Categorieën
Portugees kolonialisme

Capitão-geral Dom Duarte de Meneses (1522-1524). De Estado da India 1522-1526

Deel 10 Index

Hoofdstuk 1.

De Estado da India 1522-1526

1.1. Capitão-geral Dom Duarte de Meneses (1522-1524)

Geschreven door Arnold van Wickeren

De op 22 december 1521 nog door koning Manuel benoemde Dom Duarte de Meneses neemt op 22 januari 1522 in Cochin het bestuur over de Estado da India over van Diogo Lopes de Sequeira. Als hij bij zijn ambtsaanvaarding verneemt dat Ormoez in staat van oproer verkeert, zendt hij zijn broer, Dom Luíz de Meneses, met versterkingen naar deze stad. De oorzaak van de revolte van Ormoez is het aan zich trekken van de inning van heffingen door de Portugezen. Diogo Lopes de Sequeira schijnt deze maatregel te hebben doorgevoerd op uitdrukkelijk bevel van koning Manuel, ofschoon hij zelf daartegen gekant zou zijn geweest. De tactloze en aanmatigende wijze waarop Manuels bevel door de Portugezen wordt uitgevoerd, zet zoveel kwaad bloed in Ormoez dat koning Turan Shah, die de stad in 1515 aan Afonso de Albuquerque heeft overgedragen en die zich aanvankelijk geheel geschikt heeft naar diens wensen1 thans niet alleen het beleg slaat voor het Portugese fort Nossa Senhora da Conceição, maar ook andere vazallen van Portugal aanzet de Portugese garnizoenen ter plaatse aan te vallen.

Op zekere nacht worden de Portugezen in Bahrein, alsmede in de havensteden Sohar, Muscat en Kuriyat aan de kust van Oman, zowel vanuit zee, als vanaf het land aangevallen, waarbij veel Portugezen het leven laten. Turan Shah wil in 1522 het Portugese juk afschudden. Dom García Coutinho, de capitão van Ormoez wordt danig in het nauw gebracht, maar twee schepen die uit Muscat arriveren brengen verlichting en als later nog meer versterkingen arriveren, keren de krijgskansen.

Turan Shah, wiens opzet is mislukt, vreest de afstraffing van zijn rebellie door de Portugezen. Om hieraan te ontkomen vlucht hij met alle inwoners van Ormoez naar het nabijgelegen eiland Kishm, na Ormoez in brand te hebben gestoken. Hij wordt daar vermoord door een van zijn eigen mensen, waarop zijn zoon, Mamede Shah, een jongen van dertien jaar, hem als koning opvolgt.

Ook de situatie bij Chaul verdient direct aandacht van de nieuwe capitão-geral. Melique Az, de geslepen Russische renegaat, die namens sultan Mahmud Begarha van Gujarat (Cambay) de havenstad Diu bestuurt, is gekant tegen de bouw van een Portugees fort in Chaul. Hij vreest namelijk dat Diu teveel concurrentie zal ondervinden van de Portugezen in Chaul. Melique Az heeft met zijn vloot van 50 schepen het Portugese eskader bij Chaul, onder Dom Aleixo de Meneses, al de nodige schade toegebracht. Uit zijn optreden blijkt dat hij er geen been in ziet de uitvoering van een plan dat de zegen heeft van zijn heer, gewapenderhand te frustreren. Dom Duarte benoemt Simão de Andrade tot capitão van het fort in aanbouw van Chaul. Op weg naar zijn nieuwe standplaats neemt Andrade twee Turkse galeien en maakt de havenstad Dabul schatplichtig aan de koning van Portugal. Simão de Andrade is niet de eerste die Dabul, een rijke handelsstad, met de kracht van de Portugese wapenen laat kennismaken, vice rei Dom Francisco de Almeida heeft de stad al begin 1509 geplunderd en zijn opvolger Afonso de Albuquerque heeft de haven van Dabul ettelijke keren aan een blokkade onderworpen. Het harde optreden van Andrade en de versterkingen waarmee Dom Luíz, op weg is naar het noorden zijn voor Melique Az aanleiding zijn schepen ijlings voor Chaul weg te halen.

Dom Luíz de Meneses, die met versterkingen op weg is gegaan naar het opstandige Ormoez, zeilt eerst naar Sohar. Hij verwoest de opstandige stad en draagt hem over aan sjeik Hozem, die Sohar namens de koning van Portugal zal besturen. Hij zeilt dan naar Kishm en treedt in onderhandeling met koning Mamede Shah en diens adviseurs. De besprekingen vinden plaats in fort Mina aan de rivier Minab, in wat de oorspronkelijke hoofdstad van het koninkrijk Ormoez schijnt te zijn geweest. De besprekingen leiden tot een verdrag, gedateerd 23 juli 1523. Hierin wordt de overdracht van Ormoez aan de koning van Portugal door de vader van Mamede Shah bevestigd. De geherformuleerde voorwaarden zijn: de koning van Portugal krijgt de beschikking over een geschikte plaats om de factorij te vestigen; kapiteins van Portugese schepen die Ormoez aandoen betalen geen haven- en liggelden, maar de Portugezen betalen wel de door Ormoez geheven uitvoerrechten op de goederen die zij daar kopen; de koning van Portugal verplicht zich het koninkrijk Ormoez te verdedigen tegen al zijn vijanden; de zeevaart van Ormoez geniet Portugese bescherming en de schepen zijn vrij overal naar toe te zeilen, behalve naar de Straat van Mecca en naar Sofala, of andere havens aan de Swahilikust; het is vreemde schepen toegestaan goederen te brengen naar de havens van het koninkrijk Ormoez en zij genieten op weg naar de stad Portugese bescherming; de jaarlijks door Ormoez – in de vorm van goud, zilver en parels – te betalen schatting wordt verhoogd van 25.000 naar 60.000 xerafins, te betalen in maandelijkse termijnen van 5.000 xerafins, omdat de inkomsten van het douanekantoor voortaan aan de koning van Ormoez en niet meer aan de Portugezen toevallen; alle christenen in Ormoez die moren zeggen te willen worden, worden uitgeleverd aan de capitão van het fort; het is moren in het koninkrijk Ormoez verboden wapens van welke aard dan ook te dragen, wat alleen niet geldt voor pages en adviseurs van de koning; alle wapens die de koning in zijn magazijnen heeft worden in bewaring gegeven aan de capitão van het fort; de koning van Ormoez beschikt niet over een leger, maar slechts over enkele gewapende lijfwachten; als anderen betrapt worden op het bezit van wapens worden deze geconfisqueerd; wordt iemand voor de tweede keer beschuldigd van wapenbezit dan wordt hij gegeseld en bij de derde keer kost het hem zijn leven; de moren zullen de gebruikelijke heffingen op koopwaren betalen, maar Portugese christenen zijn hiervan vrijgesteld; iedere Portugees die goederen aanvaardt van de kapitein van een moors schip die daarmee heffingen ontloopt, wordt een boete opgelegd die het dubbele van de verschuldigde heffing bedraagt.

Met dit verdrag nemen de Portugezen de aanleiding tot de opstand weg, door het douanekantoor te ontruimen en aan de koning van Ormoez te laten. Ook laat Dom Luíz enige bepalingen opnemen waarmee enkele veel voorkomende misstanden als desertie en corruptie worden tegengegaan. Nu de zaken met Ormoez naar tevredenheid geregeld zijn, brengt gouverneur Dom Duarte zelf een bezoek aan Ormoez, waar hij een onderzoek instelt naar de oorzaken van de opstand. Ook beweegt hij de jonge koning Mamede Shah terug te keren naar zijn residentie in Ormoez.

Terwijl de capitão-geral zich in Ormoez bevindt, valt Isma’il Adil Shah, de Adil Khan van Bijapur de Portugezen in Goa aan. De Idalção, zoals de Portugezen hem noemen, bezet gebied dat Ruy de Mello in 1520 op het vasteland ten oosten van Goa-eiland geannexeerd heeft.2 Francisco Pereira Pestana,3 capitão van Goa, verzet zich met een kleine legermacht hevig tegen de troepen van de Idalção en uiteindelijk brengt hij diens superieure legermacht een nederlaag toe. De Idalção slaagt er gaandeweg in de bevolking van het gebied aan zijn zijde te krijgen en zich uit te spreken tegen de Portugese aanwezigheid. Uiteindelijk zit er voor de Portugezen niets anders op dan een verdrag met hem te sluiten en het veroverde gebied weer aan hem af te staan.

In 1522 ontruimen de Portugezen, onder druk van de sultan van Atjeh, enigszins voorbarig hun fort in Pacém. Zie voor een uitgebreide behandeling § 3.0. Rond dit jaar lijkt het geluk de Portugezen in de steek te laten; zij worden achtervolgd door pech bij al hun ondernemingen in Azië. Dit geldt ook voor Martim Afonso de Mello Coutinho, die met zes schepen naar de Chinese provincie Kwangtung wordt gezonden. Als hij met een deel van zijn bemanning in de buurt van Canton aan land gaat om vers water in te nemen, worden zij aangevallen door gewapende Chinezen en zijn zij genoodzaakt zich terug te trekken, waarbij zij veel zeelieden verliezen. Hun aanvallers hebben getracht de landing te verhinderen. Hierop is een gevecht ontstaan, waarin de meeste Portugezen gedood zijn, terwijl de overigen zijn gevangengenomen en in een Chinese gevangenis zullen sterven. In § 3.1 worden de oorzaken en gevolgen van de verstoorde relatie tussen China en de Portugezen besproken.

In de Molukken is de situatie problematisch: de koningin-regentes Njai Tsjili is gevlucht en de jonge koning Delayo is door capitão António de Brito gevangengezet; Tidore is een oorlog begonnen tegen Ternate en tegen de Portugezen, die lange tijd in een impasse heeft verkeerd, reden voor António de Brito te vragen om te worden afgelost. Recentelijk echter heeft gugugu Taruwese, met Portugese hulp de vesting Marieco op Tidore, alsmede het eiland Makian en Gilolo op Halmahera veroverd, waarna de sultan van Tidore heeft laten weten vrede te willen sluiten. Zie voor een bespreking daarvan § 3.4.

De wijze waarop Dom Duarte de Meneses Portugees-Indië bestuurt is zeer onbevredigend. Hij is er vooral opuit geweest grote rijkdommen voor zichzelf te vergaren, waarin hij buitengewoon goed is geslaagd. Daarentegen staat hij toe dat de capitães van de verschillende forten nalatig zijn in het tijdig rapporteren over de stand van zaken ter plaatse, terwijl ook de rechtspraak corrupt is.

1 zie deel V, p.p 201-207

2 zie deel VI, p.p 156-157

3 Francisco Pereira Pestana, die in het vervolg van het relaas een hoofdrol zal spelen, is een dapper aanvoerder met een lange staat van dienst. Hij is al in april 1508 met de Lionarda uit Lissabon vertrokken, om capitão te worden van Quiloa (Kilwa) aan de Shwahilikust. Capitão-mór Duarte Lemos da Trofa heeft deze benoeming in 1510 geëffectueerd (zie deel IV, pag. 206); hij heeft deelgenomen aan de definitieve verovering van Goa door Afonso de Albuquerque (zie deel, pag. 67); in 1515 was hij van de partij bij Albuquerques expeditie naar Ormoez (zie deel V, pag. 201) en heeft hij schipbreuk geleden toen hij door capitão Jorge de Brito van Malacca naar Banda was gezonden (zie deel VI, pag. 178). Nog in datzelfde jaar is hij in Lissabon in de gevangenis beland, omdat hij, op weg naar Portugal, kapitein Bernaldim Freire ertoe heeft aangezet de gezant van Preste Joam naar koning Manuel, Mattheus, in de ijzers te slaan (zie deel V, pag, 159). Nadat hij in 1524 wegens tal van euveldaden als capitão van Goa zal zijn afgezet, wordt zijn naam nog eenmaal door Gaspar Correa in zijn Lendas da India genoemd en wel in februari 1526 als, na het overlijden van gouverneur Dom Henrique de Meneses, zijn naam voorkomt in de rij van mogelijke opvolgers, ná Pero Mascarenhas, Dom Simão de Meneses en Heitor da Silveira, maar vóór João da Silveira en Lopo Vaz de Sampayo.

1.2 Vice Rei Dom Vasco da Gama; Dom Duarte de Meneses als gevangene naar Portugal gezonden