Categorieën
Portugees kolonialisme

De Azoren. De Atlantische eilanden en West-Afrika

Deel 13 Index

Hoofdstuk 3.

De Atlantische eilanden en West-Afrika:

3.1. De Azoren

Geschreven door Arnold van Wickeren

De verschillende eilanden van de Arquipélago dos Açores zijn ontdekt of herontdekt tussen 1427 en 1452. Hoewel de eilanden onbevolkt bleken, de bodem zeer vruchtbaar is en de Azoren een mild klimaat hebben, is de kolonisatie maar langzaam op gang gekomen. Onder verwijzing naar deel I, waarin de ontdekking en kolonisatie van de Azoren zijn besproken, zij hier vermeld dat de eilanden Terceira, Faial en São Jorge als eerste zijn gekoloniseerd. Met deze kolonisatie is het jaartal 1439 verbonden, maar het is waarschijnlijk dat de eerste kolonisten pas in 1445 naar de Azoren zijn vertrokken. Omdat de animo voor kolonisatie van de Azoren in Portugal gering is, mogen zich ook buitenlanders op de eilanden vestigen. Er vestigen zich, onder leiding van de capitães Josse de Hurtere, Jacómo de Bruges en Wilhelm van der Haagen, in 1450 grote groepen Vlamingen op de eilanden. Daarom worden de Azoren nog lange tijd op de kaarten betiteld als de ‘Vlaamse eilanden’. Er komen ook Genuese kooplieden naar de Azoren.

Onder leiding van Gonçalo Velho Cabral vestigen zich in 1445 de eerste kolonisten op het meest zuidelijk gelegen eiland Santa Maria, waarvan Gonçalo Velho tot capitão wordt aangesteld, maar de kolonisatie van Santa Maria komt pas op gang in de periode 1474-1522. Hetzelfde geldt voor het grootste en vruchtbaarste eiland São Miguel, nadat Rui Gonçalves da Cámara, een zoon van Joáo Gonçalves Zarco een van de twee capitâes van Madeira, capitão van dat eiland is geworden. Er vestigen zich gezinnen uit Estremadura, Alto Alentejo en Algarve. Met de kolonisatie van de overige eilanden, met uitzondering van de zeer afgelegen eilanden Flores en Corvo, is in de jaren zestig van de vijftiende eeuw een begin gemaakt. Het laatste eiland dat bevolkt wordt is Graciosa. Dankzij de inspanningen van de capitães Pedro Correia en Vasco Gil Sodré vestigen zich aan het begin van de zestiende eeuw kolonisten op dit eiland.

Een zekere rivaliteit tussen de capitães van de verschillende eilanden bevordert hun bloei. De algemene bevolkingstoename in Portugal in de zestiende eeuw vergemakkelijkt het aantrekken van kolonisten, die de extreem vruchtbare maagdelijke bodem van de eilanden gaan bewerken. In 1550 is het aantal vilas in de gehele archipel al gestegen tot twaalf: São Miguel (5), Terceira (3), São Jorge (3) en Graciosa (1). Bovendien zijn Angra op Terceira (thans Angra do Heroísmo) en Ponta Delgada op São Miguel, de hoofdstad van de Azoren, uitgegroeid tot steden. Omdat de bodem waarop Angra en Ponta Delgada zijn gebouwd veel vlakker is dan die waarop Funchal op Madeira is opgetrokken, kunnen deze plaatsen ruimer worden opgezet. Zij hebben het voor de Renaissance kenmerkende schaakbordpatroon. Van Lissabon erven de steden het bestuursmodel. In 1534 vindt paus Eugenius IV de Azoren belangrijk genoeg om het diocees Angra te stichten. Het omvat alle negen eilanden; zij worden onttrokken aan de jurisdictie van de bisschop van Funchal.

De oppervlakte van de Azoren is driemaal die van Madeira. De eilanden hebben meer goede natuurlijke havens en geschikte vestigingsplaatsen; kolonisten hebben minder hinder van bergen en zij behoeven ook minder irrigatiewerken aan te leggen dan op Madeira. Dit alles draagt ertoe bij dat de Azoren zich snel en voorspoedig ontwikkeld hebben en al na korte tijd van economisch nut zijn voor het moederland. Aanvankelijk exporteren de Azoren houtproducten, alsmede wedeblauw en urzela (litmus rocella), zijnde blauwe en paarse kleurstoffen van uitstekende kwaliteit voor de textielindustrie. Nadat gebleken is dat graan goed wast, ontwikkelen de Azoren zich tot een echte graanschuur. Het graan wordt niet alleen geëxporteerd naar Portugal, dat daaraan een chronisch tekort heeft, maar ook naar de Portugese steden in Marokko. Naast tarwe en kleurstoffen brengen de Azoren ook rietsuiker, wijn, vee en andere producten voort. Terceira is, naast São Miguel, vooral een tarweproducent, Pico brengt in hoofdzaak wijn voort en op andere eilanden is de veeteelt dominant. Kenmerkend voor de eilanden zijn de goedgeleide quintas (boerderijen) en plantages, waarop voornamelijk blanke arbeiders werken. Rond 1550 ontstaan ook de margados, zijnde door vererving verkregen onvervreemdbare landgoederen; zij zullen kenmerkend worden voor de Azoren.

De bevolkingsgroei op de Azoren houdt gelijke tred met die in Portugal. Tot aan het midden van de zestiende eeuw vinden de bewoners van de Azoren bijna allen emplooi in de landbouw, waardoor er weinig sociale verschillen zijn. De bevolking heeft een goed, maar eenvoudig bestaan, zonder veel comfort. Het valt buitenlanders, die de eilanden bezoeken, op dat op de Azoren mannen op markten inkopen doen, om hun vrouwen niet bloot te stellen aan de blikken van vreemde mannen. Vrouwen laten zich evenmin zien aan mannelijke bezoekers. Als zij ter kerke gaan dragen gehuwde en ongehuwde vrouwen lange rokken en een zwarte voile, die alleen de ogen vrijlaat. Aan de andere kant worden bordelen toegestaan en geven mannen hun zonen geld om deze te bezoeken, zeggende: “Let them drunk and they are apt to all manner of vice” noteert Basil Lubbock. Mogelijkheden tot scholing bieden de Azoren niet: er is een chronisch tekort aan priesters en er zijn geen scholen. Er ontstaat een rijke klasse van kooplieden als rond het midden van de zestiende eeuw de export van tarwe naar Lissabon en die van verfstoffen naar Engeland, Frankrijk en Vlaanderen sterk stijgt. De lucratieve export van wedeblauw wordt geschat op drie miljoen kilogram per jaar.

Gedurende de gehele zestiende eeuw is de bevolkingsgroei door immigratie aanzienlijk, maar zij zal daarna afnemen en uiteindelijk stagneren mede tengevolge van emigratie naar Brazilië. Evenals in Minho en op Madeira het geval is, kunnen niet alle kinderen uit de traditioneel grote gezinnen een bestaan vinden in de landbouw en is emigratie de enige mogelijkheid om aan bittere armoede te ontsnappen. De sociale stratificatie van de bevolking op de Azoren is dezelfde als die in het moederland. Tot de welvaart van de eilanden draagt bij dat Portugese schepen die uit de Golf van Guinée of uit Indië naar huis terugkeren een aanloophaven aandoen op de Azoren, om vandaaruit voor de wind naar Portugal te zeilen. Door zijn gunstige ligging en de goede haven van Angra profiteert vooral Terceira hiervan. Op de Azoren zijn maar weinig slaven. Zij herkrijgen vaak, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, hun vrijheid als hun meester of meesteres sterft. Charles Boxer geeft hiervan in zijn boek Mary and Misogyny een aantal voorbeelden, waaraan in deel II aandacht is besteed.

In de jaren zeventig van de zestiende eeuw neemt de productie van wedeblauw sterk toe ten koste van de voortbrenging van tarwe. Derhalve ontstaat er een ongekende schaarste aan tarwe, waardoor tarwe geïmporteerd moet worden en de traditionele export daarvan vrijwel tot stilstand komt. Na 1612 verandert de situatie. Door stijgende belastingheffingen op de import van wedeblauw en concurrentie van Amerikaanse indigo wordt minder winst gemaakt op de export van wedeblauw en wordt het verbouwen van tarwe weer lucratief. In 1613 is er voor het laatst sprake van schaarste aan tarwe. Vanaf 1621 produceren de Azoren jaarlijks 8.200 moios (492.000 bushels) tarwe. In slechte jaren is de tarweopbrengst nog minimaal 4.000 moios. Tegen 1670 zal de productie van wedeblauw en suiker verdwenen zijn. Naast tarwe produceren de Azoren: wijn, maïs, vlas en sinaasappelen. De productie van maïs doet ook de veeteelt toenemen. Ook de visvangst, vooral de walvisvaart, is van betekenis.

In de zestiende en zeventiende eeuw worden, naast maïs en sinaasappelen, ook andere landbouwproducten geïntroduceerd, zoals zoete aardappelen en jamswortels. Uit Europa en Amerika worden diverse soorten fruit- en pijnbomen ingevoerd. De boeren leren de vruchtbaarheid van de grond te verhogen door de aanplant van lupine. Van groter betekenis is dat zij ook gebruik leren maken van de grote hoeveelheden puimsteen, die het gevolg zijn van hevige vulkaanuitbarstingen in de jaren 1563, 1614, 1630, 1649, 1652 en 1659. De puimsteen wordt gebruikt bij de aanleg van dijkjes en kanaaltjes om het water van stroompjes te leiden en om te verhinderen dat de regen de landbouwgrond wegspoelt. De Azoren leveren de Kroon een netto voordeel op.

Na de vereniging van Portugal en Spanje in 1580 en tijdens de zeventiende eeuw dient ieder Azoren-eiland in staat van verdediging te worden gebracht tegen Portugals vijanden, behalve moslim- en andere piraten, vooral Fransen, Engelsen en Hollanders. Deze naties zijn allen in staat troepen te ontschepen, die een nabije stad plunderen. Oorlogsomstandigheden brengen verwoestingen over de Azoren, in het bijzonder over Terceira in de jaren 1580-1582. De meeste Azoren-eilanden hebben de zijde gekozen van Dom António, de Prior van Crato, en Terceira weerstaat enige tijd furieuze aanvallen van de markies da Santa Cruz. Deze gebeurtenissen leiden tot een imposant aantal forten op de Azoren. Zij zijn in hoofdzaak geconcentreerd op de eilanden Terceira en São Miguel. In 1583 reorganiseert Philips II het middeleeuwse systeem van erfelijke capitanias; de koning stelt een governador-general aan voor alle negen eilanden, met standplaats Angra op Terceira

3.2. De Kaapverdische eilanden en Opper-Guinée