Categorieën
Portugees kolonialisme

Vice Rei Dom Pero Mascarenhas (1554-1555) en capitão-geral Francisco Barreto (1555-1558). De Estado da India in de jaren 1545-1558

Deel 11 Index

Hoofdstuk 2.

De Estado da India in de jaren 1545-1558

2.3. Vice Rei Dom Pero Mascarenhas (1554-1555) en capitão-geral Francisco Barreto (1555-1558)

Geschreven door Arnold van Wickeren

Dom Pero (de) Mascarenhas, die afkomstig is uit een van de meest vooraanstaande Portugese families, heeft al verschillende vertrouwelijke en hoge ambten bekleed. Hij is al in 1526 door koning João benoemd tot capitão-geral van de Estado da India, maar heeft zijn ambt niet kunnen uitoefenen. Hij is in 1554, inmiddels 70 jaar oud, opnieuw uitverkoren, nu met de titel vice rei dit hoge ambt te vervullen. Hij verlaat eind maart 1554 Lissabon met een vloot van zes schepen. Een daarvan moet terugkeren en een ander schip, de kraak Boa Ventura, waarop de onderkoning zelf reist, loopt bij aankomst in Goa aan de grond en gaat verloren. De vijf schepen die op 23 september in Goa aankomen, brengen, naast wapens en ammunitie, 2.000 soldaten naar Indië.

De eerste daad van de nieuwe onderkoning is het benoemen van zijn neef, Fernando Martinez, tot admiraal, tot groot ongenoegen van iedereen. Martinez krijgt de opdracht met 32 zeilen de zeven Turkse galeien die opgesloten liggen in de haven van Surat, naar Goa te brengen. De commandant van Surat, Caraçem, weigert de galeien aan de Portugezen te geven en, na hiervoor argumenten te hebben aangevoerd, spreekt Martinez met Caraçem af, dat de galeien worden vernietigd.

In 1554 wordt sultan Mahmud III van Cambay vermoord. De Portugezen maken van de hierdoor ontstane verwarring gebruik door het gehele eiland van Diu blijvend te bezetten, nadat zij kort daarvoor de kuststrook ten zuiden van de Golf van Cambay, met de plaatsen Bulsar en Damão, al hebben ingenomen.

In 1554 blijkt dat Meale Khan vrienden en aanhangers heeft onder de onderdanen van de Adil Khan, want invloedrijke personen uit Bijapur zoeken in zijn belang toenadering tot de onderkoning. Zij stellen voor hem sultan van Vizapore te maken, in ruil waarvoor zij aanbieden het gebied Konkan, dat jaarlijks een miljoen opbrengt, aan de Kroon van Portugal over te dragen. Dom Pero Mascarenhas heeft hier wel oren naar, gelet op de grote baten die in de schatkist zullen vloeien. Hij stemt met het voorstel in, zonder zich behoorlijk rekenschap te geven van de mogelijke gevolgen en Meale Khan wordt dus plechtig uitgeroepen tot sultan van Vizapore. Begeleid door 3.000 Portugese voetknechten en 200 ruiters, nog afgezien van de inheemse aanhangers, neemt hij bezit van zijn land. Na enige lichte tegenstand te hebben overwonnen, bezet Meale Khan het fort in Ponda, waar hij, ondersteunt door 600 Portugese soldaten, onder bevel van Dom António de Noronha, zijn regering opzet. De vrouw en kinderen van Meale Khan zijn als gijzelaars in Goa achtergebleven, om de gepaste uitvoering af te dwingen van dat deel van de overeenkomst dat het meest in het belang is van de Portugese staat. Hierna keert onderkoning Dom Pero (de) Mascarenhas ziek terug naar Goa, waar hij kort daarna, op 16 juni 1555, sterft, na zijn ambt slechts tien maanden te hebben uitgeoefend. Zijn regering wordt gekenmerkt door onbaatzuchtige eerlijkheid en het valt te verwachten dat, indien hij lang genoeg zou hebben geleefd om zijn ambtstermijn van drie jaar vol te maken, hij veel zou hebben gedaan aan het herstel van trouw, gerechtigheid en eerlijkheid in alle takken van de regering.

Dom Pero de Mascarenhas wordt opgevolgd door gouverneur Francisco Barreto. Hij is een man van verdienste, die voor dit ambt gekwalificeerd is, omdat hij veel achting heeft verdiend als commandant van Bassein. Barreto’s eerste jaar begint niet onder een goed gesternte, want er breekt een grote brand uit op de schepen die voor Goa liggen, waardoor tien grote schepen geheel worden verwoest. De gouverneur maakt spoedig een deel van de verliezen goed, door enige nieuwe schepen in hun plaats te laten bouwen. Hij begeeft zich naar Ponda, om behulpzaam te zijn bij de installatie van Meale Khan als koning en hij benoemt officieren om de belastingen van Ponda te innen. Hij laat Dom Fernando de Monroyo in het fort te Ponda en zendt Dom António de Noronha, als belastinggaarder, naar de Konkan. Xacolim Aga, die daar dezelfde bezigheid uitoefent ten bate van de Adil Khan, keert zich met een leger van 7.000 man tegen Dom António. Nadat de gouverneur meer ammunitie naar Dom António heeft gezonden, marcheert hij op naar Curalé, waarvan hij gemakkelijk bezit neemt. Uit vriendelijkheid beweegt hij de inheemse bevolking ertoe terug te keren naar Curalé en omgeving en hij laat de inning van belasting over aan Portugese ambtenaren. Dom António gaat op zoek naar Xacolim Aga; op zijn zoektocht ontmoet hij twee schepen; een daarvan vervoert Xacolim Aga’s vrouw, kinderen en eigendommen van grote waarde, die hij voor alle zekerheid naar Cambay gezonden heeft. Dom António neemt de schepen met gemak en verblijft ’s nachts bij Achara, waar de Portugezen worden aangevallen door een strijdmacht van 1.000 man. Na een zwaar gevecht, wordt de vijand met hevige verliezen teruggeslagen. Verder op de rivier hebben de Portugezen een ontmoeting met een andere strijdmacht van de vijand, aangevoerd door Xacolim zelf. Ook deze strijdmacht wordt overwonnen, waarbij 1.000 man worden gedood en de Portugezen slechts 24 man verliezen.

Ondertussen is Meale Khan plechtig tot koning van Vizapore uitgeroepen, maar lang geniet hij niet van het bezit van deze titel, want de Adil Khan, daarbij geholpen door 15.000 soldaten van de koning van Vijayanagar (Bisnaga), stoot hem van de troon en neemt hem gevangen. Daarna zendt de Adil Khan een leger uit, ter herovering van de gebieden, waarin Dom António de Noronha zich ophoudt. Zodra de capitão-geral er lucht van krijgt hoe de zaken ervoor staan, geeft hij Dom António opdracht zich terug te trekken en dezelfde boodschap ontvangt Fernando de Monroyo, die in Ponda is.

In 1555 zeilen vijf schepen uit Lissabon naar Indië. Twee van deze vijf schepen vergaan: een nabij het Azoren-eiland Terceira en het andere bij Madagascar. De kapitein van dit tweede schip laat 400 mensen op het strand achter en vaart met de overigen in de grote sloep naar Goa, waar hij veilig aankomt. Deze summiere mededeling van Danvers moet betrekking hebben op de ramp met de Conceição, welk schip op 1 april 1555, onder bevel van een kapitein met de weinig toepasselijke naam, Francisco Nobre, uit Lissabon is uitgezeild naar Indië. Aan de schipbreuk van de Conceição, op 22 augustus 1555, op de rotsen van Pero dos Banhos in de Chagos-archipel van de Malediven en de daarop volgende gebeurtenissen zijn beschreven in de pagina’s 179-181.

Dom Álvaro de Silveira wordt benoemd tot capitão-mór van een vloot van 21 schepen, die wordt uitgerust om in de wateren van Calicut dienst te doen tegen de koningin van Olala, die heeft geweigerd haar tribuut te betalen. Dom Álvaro, die de kust te vuur en te zwaard onder de voet heeft gelopen, verwoest vele steden en schepen en alles wat hij tegenkomt, in het bijzonder de stad Mangalore, met zijn rijke pagode. Op initiatief van de zamorin van Calicut worden de zaken vriendschappelijk geregeld. Er wordt een vredesverdrag gesloten en Dom Álvaro keert terug naar Goa.

Begin 1556 zeilt João Peixoto met twee galeien naar de Rode Zee, om te ontdekken hoe de zaken er in Suez voorstaan. Hij vindt daar alles rustig, maar omdat hij er weinig voor voelt naar Goa terug te gaan, zonder ook maar iets te hebben bereikt, zeilt hij naar het Egyptische eiland Suakin, waarvan de koning niet op goede voet staat met de Portugezen. In het holst van de nacht zet Peixoto troepen aan land. Zij vinden iedereen in slaap. Zij overvallen de eilandbewoners en doden een groot aantal van hen, ook de koning. Nadat Peixoto veel slaven heeft gemaakt en veel buit heeft verzameld, keert hij naar zijn galeien terug. Hij zeilt de volgende dag naar Goa, maar blijft zo dicht onder de kust, dat hij in staat is onderweg nog een aantal steden te verwoesten.

De koning van Basra die opnieuw onder druk van de Turken staat, roept de hulp in van de Portugezen. Dom Álvaro da Silveira vertrekt met een vloot van 20 zeilen naar Basra, maar een vreselijke storm brengt zijn vloot in de haven van Basra zo in het ongerede dat hij niet in staat is ook maar enige hulp te bieden. Miguel Rodrigues Coutinho heeft meer geluk, als hij naar Salcete en Bardez gaat, om op te treden tegen troepen van de Adil Khan, die deze streken hebben geinfiltreerd, uit wraak voor Portugese steun aan Meale Khan. Coutinho vernietigt alle zeehavens te vuur en te zwaard en neemt een groot aantal schepen. Nadat hij een aantal vijanden heeft gedood, veel gevangenen heeft gemaakt en in Dabul, na een hevig gevecht, aan boord van een groot schip dat naar Meccazou gaan, rijke buit heeft verworven, keert hij, overladen met roem en rijkdommen, in Goa terug. De Adil Khan is zo woedend over zijn pech, dat hij een ander groot leger naar Salcete en Bardez zendt. Waarop de gouverneur het met sterke stijdkrachten tegen hem opneemt. De oorlog duurt de gehele winter, maar geen enkele actie is de moeite van het vermelden waard.

Daarna zeilt gouverneur Francisco Barreto met een grote vloot, die bestaat uit 150 schepen van allerlei typen, voor een bezoek aan de noordelijke forten. Hij verwerft het op een berg gelegen fort van Azarim voor een gering bedrag, door bemiddeling van Goje Mahomet, een betrouwbare moor die in Baçaim woont. António Moniz Barreto wordt uitgezonden om het fort in bezit te nemen. Hij laat daar een capitão met 60 Portugese soldaten achter. António Moniz Barreto gaat vandaar naar het fort in Manori, niet veel verder. Hij vindt het verlaten en bijgevolg neemt hij het in bezit en legert er Jorge Manhans met 120 soldaten. Hij keert dan terug naar Baçaim, waar de gouverneur een audiëntie geeft aan enige ambassadeurs van de koning van Sind, die Portugese hulp wil ontvangen, tegen een tyran die hem vervolgt. Aangezien het politiek raadzaam lijkt de vriendschap van de vorst te verwerven, wordt besloten hem met troepen te hulp te komen. Daartoe worden 700 man, in 28 schepen naar Sind gestuurd, onder leiding van Pedro Barreto Rolim. De vloot arriveert behouden in Tatta, waar de koning van Sind hof houdt. Nadat de vorst een bezoek gebracht heeft aan Pedro Barreta Rolim, zendt hij bericht over de aankomst van de Portugezen aan zijn vader die zich bij zijn leger bevindt. Korte tijd later verneemt Pedro Barreto dat de koning met zijn vijand tot een akkoord is gekomen, waarop hij hem vraagt hem de kosten van het uitrusten van de vloot te betalen, wat ook met zijn ambassadeurs is overeengekomen. Dit wordt echter geweigerd, waarop Pedro Barreto zijn leger laat landen. De Portugezen veroveren de stad en in hun woede doden zij meer dan 8.000 mensen en verwoesten door brandstichting eigendommen ter waarde van meer dan twee miljoen in goud. Zij laden hun schepen met een buit zo kostbaar, als zij zelden in Azië hebben verworven. Pedro Barreto, die niet één man in de actie verloren heeft, blijft acht dagen in de buurt, waarbij hij alles verwoest aan beide zijden van de Indus. Het fort van Bandel levert enige tegenstand, maar het wordt al snel veroverd en verwoest. Pedro Barreto Rolim keert dan terug naar Chaul, waar hij de opdracht ontvangt verder te zeilen naar Dabul, om zijn strijdkrachten te voegen bij die van António Pereira Brandão, capitão-mór aan dat deel van de kust, met het doel Dabul te verwoesten, uit wraak voor de acties die de Adil Khan heeft ondernomen. De stad wordt aangevallen, maar verdedigt zich enige tijd energiek. Desondanks wordt de plaats tenslotte ingenomen en gereduceert tot een puinhoop. Pedro Barreto en Brandão doen hetzelfde met alle dorpen aan de rivier van Chaul. Het antwoord van Adil Khan laat niet lang op zich wachten; zijn generaal Nazer Maluco valt Salcete en Bardez binnen met een leger van 2.000 ruiters en 18.000 voetknechten.

De gouverneur ontmoet zijn leger van 17.000 man bij Ponda en valt hem zeer vastbesloten aan met 3.000 Portugese en 1.000 Canarese soldaten en met 200 ruiters. Na enige tijd strijd te hebben geleverd, weet Francisco Barreto de numeriek veel sterkere vijand op de vlucht te drijven en keert hij als overwinnaar in Goa terug. Dom Francisco de Mascarenhas, capitão van Fort Rachol, krijgt ook te maken met een grote vijandelijke strijdmacht, evenals João Peixoto, die het in Bardez moet opnemen tegen Morate Khan. Nazer Maluco nestelt zich weer in het fort te Ponda, maar de aankomst van vijf schepen met versterkingen uit Portugal, alsmede de verliezen die de Adil Khan al zijn toegebracht, brengen hem ertoe te vragen om vrede. Francisco Barreto gaat op het verzoek in en er wordt een nieuw verdrag met de Adil Khan gesloten. Toch betekent dit niet het einde van de oorlog in de omgeving van Goa. In 1557 wordt een kleine afdeling Portugese soldaten op het eiland Choram verrast door 500 moren, maar zij worden tijdig ontzet door hun kameraden en met vereende krachten wordt de vijand op de vlucht gedreven. De rust keert daarna terug op het eiland dat door Francisco de Mascarenhas wordt bezet met een strijdmacht van 300 man.

De gouverneur die in 1558 de kaap van Chaul wenst te beveiligen, vraagt koning Nixamoxa toestemming daar een fort te mogen bouwen. De koning weigert niet alleen dit verzoek te honoreren, maar neemt de gezant van Francisco Barreto gevangen en stuurt 30.000 man naar de beoogde locatie, om daar een onneembaar fort te bouwen. De gouverneur laat daarop Álvaro Peres de Soutomayor de haven van Chaul blokkeren, totdat hij zelf daar zal zijn aangekomen. Korte tijd later arriveert hij met een leger van 4.000 Portugese en een aantal inheemse soldaten. Voor de vijand is de aankomst van zoveel tegenstanders aanleiding om te vragen om vrede. De vrede wordt getekend, op voorwaarde dat de werkzaamheden aan het fort worden stilgelegd. Daarna keert de gouverneur terug naar Goa.

Francisco Barreto wijdt zich in Goa aan het optuigen van een grote vloot tegen de sultan van Atjeh, die op dat moment een grote bedreiging vormt voor Malacca. In een paar maanden heeft hij 25 galjoenen, 10 galeien en 80 galjoten opgetuigd. De schepen zijn zo goed uitgerust, dat de hoop herleeft op een stevige grondvesting van het Império Português do Oriente. Maar al dit werk blijkt te vergeefs te zijn geweest; Dom Constantino de Bragança is inmiddels begin september 1558 in Indië aangekomen, om Francisco Barreto op te volgen en het blijkt een vaste gewoonte in Indië te zijn geworden, dat nieuwe gouverneurs nooit de plannen van hun voorgangers uitvoeren. Francisco Barreto scheept zich op 20 januari 1559 in voor zijn terugkeer naar Portugal. Hij is een moedig, bescheiden en grootmoedig bestuurder geweest. Hij zal later terugkeren als veroveraar en gouverneur van het Rijk van Monomotapa, waar hij zal sterven. Inmiddels is op 11 juni 1557 koning João III, na een regeringsperiode van 36 jaar, aan een beroerte overleden. Met zijn overlijden eindigt het tijdvak, waarin het Portugal en Portugees Indië redelijk voor de wind zijn gegaan. Zowel voor het moederland als voor het Império Português do Oriente breken zware tijden aan.

Hoofdstuk 3 De Visserijkust, Coromandel, Bengalen en de Carreira da India 3.0. De Visserijkust