Hoofdstuk 4.
Birma en Siam
4.3. Opstand tegen en moord op Tabin Shwêtî
Geschreven door Arnold van Wickeren
Daags voor de beschietingen zullen beginnen, ontvangt Tabin Shwêtî bericht dat Xoripam Say, een boeddhistische monnik, bastaardzoon van Takayutpi, de door Tabin Shwêtî verdreven koning van Pegu, zich uitgeroepen heeft tot koning van deze stad en ook de hand gelegd heeft op de schatten van Tabin Shwêtî.1 De nieuwe koning van Pegu is een charismatisch leider en door zijn grote edelmoedigheid bij iedereen geliefd is. Hij heeft de titel smim Htaw (heer Htaw) aangenomen, door Pinto vertaald in Xemindó. De Peguanen hebben massaal de zijde van Xemindó gekozen tegen de Birmaanse tiran. Zij hebben het Birmaanse bezettingsleger verdreven en 15.000 Birmanen gedood. Tabin Shwêtî is door dit bericht zo gealarmeerd dat hij het leger bevel geeft het beleg van Ayuthia af te breken en direct naar Birma terug te keren. De aftocht van de Birmanen uit Siam is smadelijk. Duizenden manschappen worden gedood door het achtervolgende leger van Siam of komen om door honger en dorst. Als de Birmanen bij een schermutseling de schoonzoon van koning Chapraphat gevangennemen, kan – in ruil voor diens vrijlating – een veilige aftocht bedongen worden.
Tabin Shwêtî snelt het gros van zijn troepen vooruit naar Martaban. In de twee weken die hij daar wacht op het restant van zijn leger, loopt een groot deel van zijn leger dat voor een belangrijk deel uit Peguanen bestaat, over naar Xemindó. Tabin Shwêtî, vrezend dat het aantal deserteurs van dag tot dag zal toenemen, gaat dan tot de aanval op het veel grotere leger van Xemindó over. Hij behaalt een klinkende overwinning, waaraan zijn Portugese huurlingen een groot aandeel hebben. Van hen sneuvelen 280 man en de overigen worden zwaar gewond. Xemindó weet te ontkomen en Tabin Shwêtî trekt als overwinnaar Pegu binnen. Nadat de Birmaanse tiran in Pegu maandenlang allerlei mensen zonder vorm van proces terecht laat stellen, komt in 1550 Martaban in opstand. Er worden daar 2.000 Birmanen gedood en de bestuurder van de stad, Chalagonim, kiest de zijde van Xemindó. Nog voordat Tabin Shwêtî tegen Martaban kan optreden verneemt hij dat de xenim van Sittang in het geheim Xemindó trouw heeft gezworen en hem een grote hoeveelheid goud heeft geschonken. Hij ontbiedt hem. De xenim, vrezend voor zijn leven, meldt zich ziek en licht zijn vertrouwelingen in. Daarna begeeft hij zich met 600 aanhangers naar Tabin Shwêtî die zich in een pagode bevindt, en vermoorden de Birmaanse tiran, waarna een fel gevecht met zijn bewakers uitbreekt. De xenim formeert een troepenmacht die de Birmaanse bewakers van Tabin Shwêtî opjaagt en vermoordt. Met hen sterven 80 Portugezen. De andere 220 strijdmakkers van Diogo Soares geven zich met hem over. Hun levens worden gespaard als zij trouw gezworen hebben aan de xenim van Sittang, die in triomf in Pegu wordt ingehaald en tot koning wordt gekroond. Kort daarna rekent de bevolking van Pegu met Diogo Soares, de gehate Galiciër af. Deze heeft, in de tijd dat zijn positie onder Tabin Shwêtî onaantastbaar was, een bruid geschaakt, waarbij de bruidegom, diens vader en een aantal andere verwanten door de Turkse lijfwacht van Soares zijn gedood. Het meisje, dochter uit een vooraanstaande familie, weet zich het leven te benemen voordat Soares haar kan misbruiken. De vader van de bruid eist onder de nieuwe koning in het openbaar de bestraffing van Soares. Hij krijgt het volk mee dat met een opstand dreigt als Soares niet aan hen wordt uitgeleverd. Hij wordt door de menigte gestenigd. Zijn huis wordt geplunderd en zijn slaven en dienaren, onder wie zeven Portugezen, worden gedood.
De xenim van Sittang ontpopt zich tot een despotisch vorst, die vele welgestelde laat doden om hun bezittingen te kunnen roven. Dit optreden leidt ertoe dat vele Peguanen overlopen naar Xemindó, die een groot deel van Birma voor zich gewonnen heeft en een aantal steden, waaronder Rangoon en Dalla, in handen heeft. Xemindó trekt dan op naar Pegu. Een aanval op de stad mislukt echter. Tijdens de daaropvolgende belegering kiezen steeds meer Peguanen de zijde van Xemindó. De xenim van Sittang doet dan een uitval, maar zijn leger wordt verslagen en de despoot sneuvelt. Pinto vermeldt dat een haakbusschot van een Portugees, genaamd Gonçalo Neto, de xenim dodelijk treft. Als Xemindó begin 1551 opnieuw tot koning van Pegu is gekroond, ontvangen Gonçalo Neto en de overige 80 Portugezen die aan de zijde van Xemindó hebben gevochten, een grote geldelijke beloning en vele voorrechten, waaronder vrijstelling van douanerechten. Xemindó regeert enige jaren over Pegu, waarbij hij zich in alle opzichten een evenwichtig en onkreukbaar vorst toont. De vermoorde Tabin Shwêtî wordt opgevolgd door zijn oudere broer. Deze is onder de titel Bureng Naung, hetgeen letterlijk ‘de oudere broer van de koning’ betekent, de geschiedenis is ingegaan. Bureng Naung was toen Tabin Shwêtî nog leefde één van diens belangrijkste bevelhebbers, die ook toen al in feite met het neerslaan van de revolte belast was, terwijl Tabin Shwêtî zelf troost zocht in de drank. De nieuwe koning berust niet in het verlies van Pegu en een aantal andere steden in Birma. Hij brengt een groot leger op de been, hoofdzakelijk bestaande uit niet Birmanen, zoals Mons, Ava’s en andere buurvolken. Bureng Naung trekt met zijn leger op tegen Xemindó en behaalt op hem de overwinning. Xemindó weet opnieuw te ontkomen. Bureng Naung voelt er niets voor Pegu, zijn toekomstige hoofdstad, door zijn buitenlandse huurlingen te laten plunderen, waarmee hij een belofte aan hen dreigt niet na te komen. Een deel van hen komt hiertegen in opstand. Bureng Naung weet met de bevelhebber van de muiters een overeenkomst te sluiten om een rechtbank het geschil te laten beslechten. Twee van de zes rechters zijn aanzienlijke Portugezen uit Pegu. Pinto vermeldt hun namen: Gonçalo Pacheco en Nuno Fernandes Teixeira. De rechtbank bepaalt dat Bureng Naung gelijk heeft dat hij de onschuldige burgers van Pegu en hun bezittingen wil sparen, maar dat de huurlingen recht hebben op betaling. De rechtbank draagt de Birmaanse vorst op de huurlingen op eigen kosten schadeloos te stellen. Als zij betaling hebben ontvangen, laat Bureng Naung hen in kleine groepen vertrekken, om te voorkomen dat zij onderweg alsnog aan het plunderen slaan. Hij wenst nooit meer van hun diensten gebruik te maken. Gonçalo Pecheco en Nuno Fernandes Teixeira worden vorstelijk voor hun bemiddeling beloond, terwijl zij en de overge 280 Portugezen, die in Pegu wonen voor drie jaar vrijgesteld worden van douanerechten. Zij mogen vrijelijk naar Indië vertrekken, iets wat hen in de voorgaande jaren niet was toegestaan. Bureng Naung slaagt erin de Birmaanse steden die nog in handen zijn van Xemindó te veroveren en zo Birma opnieuw te verenigen. De Birmaanse koning laat de ondergedoken Xemindó opsporen en in Pegu terechtstellen.
1 Volgens Danvers onderneemt Tabin Shwêtî voor zijn terugkeer naar Birma nog een poging Camambee te veroveren. Hij schrijft: ‘Nadat de Tabin Shwêtî ervaren heeft dat hij niets tegen de dappere verdedigers kan beginnen, trekt op naar de stad Camambee, waar de koning van Siam zijn schatten bewaart. Deze plaats blijkt ook sterk gefortificeerd te zijn en te worden verdedigd door 20.000 man. Na veel vergeefse pogingen de stad in te nemen, is het grote leger van Pegu gedwongen de terugtocht te aanvaarden, zonder ook maar iets te hebben bereikt.’
Hoofdstuk 5 Portugese kooplieden en missionarissen in Japan 5.0 De ontdekking van Japan.