Hoofdstuk 1.
De Atlantische eilanden en Opper-Guinée
1.0. De Madeira-archipel
Geschreven door Arnold van Wickeren
De kolonisatie van de onbewoonde eilanden Madeira en het veel kleinere Porto Santo is al in 1420 begonnen. Zij wordt een groot succes. In de tweede helft van de 15e eeuw is het eiland uitgegroeid tot een volwassen kolonie. Aan de herontdekking en kolonisatie van de Arquipélago da Madeira is in voorgaande delen aandacht besteed. Voor een uitvoerige beschrijving wordt verwezen naar deel VII, par. 5.0.
Dat de kolonisatie zo succesrijk is verlopen is mede te danken aan de grote vruchtbaarheid van het van vulcanische oorsprong zijnde Madeira. Door de toename van de bevolking ontstaan aan het begin van de 16e eeuw in beide capitanias, waarin het eiland is verdeeld, nieuwe gemeenten (concelhos), terwijl de hoofdstad Funchal in 1508 is uitgegroeid tot een stad waarvan de bestuur-lijke organisatie is opgezet naar het model van Lissabon, een voorbeeld dat overal in het Portugese overzeese rijk navolging zal vinden. Met zijn 5.000 inwoners evenaart Funchal de aartsbisschoppelijke zetel Braga en overtreft het plaatsen als Leiria, Tomar en Faro. Op Madeira en Porto Santo wonen aan het begin van de 16e eeuw bij elkaar ongeveer 20.000 mensen; naar schatting bestaat een tiende van hen uit slaven. In zijn verzoek aan de paus Madeira tot bisdom te verheffen, heeft koning Manuel de Heilige Vader laten weten dat Madeira al acht belangrijke bevolkingscentra (vilas) telt, ieder met zijn eigen gemeentelijke inrichting. Paus Leo X heeft ‘s konings verzoek in 1514 gehonoreerd. De eerste bisschop, Diogo Pinheiro, neemt in dat jaar bezit van zijn diocees. Onder zijn jurisdictie vallen niet alleen Madeira en Porto Santo, maar alle overzeese gebieden van Portugal.
Aanvankelijk hebben de eilanden hout, honing, was en andere bosproducten geëxporteerd. Na de ontbossing van Madeira heeft de uitvoer vooral bestaan uit graan en wijn, terwijl ook de veeteelt zich ontwikkeld heeft. In de laatste decennia van de 15e eeuw en tijdens de eerste decennia van de 16e eeuw heeft Madeira zich meer en meer ontwikkeld tot een belangrijke producent van suiker, hetgeen ten koste is gegaan van de voortbrenging van graan. Tegen het midden van de 16e eeuw moet tarwe worden ingevoerd en zijn de zuidelijke hellingen van Madeira bedekt met suikerrietplantages van veelal kleine en middelgrote boerderijen. De producenten voeren rechtstreeks suiker uit naar Vlaanderen en andere Europese landen. Bij koninklijk decreet van 21 augustus 1498 is de jaarlijkse suikerexport gelimiteerd tot 120.000 arrobas, maar tegen het midden van de 16e eeuw bedraagt het aantal suikermolens al veertig en in 1570 is de suikerproductie toege-nomen tot 200.000 arrobas per jaar. Madeira voert dan suiker uit naar heel Europa. Omdat de plantages veel arbeidskrachten vergen, worden er ieder jaar honderden slaven uit Afrika aange-voerd. In 1552 telt Funchal ongeveer 3.000 zwarte en mulatto slaven van beiderlei kunne, maar omdat ook de blanke bevolking in aantal sterk is gestegen, bedraagt het aantal slaven nog steeds niet meer dan tien procent van de bevolking. Een klasse van welvarend geworden lokale landbezitters oefent de zeggen-schap uit over de meeste plantages. De export van suiker is in handen van Portugezen, cristãos novos en enkele buitenlanders. De tweede economische activiteit van Madeira is de productie van wijn. In de tweede helft van de 16e eeuw zal de wijnexport uitgroeien tot de belangrijkste bron van welvaart van het eiland.
De pogingen van koning Manuel de rechtspraak te versterken en wettelijke hervormingen door te voeren, hebben ook op Madeira weinig succes. Op het eiland speelt het gewoonterecht een grote rol; bestuurlijke en juridische maatregelen zijn daarop gebaseerd. Aan het begin van de 16e eeuw lijkt Madeira een replica van Portugal zelf; vergelijkbaar met Minho of Algarve. De groei van de bevolking in Portugal heeft een toenemende emigratie naar Madeira veroorzaakt en het daardoor overvloedige aanbod van vrije werkkrachten heeft geresulteerd in een afname van de slavernij op het eiland. Op het kleine Madeira bereikt de omvang van de bevolking al snel zijn verzadigingspunt. Daarom trekt Brazilië vele kolonisten van Madeira en is de economische ontwikkeling van Madeira in de 16e eeuw niet meer zo specta-culair als in de voorafgaande vijftig jaar. Funchal wordt, door de strategische ligging van Madeira, een noodzakelijke aanloop-haven voor de Portugese scheepvaart op Afrika, Azië en Brazilië. Het eiland produceert voldoende citrusvruchten, groenten en zuivelproducten om de vele schepen die het eiland aandoen te kunnen bevoorraden. De haven van Funchal is dus een belang-rijke bron van welvaart. De groei en bloei van Madeira is het gevolg van de groei van Portugals imperium in omvang en in economische kracht. De economie van Madeira krijgt een gecompliceerd karakter. Zij is afhankelijk van de export van suiker en wijn, van de import van textiel, kleding en andere industriële producten, vlees, zout en vooral tarwe. Een deel van de ingevoerde producten wordt door Madeira uitgevoerd. De omvangrijke import- en exporthandel maakt van Funchal een stad met een drukke haven en geeft haar een kosmopolitisch karakter, vergelijkbaar met dat van Lissabon en de grote Portugese steden in Oost-Azië, als Goa, Malacca en Macau.
1.1 De Azoren.