaat Spanje in 1525, slaagt niet in zijn opzet, maar onderzoekt de Amerikaanse kust tussen Newfoundland en Chesapeak (zie deel VI, pag. 26). Een Spaanse kaart, getekend in 1529, noemt dat gebied ‘Tiera de Estêvão Gomez’ en bevat tevens een korte beschrijving van zijn resultaten. In het noord-westen toont dezelfde kaart ‘Tiera Nova de Corte Real’ en ‘Tiera del Labrados,’ wat verwijst naar Portugese reizen en ontdekkers. Veel later (1542/43) zeilt weer een Portugese zeevaarder, João Rodrigues Cabrilho, onder Spaanse vlag uit. Hij bereikt als eerste Californië en onderzoekt dat gebied nauwkeurig tot aan San Francisco Bay. Aan zijn tocht is bijlage 2 gewijd. Het aantal Portugezen dat de leiding heeft in deze en andere Spaanse, zowel als Franse en Engelse, reizen toont aan welk een bekwame zee-vaarders de Portugezen in die tijd zijn. Zij zijn zeer gevraagd als ongeëvenaarde experts in zeevaardkunde. De buitenlandse bij-drage aan Portugese ontdekkingsreizen is, vooral na het midden van de 15e eeuw, veel geringer. Enige Spanjaarden en Italianen staan Portugal met raad en daad bij en in de Indische Oceaan bewij zen moslim- en Hindoeloodsen de Portugezen onschatbare diensten.

________________

*) Uit de door The Olive Tree Genealogy op het Internet gepubliceerde List of survivors of the first voyage around the world blijkt dat bij de 18 overlevenden die met de Victoria in Sevilla zijn teruggekeerd, zich 2 Portugezen hebben bevonden. Een van hen, aangeduid als Vasco Gomez Gallego en uitgevaren als scheepsjongen op de Trinidad, zou deze Estêvão Gomes zijn.

1.4 De Inquisitie.