Categorieën
Portugees kolonialisme

Globaal overzicht. Portugal in de problemen in Marokko

Deel 8 Index

Hoofdstuk 3.

Portugal in de problemen in Marokko

3.0. Globaal overzicht

Geschreven door Arnold van Wickeren

Gedurende het eerste kwart van de 16e eeuw lijdt het gehele gebied van de Sahara en van de Magreb, evenals tijdens de laatste decennia van de 15e eeuw, een kwijnend bestaan. De oorzaak daarvan is dat de Portugese karvelen erin geslaagd zijn aan de kusten van Guinée het overgrote deel van de handels-stromen uit Zwart Afrika, vooral goud en slaven, in handen te krijgen. Niettemin blijft een deel van de goudexport het land van de Berbers via de Sahara bereiken (zie ook deel VI, pag. 57). Dit blijkt duidelijk als de vloot van kardinaal Jimenez de Cisneros in 1509 Oran verovert en plundert en de Spanjaarden daar vol-doende goud vinden om zich te verrijken: ‘posta la citade a sacho, trovoranno oro assai et ce fecenno richi,’ schrijft Priuli. Toch is de situatie zonder twijfel veranderd sedert 1488, toen koning João II verklaarde te weten dat de Senegal langs de steden Timboektoe en Mombarce (mont de la Barque) stroomt, in welke steden zich de rijkste en bekendste goudmarkten ter wereld bevinden, waarvandaan het gehele land van de Berbers van west naar oost, tot Jeruzalem aan toe, voorzien wordt van het edele metaal. De Portugezen brengen de Magreb niet alleen grote economische schade toe door de handel van Guinée voor het grootste deel aan zich te trekken, zij controleren door hun aanwezigheid op Cabo de Gué de maritieme export van de Sous. Zij blokkeren de suikerexport van dit gebied in het zuiden van Marokko naar de markten van Europa, om daarvan geen concurrentie te ondervinden voor hun eigen suikerexport vanaf Madeira, de Kaapverdische eilanden en in mindere mate de Azoren. Bovendien hebben zij de uitvoer van indigo en katoen van de Sous aan zich getrokken.

De Portugezen mogen, met hun door militaire kracht ondersteunde handel, de moslims in Noord-Afrika wel veel economische schade toebrengen, wat overigens hun vooropgezette bedoeling is, Dit wil echter allerminst zeggen dat hun eigen positie in de Magreb erg florissant is. Terwijl Castilië de moslims met de Guerra de Granada in 1492 geheel van het Iberisch schiereiland verdrijft (zie bijlage 1) en hen in toenemende mate in Noord-Afrika bevecht, breidt Portugal zijn invloed in Marokko tegen het einde van de 15e en in het begin van de 16e eeuw ook steeds verder uit (zie deel III, par. 2.1). Aan de Portugese expansie in Marokko komt een einde door een reeks rampen: het sneuvelen van de onover-winnelijke vechtersbaas Nuno de Ataíde, de vernietiging van een grote Portugese invasiemacht bij La Mamora door de koning van Fez en de moord op de door de Portugezen aangestelde Moorse gouverneur van de Doukkala, Yahya ibn Tafouft (Yahya Bentafufa), allemaal in of kort na 1515. Daarmee is de Portugese droom in Marokko een protectoraat te kunnen stichten definitief in rook opge-gaan. Als João III in 1521 de troon bestijgt zijn de Portugezen teruggedrongen in acht gefortificeerde steden: Ceuta, Alcácer Ceguer (Al-Ksar es-Seghir) en Tanger, alle drie aan de Straat van Gibraltar; Arzila aan de Atlantische kust van Noord-Marokko; Azamor, Mazagão en Safi in de Doukkala en Agadir, met fort Santa Cruz do Cabo de Gué in de Sous. In alle forten is een factorij gevestigd, terwijl er ook een Portugese feitoria is in enige niet bezette plaatsen, zoals Larache, La Mamora, Fez, Meknés en Massa in de Sous. De Portugezen kopen in Marokko: kleding (hambels, djellabas, haïks, boernoes) paarden, graan, slaven en natuurlijk goud. Ondanks de in de loop der tijd toenemende mili-taire druk van de moslims, stroomt er nog zoveel goud naar Safi, dat de capitão van de stad, García de Melo nog in 1526 voorstelt in Safi een munthuis te stichten. De Portugezen verkopen in Marokko vooral stoffen, schellak, kornalijnen, zilver, borduurwerk (zie deel III, par. 2.2).

De Portugese steden staan aan frequente aanvallen en belegeringen bloot en soms moet een fort worden opgegeven; in 1510 is het eerste fort aan de Atlantische kust, het in 1506 gebouwde Castelo Real in Mogador, verloren gegaan en in 1525 wordt het in 1520 gebouwde Castelo de Aguz prijsgegeven.

Portugezen die zich buiten de muren van een vesting begeven, bijvoorbeeld om de landerijen te verzorgen, zijn kwetsbaar voor overvallen door moslims. Omdat het terrein vaak geaccidenteerd en ten dele van dichte vegetatie is voorzien, kunnen zich ’s nachts vijandelijke infiltranten verscholen hebben. Deze infiltranten hebben tot taak paniek uit te lokken, schade toe te bren-gen, of zoveel mogelijk vijanden te elimineren. De Portugese manier om zich te wapenen tegen een rebato, of plotselinge overval, bestaat uit een ingewikkeld systeem van uitkijkposten, schildwachten te paard en verkenners. Dit systeem verzekerd de veiligheid in de omgeving van de stad, althans voor een deel van de dag. Deze operatie wordt aangeduid met de term segurar o campo. Bij zonsopgang verlaten enige tientallen ruiters het fort, om hun vaste plaats (posto) in te nemen. Daarvandaan kunnen zij hun deel van de omgeving goed overzien, terwijl zij zelf eveneens goed zicht-baar zijn vanaf de hoogste toren van de stad. De schildwachters te paard, atalaias genaamd, dragen een lans met een bos stro aan de punt. Zodra zij onraad bespeuren, laten zij de bos stro tot halverwege de lans zakken. Op de hoogste toren van de stad staat een mast (facho), met een mand zonder bodem in top. Zodra de immer aanwezige schildwacht op deze belangrijkste uitkijkpost ziet dat een atalaia waarschuwt voor gevaar, laat hij zijn korf tot halverwege de facho zakken. Naast dit visueel waarneem-bare teken van gevaar, wordt ook de klok van de torre do sino geluid. Bij serieus gevaar waarschuwt een schot met de bombarde iedereen in de wijde omtrek daarvoor. Als het signaal uit drie schoten bestaat, rijdt de gouverneur of capitão zelf aan het hoofd van het garnizoen de stad uit. Eenmaal buiten besluit hij, in overleg met zijn adail (aanvoerder) waar zijn tussenkomst het meest geboden is. Vier schoten met de bombarde waarschuwt iedereen die zich buiten de muren bevindt ogenblikkelijk binnen de stadsmuur te komen. Een serie van zes schoten is een uitnodiging aan de vijand het gevecht aan te gaan. De verkenners, die cortadores of atalhadores worden genoemd, hebben tot taak ’s morgens het terrein rond de stad nauwkeurig te onderzoeken (descobrir) op nachtelijke sporen van infiltranten.

Al onder de regering van koning Manuel (1495-1521) begonnen zich politieke veranderingen in Marokko voor te doen die uitein-delijk zeer nadelig voor de Portugese positie in Marokko zullen blijken te zijn. Stammen ten zuiden van de Tensift keren zich af van de koning van Marrakech, wiens prestige door het optreden van de Portugezen zeer geleden heeft. Aangespoord door een van hun marabouts zoeken zij een nieuwe leider die hen kan aan-voeren in hun strijd tegen de christenen. Zij vinden hun nieuwe aanvoerder in 1510 in de persoon van de Sa’di-sjarif el-Kaim van Tagmaderte, levend in de oase van Dar’a in de Marokkaanse Sahara, die rijk is dankzij de productie van indigo. Een van de eerste doeleinden van sjarif el-Kaim is het verwerven van een exporthaven. In 1514 maakt hij zich meester van de havenstad Tafetane, wat de Portugezen in Santa Cruz zeer verontrust. De feitor en de escrivão laten koning João III in een brandbrief weten dat zij vrezen dat de sjarif el Kaim tenslotte het hele land zal beheersen, als hij daarvan niet tijdig wordt afgehouden. Nu al doen de Moren – schrijven zij – liever zaken in Tarkoukou dan met de Portugezen in Agadir. Twee jaar later verdient sjarif el-Kaim al aanzienlijke bedragen dankzij zijn handel met kooplieden uit Cádiz en met Genuese handelaren in Tarkoukou. De opkomst van het geslacht van de Sa’di-sjarifen zou wel eens kunnen zijn ingegeven door het Moorse verlangen zelf weer de vruchten te kunnen plukken van de handel in goud, slaven, verfstoffen en textiel. Daartoe zullen de karvelen dienen te worden geweerd en moeten de Portugezen van Cabo de Gué verdreven worden. De waarschijnlijk op basis van economische motieven ontketende heilige oorlog tegen de Portugezen zal in de toekomst een nationaal karakter krijgen, waaraan het door de economische crisis zieltogende koninkrijk Fez zal bezwijken.

Sjarif el-Kaim wordt in 1518 opgevolgd door zijn twee zoons, waarmee een-dynastie gevestigd is. De twee broers breiden hun invloed in de Sous voortdurend uit en in 1524 hebben zij hun macht gevestigd over geheel de Sous, een rijk gebied dat suiker en katoen voortbrengt. In 1525 is de oudste sjarif onbetwist heerser over Marrakech. Vanaf 1524 hebben de Sa’di-sjarifen hun blik-ken ook laten vallen op de Tafilelt. De sjeik daarvan roept de hulp in van de koning van Fez, die in 1526 een leger zendt dat de strijdkrachten van de sjarifen in een oase omsingelt en vele soldaten doodt, maar de drie caïds weten te ontsnappen. Deze terugslag zal de opmars van de Sa’di-sjarifen slechts tijdelijk stoppen. In 1537 verlaat de sjarif van Marrakech aan het hoofd van een legermacht zijn hoofdstad en maakt zich meester van een groot deel van Marokko. Deze overwinning is niet van groot belang; de werkelijke inzet is de Talifelt, ‘een zeer rijk land, waardoor al het goud uit Timboektoe wordt aangevoerd.’ De kroniekschrijver Léon l’Africain vermeldt Touat en andere oases in ‘dadelland’, die in de noordelijke Sahara dienen als pleister-plaatsen voor kameelkaravanen.

In 1539 acht het hof in Lissabon de tijd gekomen om keizer Karel V van de veranderde situatie in Marokko op de hoogte te brengen. João III zendt de graaf van Castanheira naar Spanje, om de keizer in te lichten over de rijkdommen van de Sa’di-dynastie, die bovendien geheime contacten onderhoudt met de Turken. Als sjarif Mohammed ech-Cheikh van de Sous in maart 1541 Santa Cruz verovert, legt João III zijn ambassadeur in Rome uit waarom de beide Sa’di-sjarifen zoveel succes hebben: ‘E dizem que ambos são dos mais rriquos homens do mundo, porque ihe vem camelos carregados de ouro de Tambocutum, que ihe trazem muy grande soma, e tem inteligencias com o Turquo.’ De vorst weet zijn ambassadeur ook nog te melden, dat de over-vloedige hulp die de sjarifen ontvangen, het hun mogelijk maakt hun legers uit te rusten met krachtige artillerie en met heel goede vuurwapens, de vervaardiging van kruit vindt plaats in Marokko, zelfs met lokale grondstoffen. Bovendien hebben zij een doeltref-fende cavalerie gevormd en zij hebben van de christenen de kunst van het belegeren geleerd. Van deze modernisering van de legers van de sjarifen is het herwinnen van de handel door de Sahara de basis geweest. De bloei van de export van suiker uit de Sous naar Engeland en Frankrijk is eveneens mogelijk geworden door de terugtocht van de Portugezen. Deze terug-tocht heeft ook andere grote gevolgen; ze leidt tot het ontstaan en de bloei van belangrijke exporthavens in het gebied van de Middellandse Zee en de Atlantische Oceaan, zoals Tétouan, Larache en Sale. Vanaf 1540 zijn deze plaatsen van essentiële betekenis voor de Marokkaanse export.

Met de inname van Agadir (Santa Cruz), die de inleiding vormt voor de ontruiming van Azamor en Safi, heeft sjarif Mohammed ech-Cheikh de Portugese macht in het zuiden van Marokko vrijwel vernietigd. Hij maakt zich daarna los van zijn broer in Marrakech en keert zich tegen sultan Moulay Ahmed el-Wattasi van Fez. Hij verslaat hem, ontneemt hem zijn troon en houdt eind januari 1549 zijn triomfale intocht in Fez. Enkele maanden later geeft João III ook Alcácer Ceguer (Al-Ksar Seghir) en Arzila op en behoudt alleen Ceuta, Tanger en Mazagão. De Portugese terugtocht uit Marokko, die feitelijk geschiedt in de jaren 1541 en 1549-1550, is in het belang van de Sa’di-sjarifen. Concluderend kan worden gesteld dat de kameel het gewonnen heeft van het karveel. Het Soedanese goud bereikt weer, althans voor een deel, via Marokko de Atlantische en de Mediterrane kust van Noord-Afrika.

Als sjarif Mohammed ech-Cheikh zich begin 1549 in Fez heeft gevestigd, zendt de koning van Portugal aan zijn zwager Karel V een ambassadeur wiens enige taak het is de keizer ervan te overtuigen dat deze nieuwe Marokkaanse macht zeer gevaarlijk is en het probleem van de nauwe zeestraat tussen Marokko en Spanje plotseling weer aktueel maakt. De Moorse commerciële scheepvaart, in de versukkeling geraakt vanaf het midden van de 15e eeuw, zal weer opbloeien. Alleen een nauwe samenwer-king tussen Portugal en Spanje kan deze bedreiging keren.

3.1 Handhaving van de status-quo.