Categorieën
Portugees kolonialisme

Geschiedenis van Portugal en van de Portugezen overzee. DEEL 16

Geschreven door Arnold van Wickeren

Geschiedenis van Portugal en van de Portugezen overzee. DEEL 16

De aanval van de Hollanders op de Estado da India, Overige verwikkelingen in de Estado da India, De Portugezen aan de Tamilkust in de Periode 1560-1640

Verantwoording

Inleiding

Hoofdstuk 1. De aanval van de Hollanders op de Estado da India

1.0. De vloot van André Furtado de Mendoça

1.1. De oprichting van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie; de eerste VOC-vloot naar Indië

1.2. De verrichtingen van de vloot van Steven van der Haghen

1.3. De verrichtingen van de admiraals Cornelis Matelieff de Jonge en Paulus van Caerden

1.4 De vloot van Pieter Willemsz Verhoeff

Hoofdstuk 2. Overige verwikkelingen in de Estado da India

2.0. Expedities van de East India Compagny naar Azië

2.1. Expedities naar Perzië en China; de stad Goa en steunverlening aan de Portugezen in Syriam

2.2. Een Perzisch gezantschap naar Europa; De capitães-gerais Dom Frei Aleixo de Menezes, Dom André Furtado de Mendoça en Ruy Lourenço de Tavora (1607-1612)

2.3. De vice-reis Dom Jerónymo de Azevedo en Dom João Coutinho, conde de Redondo (1611-1619)

2.4 De val van Ormoez

Hoofdstuk 3. De Portugezen aan de Tamilkust in de Periode 1560-1640

3.0. De parelvisserij aan de Costa da Pescaria

3.1. De handel in strategische goederen (paarden, olifanten en salpeter)

3.2. De exporthandel van de Portugezen in massagoederen

3.3. De importhandel van de Portugezen

3.4. De overleving van de particuliere Portugese handel

3.5. Aanvullende opmerkingen over Portugese vestigingen Devanampattinam, Nagapattinam en São Tomé de Meliapor en over de missieactiviteiten in deze steden

Glossarium

Verantwoording

Bij het schrijven van mijn door Hogeschool Alkmaar in 1994 uitgebrachte boek ‘Geschiedenis van Portugal en van de Portugezen overzee (ISBN 90-802098-1-3)’ moesten veel zaken onbesproken blijven, om het eendelige werk niet veel te omvangrijk te maken. Onvrede over deze beperking en het beschikken over veel meer vrije tijd dan toen ik nog werkte, zijn de redenen geweest mijn eerste boek uit te werken in afzonderlijke delen. Dat deze uitwerking geschiedt mede aan de hand van veel niet eerder geraadpleegde literatuur spreekt voor zich. In september 1996 is deel I verschenen en in de zomer van 2007 is deel XVI gereed. Uit hoeveel delen van circa 250 pagina’s het totale werk zal bestaan laat zich thans nog niet schatten; ik hoop dat het mij gegeven zal zijn nog vele delen te schrijven. Deze verschijnen in een beperkte oplage en zijn bestemd voor universiteits- en andere openbare bibliotheken in Nederland en Vlaanderen, alsmede voor belangstellenden uit eigen kring. Met het uitbrengen van de delen staat mij geen commercieel doel voor ogen. Daarom is de uitvoering zo goedkoop mogelijk gehouden. In oktober 2006 leek een publieksuitgave van de tot dan toe uitgebrachte en de nog te schrijven delen onverwachts binnen handbereik. Nadat ik ervaren had dat een commerciële uitgave van mijn werk onaanvaardbare concessies van mij zouden vergen, heb ik daarvan afgezien en ben op de oude voet voortgegaan.

Wat mij in de geschiedenis van Portugal van jongs af aan vooral fascineert zijn de voortrekkersrol die het heeft gespeeld in de ontdekking van de wereld en ’s lands maritieme expansie. Mijn boek gaat daarom voornamelijk over de verrichtingen van de Portugezen overzee in drie continenten. Het gaat dan om zaken als: de wereldwijde maritieme expansie in de vijftiende en in de eerste helft van de zestiende eeuw; de eerste tekenen van verval van de Portugese positie in Azië in de tweede helft van de zestiende eeuw en de vrijwel volledige teloorgang daarvan, mede door toedoen van de VOC, in de zeventiende eeuw; de strijd tegen de WIC om Brazilië en de Portugese gebieden in West-Afrika in de zeventiende eeuw; de bloei en het verlies van Brazilië in de achttiende, respectievelijk de negentiende eeuw; de uitbouw van het koloniale rijk in Afrika naar de binnenlanden aan het einde van de negentiende en in de eerste helft van de twintigste eeuw en het einde van de imperiale droom aan het begin van het laatste kwart van de vorige eeuw. Deze en soortgelijke zaken komen uitvoerig in dit werk aan de orde, terwijl de bespreking van de ontwikkelingen in Portugal zelf de noodzakelijke achtergrondinformatie geeft, waaruit het optreden overzee kan worden begrepen.

Bij het schrijven van elkaar opvolgende delen, is het soms gewenst zaken in te leiden met al dan niet samengevatte teksten uit voorgaande delen, waardoor enige overlap ontstaat. Er is temeer sprake van overlap als, zoals in mijn geval, het aantal deeltjes groot is, omdat de beschouwde periode soms maar enige decennia omvat. Daarom heb ik besloten te beginnen met deeltje XIII de te behandelen periode aanzienlijk te vergroten. Deel XIII en een aantal volgende delen omvatten dan ook de regeringsperioden van koningen Sebastião (1557-1578), kardinaal Henrique (1578-1580) en de Spaanse Habsburgers (1580-1640)

In de ‘Verantwoording’ van voorgaande delen is een zeer korte vorm vermeld wat de inhoud is van het betreffende deel en van voorafgaande delen. Deze methodiek leidt ertoe dat de verantwoording bij elk nieuw deel qua omvang toeneemt. Bij deel XV en volgende delen volsta ik ermee te zeggen dat in de delen I t/m XII wordt besproken de periode vanaf de prehistorie tot aan het overlijden van Dom João III in 1557, dat in deel XIII de gebeurtenissen aan de orde komen die uiteindelijk in 1580 hebben geleid tot de personele unie van de Spaanse en de Portugese troon en van het zestigjarige bestuur van de Spaanse Habsburgers over Portugal en zijn overzeese imperium. Deel XIII verhaalt voorts Sebastião’s rampspoed in Marokko, de ontwikkelingen van de Atlantische eilanden en West-Afrika in de periode 1560-1640, waarin de strijd om en het verlies van het Fortaleza de São Jorge da Mina centraal staat. Deel XIV gaat over de bemoeienissen van de Portugezen met Angola en Kongo in hetzelfde tijdvak en over de Portugezen aan de Swahilikust van 1560-1600. Deel XV behandelt de ontwikkelingen in en rond de Estado da India onder de capitães-gerais Dom Constantino de Bragança t/m Dom Francisco da Gama (1558-1600). Idealiter zou in het voorliggende deel XVI besproken zijn de geschiedenis van de Estado da India vanaf het begin van de zeventiende eeuw tot aan het herwinnen van de Portugese onafhankelijkheid in 1640. Gelet op de verhalende vorm waarin de materie wordt behandeld, met specifieke aandacht voor curieuze details aan de ene kant en de nog immer toenemende omvang van de geraadpleegde literatuur aan de andere kant, is dit een onmogelijke opgave gebleken. In deel XVI worden de ontwikkelingen in de Estado da India besproken tot aan de komst van Hollanders en Engelsen naar Azië, wat uiteindelijk de teloorgang van Portugals positie in dat werelddeel zal inluiden. Het derde, tevens laatste, hoofdstuk is gewijd aan de Portugezen aan de Tamilkust in de periode 1560-1680. In dit deel zijn buiten beschouwing gebleven het Portugese optreden elders in Azië, zoals op Sri Lanka, aan de Golf van Bengalen, in Birma, Siam, Achter-Indië, Malacca, de Molukken en de Banda eilanden, Solor en Timor, in China (Macau) en Japan en tenslotte aan de Swahilikust, die aanvankelijk ook tot de Estado da India gerekend werd. ëIn deel XVII zal de bespreking van de Estado da India worden voortgezet met de rampzalige periode 1623-1640, vervolgens komen in dit en in de volgende delen de overige genoemde onderwerpen aan bod.

Bij het schrijven van dit werk sta ik als een dwerg op de schouders van reuzen. Dezen hebben de oorspronkelijke bronnen ontcijferd en daaruit de soms tegenstrijdige gegevens geschift, geordend, geduid en van annotaties voorzien. Ik heb mij slechts tot taak gesteld uit de veelheid van boeken de meest bruikbare te kiezen. Naarmate ik al doende meer inzicht verwerf in de zeer uitgebreide bibliografie van de Portugese aanwezigheid overzee, wordt het kiezen uit de immer aanzwellende stroom studies, moeilijker. Aan de ene kant is de verleiding groot zoveel mogelijk gebruik te maken van literatuur waarin aandacht wordt geschonken aan de heldendaden, lotgevallen en euveldaden van individuele personen, omdat deze kleur geeft aan de historie. Maar aan de andere kant leidt te grote aandacht voor details ertoe dat ik het werk waaraan ik vele jaren geleden ben begonnen, niet zal kunnen voltooien. Ik moet dus schipperen en gedetailleerde beschrijvingen moeten afwisselen met stukken die een globaal overzicht verschaffen. Bij de keuze van te raadplegen literatuur staat Dr. B. N. Teensma mij met raad en daad terzijde; ook heeft hij mij een aantal boeken van zijn hand geschonken en mij gestimuleerd op de ingeslagen weg voort te gaan. Tenslotte heeft hij een lovend voorwoord bij deel XIII verzorgd. Voor dit alles zeg ik hem oprecht dank. Mijn erkenning gaat ook uit naar Prof. Dr. Leonard Blussé voor zijn bemoedigende reacties op de eerder verschenen delen en voor enige werken die ik van hem heb mogen ontvangen. Van Dr. Ir. Ernst van Veen en Dr. Arend de Roever ontving hun dissertatie. Beiden zeg ik oprecht dank voor de waardevolle aanwinsten van mijn boekenlijst. Voorts gaat mijn dank uit naar Arie Pos, die van meet af aan belangstelling voor mijn werk heeft getoond en die heeft toegezegd het voorwoord in een komend deel te verzorgen. Ook vermeld ik zeer gaarne de website Dutch-Portuguese colonial history: https://www.colonialvoyage.com van Marco Ramerini. Deze site met zijn vele links vormt voor mij een bron van inspiratie en een uitstekende checklist voor zowel data als relevante literatuur. Marco Ramerini heeft mij ook voorzien van literatuuradviezen; heeft mij geattendeerd op relevante websites, zaken voor mij opgezocht en literatuur met mij uitgewisseld. Voor zijn vele blijken van vriendschap ben ik hem zeer dankbaar. Naast de website van Ramerini neemt het aantal bruikbare websites voortdurend toe. Vooral de Wikipedia, the free encyclopedia, blijkt hoe langer hoe meer een waardevolle bron van kennis te zijn. Tenslotte betuig ik mijn oprechte dank aan Pieter Jongepier, die mijn werk dermate waardeert dat hij het integraal op het Internet heeft gezet. Voor dit blijk van waardering en voor al het werk dat Pieter Jongepier op zich heeft genomen, ben ik hem zeer dankbaar.

Hierna volgt een opsomming van de bij het schrijven van dit deel vooral geraadpleegde literatuur; daarbij zijn de werken waaraan ik het meest heb gehad, vet vermeld. In het laatste deel van dit werk zal een volledige literatuurlijst worden opgenomen.

Voor deel XVI in zijn geheel zijn de volgende algemene handboeken geraadpleegd:

  • Leonard Blussé & Jaap de Moor: Nederlanders Overzee; de eerste vijftig jaar 1600-1650, Franeker, 1983;

  • Charles R. Boxer: The Portuguese Seaborne Empire 1415-1825, London, 1969;

  • Charles R. Boxer: The Dutch Seaborne Empire 1600-1800, London, 1965;

  • H.V. Livermore: A New History of Portugal, Cambridge U.K., 1966;
  • A.H. de Oliveira Marques: History of Portugal, Volume I & II, New York, 1976;

  • José Hermano Saraiva: História concisa de Portugal; Lisboa, 1979;

  • Arnold van Wickeren: voorgaande delen van dit werk.

Naast deze boeken is voor het schrijven van elk hoofdstuk gebruikgemaakt

van een aantal specifieke werken. Voor de hoofdstukken 1 en 2, over de

Estado da India zijn dat:

  • Alden, Dauril: The Making of an Enterprise; The Society of Jesus in Portugal, Its Empire, and Beyond, 1540-1750, Stanford University Press, Stanford, California, 1996;

  • Al-Maamiry, A.H.: Omani-Portuguese History, Lancers Publishers, New Delhi, 1982;

  • Arasaratman and Aniruddha Ray, Sinappah: Masulipatnam and Cambay; A history of two port-towns 1500-1800, Munshiram Manoharlal Publishers Pvt. Ltd., New Delhi, 1994

  • Associação Nacional de Cruzeiros (A.N.C.), Batalhas e Combates da Marinha Portuguesa (Bantam – 25 a 30 de Dezembro de 1601), 23 de Fevereiro de 2001;, ontleend aan volume IV van het gelijknamige boek van Saturino Monteiro
  • Bayani, Khanbaba: Les relations de l’Iran avec l’Europe Occidentale à l’époque Safavide, Université de Paris, 1937;
  • Boxer, C.R.: The Anglo-Dutch Wars of the 17th Century, vertaald door Vivian Voss, Unieboek bv., Bussum, 1976;

  • Busken Huet, Conrad: Het Land van Rembrand 1882-1884, Internet;

  • Danvers, Frederick Charles: The Portuguese in India, Volume II, W.H. Allen & Co. Ltd., London, 1894;

  • Diffie and George D. Winius, Bailey W.: Foundations of the Portuguese Empire, 1415-1580, University of Minnesota Press, Minneapolis, Minnesota, 1977;

  • Godinho, Vitorino Magalhães: L’économie de l’empire Portugais aux XVe et XVIe siècles, S.E.V.P.E.N., Paris, 1969;
  • Hutt, Antony: GOA, A Traveller’s Historical and Architectural Guide, Scorpion Publishing Limited, Essex, 1988;

  • Kerr, Robert: A General History and Collection of Voyages and Travels, Arranged in Systematic Order: Forming a Complete History of the Origin and Progress of Navigation, Discovery and Commerce, By Sea and Land, From the Earliest Ages to the Present Time, Volume 9, W. Blackwood and T. Cadell, Edinburgh and London, 1824

  • Lopes, António & Eduardo Frutuoso, A vida a bordo nas naus da Carreira da India, Texto inédito preparado em 1995 para publicação na obra História do Quotidianonem Portugal, então em prodição pela Edtorial Presença, mas que não chegou a ser editada

  • Mac Leod, N.: De Oost-Indische Compagnie als zeemogendheid in Azië, 1602-1650, 2 delen, Blankwaardt & Schoonhoven, Rijswijk (Z.H.), 1927;

  • Milford, Humphrey: Sea fights in the East Indies 1602-1639, Harvard University Press, Cambridge, Massachusetts, 1931;

  • Morga, Antonio de: Sucesos de las Islas Filipinas, translated and edited by J.S. Cummins, Hakluyt Society, Cambridge University Press, London, 1972;

  • Moree, Perry (bezorgd door): Dodo’s en galjoenen; De reis van het schip Gelderland naar Oost-Indië, 1601-1603, Walburg Pers, Zutphen, 2001

  • Panikkar, K.M.: Malabar and the Portuguese: Being a History of the Relations of the Portuguese with Malabar from 1500 to 1663, D.B. Taraporevala Sons & Co., Bombay, 1929;
  • Rameini, Marco, I Forti Spagnoli a Tidore, uno studio preliminare, not yet published;

  • Ramerini, Marco, Dutch Portuguese Colonial History,http://www.geocities.com/Athens/Styx/6497

  • Rasquilho, Rui e Jorge Barros: Portugal e o Mar, Viagens pelos Descobrimentos, Distri Cultural/Círculo de Leitores, Lisboa, 1983;
  • Richards, J. M.:Goa, C. Hurst en Co., London, 1982;

  • Serjeant, R.B.: The Portuguese off the South Arabian Coast, Oxford at the Clarendon Press, London, 1963;

  • Valentijn, François: Oud- en Nieuw Oost-Indiën, deel I, Uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2002;

  • Valentijn, François: Oud- en Nieuw Oost-Indiën, deel II, Uitgeverij Van Wijnen, Franeker, 2002;

  • Veen, Ernst van: Decay or Defeat? An inquiry into the Portuguese decline in ASIA 1580-1645, Research School of Asian, African and Amerindian Studies Universiteit Leiden, The Netherlands, 2000;

  • VOC-Internet sites, de beschikbare

Voor hoofdstuk 3 De Portugezen aan de Tamilkust in de periode 1560-1640

zijn dat:

  • Jeyaseela Stephen, S.: Portuguese in the Tamil Coast; Historical Explorations in Commerce and Culture 1507-1749, Navajothi Publishing House, Pondicherry, India, 1998;

  • Caldwell, Bishop R.: A History of Tinnevelly, Asian Educational Services, New Delhi, reprint 1982;

  • Subrahmanyam, Sanjay: The South Coromandel Portuguese in the late 17th century: a study of the Porto Novo-Nagapattinam Complex, STUDIA, Lisboa No. 49, 1989

  • Danvers, Frederick Charles: The Portuguese in India, Volume I & II, W.H. Allen & Co. Ltd., London, 1894;

  • Mac Leod, N.: De Oost-Indische Compagnie als zeemogendheid in Azië, 1602-1650, 2 delen, Blankwaardt & Schoonhoven, Rijswijk (Z.H.), 1927;

Ook is veelvoudig en intensief gebruik gemaakt van het zeer groeiende aantal Internetsites, waardoor de tot voor kort gebruikte naslagwerken, als de Encyclopædia Britannica, Le Petit Robert des Noms Propres, 2003 en vele anderen vervangen worden door zoeken en vinden op het Internet.

Velen hebben mij gestimuleerd voort te gaan met het bestuderen van en het schrijven over het gekozen studiegebied; anderen hebben mij daadwerkelijk geholpen. Tot degenen op wie ik een beroep kon doen om technische problemen met de P.C. te overwinnen behoren mijn oud-buurman Piet Vermaas RA. en mijn huidige buurman Kai de Jong. Hun zeg ik daarvoor dank. Het personeel van Multicopy in Heerhugowaard zeg ik dank voor de keurige verzorging van dit deel van mijn werk. Tenslotte spreek ik in het bijzonder mijn dank uit aan mijn vrouw, die – na mijn pensionering – mij weinig met huishoudelijke taken belast, maar mij alle gelegenheid geeft dit boek te schrijven.

De schrijver

Inleiding

In deel XV is aandacht geschonken aan de verrichtingen van de expedities die de zogenaamde Voorcompagnieën van de Vereenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in de laatste jaren van de zestiende eeuw naar Azië hebben gezonden1. Dientengevolge is ook melding gemaakt van het treffen van de uit vijf schepen bestaande vloot van Wolfert Harmensz met de uit circa dertig zeilen samengestelde Portugese vloot, onder bevel van Dom André Furtado de Mendoça. De zeeslag is volgens uiteenlopende bronnen geleverd tussen 26 december 1601 en 3 januari 1602 (en niet een jaar later, zoals abusievelijk in deel XV is vermeld.) Aan de hand van Nederlandse bronnen, zoals Oud en Nieuw Oost-Indiën van François Valentijn, Het Land van Rembrand van Busken Huet en de Oost Indische Compagnie als zeemogendheid in Azië van N. Mac Leod, is gesproken over een Nederlandse overwinning en een smadelijke vlucht2 van de Portugese vloot. De mededeling van Valentijn dat Portugese historici de Zeeslag voor Bantam hebben uitgelegd als een Portugese overwinning en meer nog omdat Danvers, wiens studie is gebaseerd op Portugese bronnen, de bedoelde zeeslag zelfs niet noemt3, hebben mij genoopt mij grondiger te verdiepen in de Zeeslag bij Bantam in de laatste week van 1601. Besloten werd een moderne Portugese en een moderne Nederlandse bron te raadplegen, in de hoop dat deze eensluidend zouden zijn over de hoofdzaken van de bedoelde zeeslag. Ik heb met elkaar vergeleken de beschrijving van de zeeslag in het in 2001 verschenen boek Dodo’s en Galjoenen met het op het Internet gevonden artikel: “Batalhas e Combates da Marinha Portuguesa” Bantam – 25 a 30 de Dezembro de 1601. Het stuk, dat gepubliceerd is door de Associação Nacional de Cruzeiros, telt zeven pagina’s en is ontleend aan Batalhas e Combates da Marinha Portuguesa (Vol. IV) van Saturinho Monteiro. Het stuk bevat niet alleen een gedetailleerde beschrijving van de Zeeslag voor Bantam, maar beschrijft ook de opbouw en bewegingen van de vloot, die onder bevel wordt gesteld van Dom André Furtado de Mendoça, Deel XVI opent met een paragraaf over de bewegingen van de vloot van Dom André Furtado de Mendoça die uiteindelijk uitmondt in een verbeterde beschrijving van de Zeeslag voor Bantam, die wat de feiten betreft overeenkomt met de beschrijving van de zeeslag in Dodo’s en Galjoenen. In een opzicht wordt afstand genomen van de – overigens voortreffelijke beschrijving – van Saturino Monteiro, Hij heeft het nodig gevonden een zeer negatieve beschrijving te geven van het karakter van André Furtado de Mendoça, die nochtans met de leiding van de grote vloot belast is, wegens zijn uitstekende staat van dienst. Hij is in 1601 voor veel Portugezen de Hoffnungsträger bij uitstek, die het Império Português do Oriente uit de handen van een zeer agressieve vijand moest zien te redden. Bovendien blijkt vrijwel nergens uit de beschrijving van Saturino Monteiro dat het verguisde karakter van Dom André Furtado de Mendoça zijn beslissingen heeft beïnvloed, laat staan nadelig.

Een andere verhaallijn die is gestart in deel XV en die doorloopt naar deel XVI bestaat uit de beschrijving van de ontwikkelingen van de Anglo-Perzische betrekkingen, hetgeen van zeer grote invloed zal zijn op de Portugese positie in Azië. Hierbij is een belangrijke rol weggelegd voor de gebroeders Sir Anthony en Sir Robert Sherley. De broers zijn telgen uit het roemrijke geslacht Sherley of Shirley. Sir Anthony is in 1563 geboren in Wiston. Na zijn studie in Oxford te hebben voltooid, vertrekt hij in 1586 met de graaf van Leicester naar de Vereenigde Provinciën. In 1595 onderneemt hij, onder bescherming van de graaf van Essex, een expeditie tegen São Tomé en de Spaanse koloniën in Amerika. Twee jaren later wordt Sir Anthony door de graaf van Essex ter beschikking gesteld van Don Cesare d’Este, de natuurlijke zoon van de hertog van Ferrara, die paus Clemens VIII, het bezit van de hertogstitel betwist. Don Cesare heeft zich voor de komst van Sherley aan de paus onderworpen, waardoor de missie van Sherley niet meer van nut is. De graaf van Essex stelt hem dan voor zich naar Perzië te begeven om sjah Abbas te vragen of hij kan instemmen met een tegen de Ottomanen gericht verbond van christelijke vorsten en met het vestigen van commerciële relaties tussen Engeland en Perzië. Sir Anthony aanvaardt zonder aarzeling deze avontuurlijke missie. Hij scheept zich op 24 mei 1598 in Venetië in, met een gevolg van 25 personen, onder wie zich bevinden zijn broer Sir Robert Sherley, kapitein Powel, John Howard, John Parrot, die in Lahore zal overlijden en een artillerist, bedreven in de kunst van het gieten van kanonnen. Sherley heeft zijn eerste audiëntie met sjah Abbas in Qazvin. De sjah, die van een geslaagde campagne tegen de Oezbeken is teruggekeerd uit Khorāsān, ontvangt hem allerhartelijkst. Sherley is niet een echte ambassadeur: hij gedraagt zich als iemand die carrière heeft gemaakt en die aan de sjah zijn diensten en die van zijn kompanen komt aanbieden. Dankzij het vertrouwen van Allāh Verdy, opperbevelhebber van het Perzische leger, weet hij de tegen hem gerichte intriges te trotseren en een corps Perzische infanterie op te leiden dat in staat moet zijn het hoofd te bieden aan de Janitsaren. Ook dient dit corps sjah Abbas onafhankelijk te maken van de luimen van en de onrust onder zijn stamhoofden, waarop zijn leger steunt. Vervolgens stelt Sherley hem voor, om de vorst zijn volledige toewijding te bewijzen, met de vorsten van Europa een offensieve en defensieve alliantie tegen het Ottomaanse Rijk aan te gaan. Als waarborg voor zijn oprechtheid en goede trouw, biedt hij aan, bij zijn vertrek naar Europa, zijn broer Robert, wiens militaire talenten een grote hulp zullen blijken te zijn bij de campagne die gaat worden ondernomen, en vijf van zijn kompanen aan het hof van de sjah achter te laten. Sjah Abbas stemt met het voorstel in. Een ambassadeur van de Porte, die is gekomen om te praten over vernieuwing van de wapenstilstand die tussen het Ottomaanse Rijk en Perzië van kracht is, wordt zonder veel plichtplegingen de laan uit gestuurd en sjah Abbas biedt Sir Anthony aan deel te nemen aan de aanstaande campagne tegen de Ottomanen. Het gezantschap van Sir Anthony wordt vergezeld door Hussein ‘Ali Beyk, een man van middelmatige bekwaamheid, Voorzien van geloofsbrieven4 voor de vorsten van Europa, neemt Sherley afscheid van de sjah, die resideert in Isfahan. Hij begeeft zich naar Rusland. Na en zeer gevaarlijke reis arriveert hij in Moskou, waar men voorwendt hem niet te erkennen als ambassadeur van de sjah; alle eerbewijzen en alle voorkeursbehandelingen worden gegeven aan zijn metgezel Hussein ‘Ali Beyk, die onder zijn gezag is gesteld; de brieven waarvan Sir Anthony de drager is, worden hem ontnomen en zij worden geopend; tenslotte wordt hem formeel verboden betrekkingen te onderhouden met in Moskou woonachtige Engelse kooplieden. Na een verblijf van zes maanden, ontvangt Sherley verlof Moskou te verlaten om zich naar Arhangelsk te begeven. Daar kan hij zich inschepen naar Stettin. Hij arriveert tenslotte in de herfst van het jaar 1600 in Praag, waar hij plechtig wordt ontvangen door keizer Rodolphe II. Na een verblijf van drie maanden, verlaat Sir Anthony Praag om verder te reizen naar Rome. Daar aangekomen, wordt de ambassadeur van de Koning van Perzië het object van een pompeuze ontvangst door paus Clemens VIII. Hij verblijft in Rome tot de maand juli 1601. In die maand verlaat hij schielijk de Heilige Stad om zich in het geheim naar Venetië te begeven. De motieven voor dit overhaaste vertrek zijn een mysterie gebleven. Er is geopperd dat zijn papieren en de aan de diverse vorsten van Europa door sjah Abbas gerichte brieven, door een van de leden van het gezantschap zijn ontvreemd; zij zouden naar Istanbul zijn gebracht en bezorgd zijn aan de grootvizier. Zich niet veilig voelend, heeft Sherley gemeend zich onder de bescherming te moeten stellen van La Serenissima Repubblica di Venezia. Don Juan de Persia, van zijn kant, bevestigt dat Anthony Sherley een deel van de geschenken bestemd voor de christelijke vorsten in Moskou heeft verkocht aan Engelse kooplieden die zich hadden gevestigd in de Baltische haven van Moskou. Er zou een zeer hevige woordenwisseling hebben plaatsgehad in Siena, in tegenwoordigheid van de door de paus gezonden kardinaal, tussen Sherley en Hussein ‘Ali Beyk, toen deze de geschenken die men aan de paus had moeten geven, opeiste, maar die niet konden worden teruggevonden. Twee maanden later verlaat Hussein ‘Ali Beyk Rome. In Barcelona wordt hij ontvangen door de hertog van Feria, onderkoning van Catalonië, die hem begeleidt naar Valladolid, waar Philips III hem een plechtige audiëntie verleent. Tijdens zijn verblijf aan het Spaanse hof, die twee maanden duurt, geraken twee leden van het gezantschap ‘Ali Qoli Beyk, zijn neef, en Urūdj Beyk, zozeer bekoord door de pracht van de katholieke eredienst en het leven in Spanje, dat zij zich bekeren tot het katholicisme. De koning en de koningin van Spanje treden op als hun peter en meter en geven aan hen de namen Don Philippe en Don Juan. De ambassadeur van Perzië besluit over zee naar zijn land terug te keren en hij laat de voorgenomen bezoeken aan de vorsten van Engeland, Schotland, Frankrijk en Polen wachten tot betere tijden. Nadat hij van Philips III een gouden ketting ter waarde van 500 ecu’’s en een bedrag van 10.000 dukaten om zijn reis te bekostigen, heeft gekregen, gaat hij naar Lissabon om zich daar begin 1602 in te schepen voor Cabo da Boa Esperança en Ormoez. Hussein arriveert in de loop van de herfst in Ormoez; van zijn terugreis naar Perzië is ons niets bekend.

1 Zie pag. 218

2 Zie pag. 158

3 Danvers merkt daarover slechts het volgende op: “André Furtado was sent over to the Moluccas in the hope of recovering them. He first of all succeeded in driving the Dutch uot of Amboina and Soenda.” (zie Danvers deel II, pag. 123)

4 Sjah Abbas noemt Sir Anthonie Sherley in deze brieven zijn vriend, met wie hij dagelijks uit dezelfde schaal heeft gegeten en uit dezelfde beker heeft gedronken, zoals broers dat doen.

Hoofdstuk 1. De aanval van de Hollanders op de Estado da India 1.0. De vloot van André Furtado de Mendoça