Categorieën
Portugees kolonialisme

De ontwikkelingen op Ceylon tot aan de komst van Dom Constantino de Sã e Meneses. Portugese pogingen Ceilão te veroveren

Deel 18 Index

Hoofdstuk 2.

Portugese pogingen Ceilão te veroveren

2.3. De ontwikkelingen op Ceylon tot aan de komst van Dom Constantino de Sã e Meneses

Geschreven door Arnold van Wickeren

Het blijkt dat de nieuwe generaal meer geïnteresseerd is in het verwerven van rijkdom dan in het behalen van roem en de toch al slechte militaire situatie verslechtert nog meer. Langs de grenzen met vijandelijk gebied worden depots gesticht, door middel waarvan Dom Francisco en zijn partners, de disawas, met de vijand een levendige en uitzonderlijk winstgevende handel onderhouden in kleding en opium, die zij ruilen voor arekanoten en peper. De moorse handel is lang geleden uit de zeehavens van Ceylon verdreven en Dom Francisco ontvangt bevel uit Goa de verdere vestiging van moren op het Eiland te verbieden. Een bevel dat de generaal er niet van weerhoudt een moor van lage geboorte aan te stellen als zijn handlanger bij zijn schandelijke praktijken in de disawani van Matara. Hartvochtige boeten, die het inkomen van de generaal verder doen zwellen, worden de bevolking opgelegd onder de onnozelste voor-wendsels; met de juwelen en olifanten die aan de Kroon behoren, wordt omgesprongen alsof het zijn persoonlijke bezittingen zijn; de opbrengsten worden verduisterd en de geshockeerde inheemsen verkeren op de rand van een opstand, terwijl de generaal druk is met zijn handel, zijn zijn soldaten doende dorpen te overvallen om voedsel te verkrijgen, waarbij zij de inwoners bestelen en de vrouwen verkrachten, totdat hele districten verlaten zijn en de mensen naar de wapens grijpen om zich te verdedigen.

Dat de discipline uit het leger is verdwenen behoeft niet te verbazen. De ontvolking van Portugal is zo groot dat het niet langer mogelijk is voldoende vrijwilligers te werven om de gesneuvelden in de Oost te vervangen en daarom wordt het schuim der natie naar Azië verscheept.

Jongens vanaf negen jaar worden overal in het land gekidnapt, in de hoop dat enigen zullen overleven om soldaat te kunnen worden en van de aangeworven rekruten zijn niet weinigen boeven, sedert criminelen kwijtschelding van straf ontvangen als zij een wapenrok aantrekken. De strijd op Ceylon zou zo gevaarlijk zijn, dat een verbanning naar het leger op Ceylon een straf is die vaak in de Royal Alvarás is afgekondigd. De reis naar Indië zelf is een vreselijke onderneming. De onhandelbare caravelas, met hun samengepakte levende vracht en in een verschrikkelijk smerige conditie verkerend, zijn tegen de tijd dat zij hun bestemming bereiken, in zinkende toestand, schrijft Pieris en hij vervolgt. De bemanning en de passagiers worden vaak in de loop van de reis tot de helft van hun oorspronkelijke aantal teruggebracht door de vernietigende gevolgen van scheurbuik en dysenterie. En bij aankomst van de jaarlijkse vloot in Goa wordt het ruime hospitaal overstroomd met hulpeloze zieken.1

Gelukkig voor de Portugezen weerhoudt interne tweedracht Senerat ervan volledig voordeel te trekken van de heersende anarchie. François Valentijn deelt mede dat het hof in september 1612 verneemt dat de koningen van Panua en van Kottiyar de zijde van de Portugezen hebben gekozen. Zij worden beiden aan het hof ontboden. De tweede wordt vrijgesproken, maar de eerste weigert te verschijnen. Hij wordt op 1 januari door de Prins van Mingonne aangevallen met een legermacht van 35.000 man en gedwongen zich voor hoogverraad te verantwoorden. Hij wordt schuldig bevonden aan hoogverraad tegen het leven van de keizer. Hij wordt voor de olifanten geworpen en zijn goederen worden verbeurd verklaard. Hij heeft wel een poging ondernomen het fort in Balane bij verrassing te veroveren, maar deze inspanning heeft geen succes gehad. Tezelfdertijd is een kleine vloot Singalese vaartuigen aan de westkust van het Eiland verschenen en heeft daar enige koopvaarders buitgemaakt. Maar het overlijden van de keizerin, Dona Catarina op 20 juli 1613, kort nadat haar oudste zoon en erfgenaam van de troon, Astana Bandara, is overleden, leidt de aandacht van de Singalezen af. De over het verlies van haar oudste zoon ontroostbare keizerin sterft na veel berouw over hare zonden, vooral over haar zo nu en dan bedreven afgoderij. Zij is nog slechts 34 jaar oud; zij laat vier minderjarige kinderen na en is zwanger van haar vijfde kind. Keizer Senerat wijst twee voogden aan voor zijn minderjarige kinderen, die vermaand worden hun voogden te gehoorzamen.

In november 1614 komt de nieuwe capitão-geral, Manuel Mascarenhas Homem (1614-1616), op het Eiland aan. Hij heeft een groot aantal instructies meegekregen van vice-rei Dom Jerónimo de Azevedo (1611-1617), die door zijn jarenlange ervaring op Ceylon bekwaam is deze te geven. De discipline in het leger dient op rigoureuze wijze te worden gehandhaafd, want het gewelddadige optreden van de Portugezen op het Eiland zou schadelijker zijn voor de belangen van de Estado da India en haar meer kwaad berokkenen dan het zwaard van haar vijanden. De oorlog dient zonder onderbreking te worden voortgezet. Erin gelovend dat de enige effectieve politiek om de vijand uit te putten bestaat in het doden of gevangennemen van de vijand, beveelt de onderkoning dat het systeem, waarbij jaarlijks twee invallen in vijandelijk gebied worden ondernomen, dient te worden voortgezet. Geen jongen ouder dan veertien jaar mogen de Portugezen laten leven en de inheemse troepen dienen te worden gereorganiseerd en onder betrouwbare leiders te worden gesteld. Er dient effectief toezicht te worden uitgeoefend op degenen die wapens vervaardigen en iedere inspanning om de Singalese handel met het buitenland af te snijden, dient zich te richten op de havens aan de oostkant van het Eiland.

De nieuwe capitão-geral heeft instructies ontvangen dat de opbrengsten van het kaneelmonopolie geoormerkt dienen te worden voor oorlogsuitgaven en hem wordt geadviseerd in Malwana zijn hoofdkwartier te vestigen. Als daar, evenwel, geen hotels worden gevonden en de ambalan of de opvang van karavanen die de Singalese koningen hebben gehandhaafd aan de hoofdwegen ten behoeve van de reizigers zouden zijn verwoest of vervallen, dan zou hij open huis dienen te houden voor allen die hem zouden willen spreken. De nieuwe capitão-geral moet overigens zorgvuldig zijn bij het beheer van justitie en het Strafhof dat Dom Jerónimo de Azevedo in Malwana heeft ingesteld, handhaven. Bovenal dient het werk van de bekering van de heidenen niet te worden veronachtzaamd.

In hetzelfde jaar geeft Koning Filipe II van Portugal (Philips III van Spanje) een bevel uit dat een schamel licht werpt op de financiële situatie van Portugal in die tijd. Een capitão die commissie voor de koning ontvangt, verkeert in de veronderstelling dat hij al het ontvangen geld mag uitgeven ten bate van de koning, vooral voor die uitgaven waarvoor hij geen afzonderlijk budget heeft. Na afloop van zijn aanstelling ontvangt iedere capitão van zijn superieur een certificaat betreffende zijn herbenoeming; de capitão gaat door met het leveren van zijn diensten en met het uitgeven van gelden voor rekening van de koning. Na zeven jaren, als een aantal van deze certificaten is vervaardigd, staat het de capitão vrij naar Portugal te vertrekken en zich te melden bij het Officio de Rememoração. Als hij de nodige invloed heeft of bereid blijkt de autoriteiten van deze instelling voldoende steekpenningen toe te schuiven, ontvangt hij als beloning voor zijn dienst overzee de aanstelling van capitão van een of andere haven, rechter of factor voor een bepaald aantal jaren, afhankelijk welke functie er vacant is. Als de betrokkene arriveert op de hem toegewezen post, is zijn enige doel het verwerven van een zo hoog mogelijk inkomen, gedurende de tijd dat hij zijn ambt bekleedt en dit is zowel de verklaring van als het excuus voor de verbazingwekkende oneerlijkheid die de Portugese bestuursambtenaren tot schande maakt. Deze voorrechten worden ook verleend aan vrouwen als een beloning verleend door hun mannelijke familieleden en in zulke gevallen worden de benoemingen gegeven aan hun echtgenoten. Aanstelling op zulk een post geschiedt voor diverse jaren, te rekenen vanaf de expiratiedatum van de vorige benoeming. Nu worden, evenwel, instructies uitgegeven de prijzen voor capitães van forten, voor het ondernemen van handelsreizen en voor de verschillende ambtelijke functies van de Estado da India voor een periode van drie jaar te verhogen, om de schatkist in Indië aan te vullen. Hierbij hebben de kopers voorrang op alle andere begunstigden. Er kan geen duidelijker signaal worden gevonden – zegt Pieris – van de hulpeloosheid waarin het de regering in Europa is komen te verkeren.

Dom Jerónimo’s instructies betreffende het voeren van oorlog worden naar de letter uitgevoerd. Tweemaal per jaar dringt een woeste bende vrijbuiters het bergachtige binnenland van Ceylon binnen, waarbij dood en verderf wordt gezaaid. Geen gezondogende man die wordt gevonden, wordt gespaard en vrouwen en kinderen ondergaan veelal hetzelfde lot als het te ongemakkelijk is om hen als gevangenen te vervoeren. Het vee wordt langs de berghellingen naar beneden gedreven om de hongerige Portugezen in Colombo te voeden; er wordt geen huis gespaard voor de vlammen en geen fruitboom wordt gespaard voor verwoesting.

De Singalezen beschouwen het verlies van hun broze huizen met betrekkelijke onverschilligheid; maar het vellen van hun bomen is een verschrikkelijke slag voor hen. Een jakboom wordt enige eeuwen oud en voorziet het gezin van een dorpeling ieder jaar verschillende maanden van voedsel. Ook de kokosnootpalm is bijna een vriend. Hij bloeit niet alleen, zoals de dorpeling gelooft, door het geluid van menselijke stemmen. Van zijn takken krijgt hij de cadjans, waarmee hij zijn dak bedekt om het te beschermen tegen de regen; de stam levert dakspanten en pilaren die het dak dragen. Zijn fruit is een essentieel bestanddeel van elke maaltijd en de olie die de palmboom geeft is het offer dat wordt meegenomen naar de tempel. De suikerstroop die de palmboom levert is een ingrediënt van de enige snoep die de kinderen kennen. En de broze ivoorkleurige bladeren dekken zijn huis wanneer zijn dochter ten huwelijk is gegeven, terwijl een paar van de bomen zelf de beste bruidsschat is die zij haar man kan geven. De palmboom bloeit twaalfmaal per jaar en geeft honderd jaar lang vruchten. Daarom is het niet verbazend dat het lichtzinnig kappen van de boom een criminele daad is, die bij de wet strafbaar is.

De Singalezen leren, evenwel, hun les snel. Bij het nieuws dat er een Portugees nadert, verdwijnt iedere ziel in het dichte oerwoud en de Portugees die alleen langs de weg achterblijft en de gevolgen daarvan veronachtzaamt, lokt meer aanvallen vanuit het woud uit, een stille pijl of de kogel van een lontroer, afgevuurd door een onzichtbare hand veroorzaken veel doden. Defensieve wapens zijn lang geleden afgedankt, omdat men deze meer een last dan een hulp vond voor voetknechten vechtend in de tropen en hun boorden van buffelhuid en ronde schilden bieden weinig bescherming tegen de kogels van de Singalezen. Overigens zijn de kleren die zij dragen weinig meer dan vodden en erg weinig Portugezen lopen op schoenen.

Om de zaken nog erger te maken, is er een slecht systeem bij de benoeming van officieren in gebruik geraakt. Niet alleen nemen Portugese beambten de plaats in van Singalezen zelfs in de hogere functies van Disawa, maar onervaren mannen, die geen kennis hebben van het land en van de wijzen en methoden van oorlog-voering, worden geplaatst aan het hoofd van legers in plaats van ervaren veteranen die nog op Ceylon beschikbaar zijn. Zulk een systeem leidt natuurlijk tot ontevredenheid onder de mannen, terwijl menigmaal een veldtocht eindigt in een vreselijk mislukking.

In 1616 marcheert Manuel Mascarenhas Homem – volgens Danvers – op tegen koning Senerat van Kandy, met veertien compagnieën van dertig man elk. De Dissavas volgen hem aan het hoofd van Singalese troepen. Omdat de rivier van Kandy erg gezwollen is, moet een tijdelijke brug worden geconstrueerd, die het mogelijk maakt dat het leger de rivier oversteekt. Voor dit doel groeien er gelukkig bomen genoeg in de directe omgeving. Nadat het leger de rivier is overgestoken, rukt het, onder enige vijandelijke tegenstand, op naar de stad Babule. De stad wordt in brand gestoken, waarna het leger verder trekt. De voorhoede van het Portugese leger, die geleid wordt door Simão Correa, wordt verrast door een hinderlaag, maar hij en zijn mannen worden ontzet door troepen die later aankomen. Zij jagen de vijand de bossen in, maar in het treffen verliezen beide partijen ongeveer veertig man. Daar er in Babula niets is te plunderen, wordt de stad in brand gestoken en worden alle fruitbomen gekapt. Hierna keert Manuel Mascarenhas Homem terug naar Sofragan en Malvane.

Danvers vervolgt: in augustus 1616 wordt Pedro Peixoto da Silva met acht compagnieën naar Tumpane, een plaats in het koninkrijk Kandy, ongeveer een légua ten noorden van Balane, gezonden. Hij spaart in Tumpane vrouw noch kind, met als excuus dat de inwoners van deze plaats gepoogd hebben de Portugezen aan de vijand te verraden. De gewassen van Archiapato worden verbrand, maar bij Mabale wordt de Portugezen de weg versperd door een legermacht van 1.500 man. Hij doodt 70 vijanden, waarop de rest zich terugtrekt. Pedro Peixoto da Silva keert terug naar Manicravara, met 500 gevangenen, 2.000 koppen van vee en enige olifanten. Na de beschreven veldtochten van Manuel Mascarenhas Homem en Pedro Peixoto da Silva, is Filipe de Oliveira de derde bevelhebber die een raid naar Kandy onderneemt. Hij vertrekt met tien compagnieën en keert terug nadat hij de vijand enige verliezen heeft toegebracht.

Het Portugese leger komt moeizaam vooruit in het bos en over de bergen en als gevolg van de voortdurende blootstelling aan lange marsen zijn de ondervoede manschappen zo uitgeput dat er plotseling een ziekte uitbreekt. Dit gebeurt terwijl de verrichtingen van het leger nauwkeurig worden gevolgd vanaf de bergtoppen. Iedere nauwe passage waardoor zij kunnen opdringen zonder te worden aangevallen, wordt met jaloersheid gadegeslagen en aan alle kanten liggen lichtbewapende troepen verscholen in de dichte vegetatie. In de majesteitelijke bomen die boven de hoofden van de Portugezen uittorenen, of zij de tijd en de sterkte van de mens tarten, worden allen bekwaam neergelegd waarbij hun positie wordt ondergraven louter door de enorme kruipplanten die als kabels van hun toppen hangen. En sluw bedachte stenen zijn slim verborgen in iedere steile rotswand. Als uiteindelijk het kritieke moment komt en de vermoeide Portugezen naar huis terugkeren kunnen zij met een paar slagen van de bijl de grote bomen neerhalen en de weg blokkeren, maar de gevreesde slagen komen van boven, terwijl de Singalezen ongezien in het dichte oerwoud temidden van het zich terugtrekkende leger hun pijlen en kogels doen neerkomen, waarbij zij de Portugese officieren zorgvuldig as doelwit hebben uitgezocht. Gewoonlijk keert het leger dat de inval heeft verricht, terug met sterk gereduceerde aantallen en het aantal omgekomenen wordt uitgebreid met de slachtoffers die de verwoestende ziekte in de loop van de campagne heeft gemaakt.

Temidden van al dit oorlogsgeweld geeft de natuur voortekenen die in de ogen van de Portugezen sombere voortekens zijn. Een vurige komeet met drie staarten, die het eerst wordt gezien op 7 maart 1615, vervult het hele land met schrik en wanhoop. En dit wordt gevolgd door een uitbraak van ziekte die zowel de mens als dier treft. Vissen, zo wordt verhaald, sterven in zulke grote aantallen dat het de atmosfeer vervuilt en bijdraagt aan de heersende besmetting. De vreemde verschijnselen worden op de avond van 14 april afgerond met een zware aardschok, die het land met donderend geraas treft. De verschrikte inwoners rennen de straten in om te ontsnappen aan de instortende huizen. Grote spleten stoten zwavelachtige wolken uit en openen de oppervlakte van de bodem. Een deel van de stadswal van Colombo met een van de bolwerken erop stort in elkaar en een stenen brug wordt geheel verwoest, terwijl, de verschrikkingen van die vreselijke nacht worden bekroond met het uitbreken van brand. Twee honderd huizen storten in elkaar en het aantal doden wordt geschat op twee duizend mensen.

In mei 1615 zendt Senerat Marcellus Boschouwer heen om voor hem de langbeloofde hulp tegen de Portugezen te verkrijgen. Boschouwer vraagt de Hollandse autoriteiten in Masulipatam om hulp voor Senerat, maar deze wijzen de door hem met de vorst gesloten verdragen af en verwerpen zijn diplomatie. François Valentijn geeft een andere lezing. Als Marcellus Boschouwer op 2 juni 1615 in Masulipatam aankomt, is Hans de Haze daar hoofd. Omdat deze geen schepen heeft, neemt hij zijn bezoeker mee naar Bantam, waar hij zijn verzoek rechtstreeks kan richten aan Gerard Reynst, Gouverneur-Generaal van de VOC. Maar als Hans de Haze en zijn gast in Bantam aankomen, blijkt Gerard Reynst te zijn overleden en wegens de oorlog in de Molukken en de tocht naar Banda zijn de autoriteiten van de VOC niet bij machte hulptroepen tegen de Portugezen op Ceylon vrij te maken. Marcellus Boschouwer vraagt erom naar het vaderland te worden gezonden, om daar zijn vraag te kunnen voorleggen aan de Heren Zeventien en aan de Prins van Oranje.

In maart 1616 neemt Dom Nuno Álvarez Pereira de functie van capitão-geral (1616-1618) op zich. Tijdens zijn korte ambtsperiode houdt hij zich aan het door Dom Jerónimo de Azevedo voorgeschreven krijgsplan. Bij de invallen in Kandy wordt veel vee buitgemaakt. Korte tijd later verlaat Antão Vaz Ferreira – waarschijnlijk een van de weinig rechtschapen Portugezen in het Oosten – wiens gezondheid is aangetast door zijn harde werken, het Eiland. Hij heeft zijn Tombo, die nog steeds in Portugal wordt bewaard, voltooid, maar hij is niet ingegaan op de oppositie die zijn bestuurlijke taken hebben begeleid. De gemeenteraad van Colombo handhaaft nog steeds zijn claim, die is gebaseerd op een Sannas Van Dharmapala, op een jaarlijkse hoeveelheid kaneel. De raad weigert pertinent zijn rechtstitel op het land en op de kokosnoot-plantages, waarvan het beweert de eigenaar te zijn, te overleggen en de raad levert een standvastig gevecht voor zijn rechten op de grote ferries die vanuit het noorden op Colombo varen, en ook voor een onbelemmerde handel in arekanoten. Aan de andere kant is de gemeenteraad van Colombo onafhankelijk om alle pogingen van de capitão-geral en de capitão van Colombo tussenbeide te komen bij de uitvoering van de wettelijke functies van de raad en het beheer over zijn schatkist, te weerstaan. Het is onnodig te zeggen dat deze functionarissen geen vrienden zijn van de gemeenteraad en nog minder zijn vasthoudendheid op prijs stellen waarop de raad aandringt op reparatie van de fortificaties van de stad.

Op dit moment betreedt nog een andere figuur de met bloed bevlekte arena. Nikapitiya Bandara is in 1608 in Coimbra overleden, maar desondanks weerklinkt een geheimzinnig gerucht onder degenen die de pelgrimswegen in het land betreden en het gerucht wordt verder gedragen door de voetstappen van in het wit geklede aanhangers, die het gerucht van mond tot mond verspreiden onder de Singalezen. Volgens zijn aanhangers bevindt Nikapitiya Bandara zich al op het Eiland en hij zal zijn volk spoedig verlossen. Het effect van dit dramatische intermezzo neemt nog toe door de rol van de oude stad Anuradha Pura, voor de Portugezen niet meer dan een schimmige naam, speelt. Zij hebben inderdaad vernomen dat begraven diep in het eindeloos grote woud de overblijfselen van de Stad van de Koningen liggen, maar zeer weinigen hebben de mysterieuze plaats ook bezocht. Alleen kudden wilde olifanten betreden de brede voor het houden van processies bestemde paden van de Abhayagiri en Ruwan-weli-seya, waar de mensen zich eeuwen lang hebben verdrongen met alle vreedzame praal van Singalese civilisatie. De gracieuze monolieten die de Tuparama in eeuwige stilte bewaken, kunnen nauwelijks onderscheiden worden temidden van de stammen van de bomen in het woud die rond hen samendringen. De dakloze colonnaden van de Lowa Maha Paya geven nog steeds aan waar Gamani’s ivoren troon heeft gestaan, maar de geur van bloemen rijst zelden op van de grote stenen altaren naar de grote stenen Boeddha’s, die zo melancholiek over hen de eeuwigheid instaren. Nog steeds verzamelen zich jaarlijks bij grote festivals vereerders uit de meest afgelegen delen van het Eiland rond de Boom. Daar houden zij voeling met het verleden en doen zij frisse inspiratie op voor de toekomst.

In deze romantische omlijsting verschijnt een wilde figuur, gekleed in huiden en met het doffe haar van de asceet en hij eist de trouw van de Singalezen, omdat hij zegt hun rechtmatige koning, Nikapitiya Bandara, te zijn. Het moment is bijzonder goed gekozen. Vreselijk geslagen door de inhumane wreedheden van de Portugezen, vraagt het land hartstochtelijk om een leider; de atmosfeer is zwanger van opwinding en tezelfdertijd is Colombo bevrijd van zijn gebruikelijke garnizoen. Op 5 december 1616 trekt de zelf als koning vormgegeven Nikapitiya Bandara de stad Metiyagane binnen, de oude koninklijke stad van Dambadeniya. In acht dagen is het hele district bewapend en tweeduizend Singalese soldaten zijn uit Kandy aangekomen om de pretendent voor de troon te steunen. Een Portugese strijdmacht haast zich om de rebellie de kop in te drukken en op 18 december ontmoeten de beide legers elkaar in Gndolaha, dicht bij de Maha Oya.

De Singalezen, geïrriteerd door de vele geruchten over gruwelijkheden2, vervullen zichzelf met roekeloze moed en lange tijd gebeurt er weinig. Tenslotte beginnen de lascarins te aarzelen en te deserteren naar de Singalezen over te lopen. De dag schijnt verloren als Dom Constantino Navaratna, die in het huwelijk is getreden met een Portugese dame in Colombo en die tijdens de oorlog tot hoog aanzien is gekomen, haast zich om de zaak te redden. Hij plaatst zichzelf voor de twijfelaars en schreeuwt naar hen dat als zij een eigen koning willen hebben, hij voor hen staat, want hij is door zeven koninklijke banden gebonden, zoals zij allen weten. Daarmee is de dag voor de Portugezen gered. De lascarins aarzelen een moment; dan sluiten zij Dom Constantino in hun armen en begroeten hem als hun koning.

De strijd wordt furieus voortgezet, maar tenslotte trekken de Singalezen zich terug tot achter de Maha Oya, maar de Portugezen zijn te zeer uitgeput om hen te volgen. Ondertussen haast zich Filipe de Oliveira, een officier die is aangewezen om in Jaffna te bereiken wat vice-rei Dom Constantino de Bragança in de vorige eeuw niet is gelukt, met een klein leger naar de plaats waar de slag gestreden is. De aanblik van het slagveld is verschrikkelijk. Er liggen meer dan duizend lichamen onbegraven op het slagveld van de recente strijd. Het gevoel van de Portugezen in onzekerheid te verkeren neemt nog aanzienlijk toe door de ontdekking van een beschreven palmblad dat is vastgemaakt aan een boom. Het blad bevat een Singalese proclamatie die inhoudt dat alle Portugezen zijn gedood en dat Colombo is gevallen. Het door Filipe de Oliveira aangevoerde leger trekt zich vervolgens uit veiligheidsoverwegingen terug naar Attanagalla. In de tussentijd maakt Nikapitiya Bandara met groot koninklijk gevolg een tocht door het land; hij deelt zijn aanhangers grote stukken land uit. De band met hen die de haat tegenover de wrede vreemdeling al heeft opgewekt, wordt daardoor verstevigd. En in Nakalagama, bijna in het zicht van de Portugese hoofdstad, roept de pretendent zichzelf uit tot keizer van Ceylon.

Voor de Portugezen is het een kritiek moment en zij wachten met ingehouden adem de loop van de gebeurtenissen af. Verrukt van zijn succes, doet Nikapitiya een tactloze zet. Hij zendt een brutale boodschap aan koning Senerat van Kandy. Hij vraagt de laatste hem een van zijn twee koninginnen te zenden in ruil voor zijn eigen vrouw. Hij ontvangt het neerbuigende antwoord dat zijn verzoek in beraad zal worden genomen, zodra Nikapitiya zal hebben afgerekend met de Portugezen, terwijl tezelfdertijd de tweeduizend Singalezen die Senerat naar Nikapitiya heeft gezonden, om hem te helpen, worden teruggeroepen, dit tot grote vreugde van de Portugezen, wier leger opnieuw optrekt tegen Nikapitiya. Zij vinden het land voorbereid op een triomfale intocht. De wegen zijn geveegd en versierd met groen en bloemen op de manier die gebruikelijk is bij iedere gelegenheid van vreugde en fraaie kokosnoten opflakkerend als rood goud in het felle zonlicht, hangen van de takken van de bomen aan de kant van de weg, om de vermoeide reiziger te verfrissen, want allen verwachten dat zij langs die kant zullen terugkeren. De legers ontmoeten elkaar in Kal Eliya en na een kort handgemeen verdwijnt Nikapitiya in het bos. Hij stelt zich in veiligheid door Maha Oya over te steken naar Dambadeniya.

In de tussentijd doet Antonio Baretto, die het gebracht heeft tot Disawa van Uva, een inval in de Rayigam Korale en hij verdrijft de Disawa van Matara, die bescherming zoekt bij de Portugezen in Galle. Desondanks besluit Senerat, die nog steeds in onmin leeft met Nikapitiya, vrede te stichten, maar het garnizoen in Balane, niet tevreden met zijn verraderlijke plan, doodt zijn boodschapper en repliceert op zijn waardig protest tegen deze verbazingwekkende eerbreuk, met een uitdagende spottende opmerking. De straf hiervoor komt snel en is ernstig. Een grote legermacht verschijnt voor het fort en de Singalezen, die zichzelf beschermen achter houten schilden, dringen onstuitbaar op tegen de muren. De stenen blokken die de borstwering vormen, maar die niet vastgemetseld zijn, worden snel verwijderd door middel van hoorn die zijn bevestigd op lange stokken en het garnizoen, dat geen heil ziet in verzet, geeft zich over op voorwaarde dat de levens van de manschappen worden gespaard, een voorwaarde waaraan, ondanks het voorgaande schaamteloze optreden van het garnizoen, scrupuleus de hand wordt gehouden.

Zo rampzalig is de stand van zaken in Ceylon geworden, dat de Raad van de onderkoning in Goa besluit dat de vice-rei Dom Jerónimo de Azevedo zelf naar het Eiland zal gaan om er de rust te herstellen. Goa heeft echter noch manschappen, noch geld voor de expeditie van de onderkoning naar Ceylon en omdat andere zaken van groot gewicht de aandacht van Dom Jerónimo opeisen, wordt de resolutie van de Raad nimmer uitgevoerd. Maar de verwoestende strijd op Ceylon gaat verder tot de voorbereidingen voor de Nieuwjaarsfestiviteiten, waarvoor de lascarins voor korte tijd naar huis mogen terugkeren, hetgeen een korte adempauze geeft.

De 365 dagen per jaar dat de zon aan de hemel verschijnt worden door de Singalezen verdeeld in twaalf maanden, genoemd naar de tekens van de dierenriem. Het jaar begint met de intrede van de zon in het sterrenbeeld Ram, wat gewoonlijk plaatsvindt op ongeveer 13 april en de gebeurtenis wordt beschouwd als het grote volksfestival. Al verschillende maanden van tevoren worden daarvoor in ieder huishouden voorbereidingen getroffen; de armsten leggen ieder elk klein muntje opzij dat zij kunnen sparen, om nieuwe kleren te kopen voor de gezinsleden. Zelfs degene die nooit uit werken gaat, doet dit nu wel om middelen te kunnen kopen om verwanten en vrienden te kunnen gedenken. Voor de viering van dit feest komt de hele familie bijeen in de Mul gedera, de familie boerderij. De crimineel die zich verborgen houdt voor de justitie sluipt ’s nachts naar binnen en de soldaat die dienst heeft, komt een paar dagen voor het festival op verlof, omdat de soldaten onder elkaar geen Rajakariya vieren.

Het exacte moment waarop het Nieuwe Jaar begint wordt berekend door ’s konings astronomen. Zij beschikken over een apparaat voor de meeting van de tijd, dat bestaat uit een schaal van geelkoper met een haast ondoordringbare perforatie in de bodem. Deze schaal wordt in een tobbe met water geplaatst, tot hij gevuld is en naar de bodem zakt. De tijd vanaf het moment dat de schaal in de tobbe is gezet totdat deze de bodem bereikt bedraagt een tijdspanne waarvan er zestig gaan in een dag en een nacht. Op het veelbelovende moment zal de koning zijn troon bestijgen in de aanwezigheid van de verzamelde ridderschap, terwijl een saluut van de artillerie de gebeurtenis bekend maakt aan het publiek. Hierna volgt de ceremonie van de zalving. De geneesheren van de koning hebben de noodzakelijke zalf van de sappen van verschillende medische kruiden bereid en op het voor dit doel aangewezen uur gaat de koning met zijn gezicht naar het zuidoosten zitten. Boven zijn hoofd worden bladeren opgehangen. Deze zijn geplukt van bomen die verschillende posities tot de planeten innemen en dan wordt de vorst plechtig gezalfd, terwijl een aantal meisjes met dunne kaarsen in de hand zegeningen boven zijn hoofd afsmeekt. Tezelfdertijd speelt zich in ieder huishouden een soortgelijke plechtigheid af. Het gezinshoofd zalft en zegent ieder gezinslid.

Er is nog een derde moment vastgelegd, namelijk dat waarop voor de eerste maal in het Nieuwe Jaar gekookt eten wordt genuttigd en nog een vierde, wanneer wordt begonnen met werken in het Nieuwe Jaar. Als iedere werkende man zijn gereedschap ter hand zal nemen waarmee hij zijn levensonderhoud verdient. Deze laatste ceremonie is de gelegenheid voor de grootste vreugde. Over het gehele land worden er vrienden uitgenodigd en cadeautjes geruild, waarna het ceremoniale baden plaatsvindt. Het festival dat verschillende dagen duurt, eindigt met het verschijnen van de grote chefs voor de koning. Zij dragen op hun hoofd, dat bedekt is met witte kleding, de geschenken die aan de koning worden geofferd, terwijl de koning op zijn beurt offers brengt aan de Danta Dhatu.

Onmiddellijk nadat Nikapitiya daartoe het besluit heeft genomen marcheert hij in de Disawani van Sabaragamuwa, maar als de Portugezen in die streek te sterk blijken te zijn, trekt hij zich haastig terug naar het noorden en na een zwaar gevecht in de omgeving van Anuradha Pura ontsnapt hij in de wildernis. Antonio Baretto is in de tussentijd in opstand gekomen tegen koning Senerat en hij verkrijgt de controle over het gehele oostelijke deel van het Eiland, terwijl zijn legers Matara en Sabaragamuwa onder de voet lopen. De snelheid waarmee hij zijn leger verplaatst verbijstert de Portugezen, die niet weten op welke buitenpost vervolgens het doelwit van een aanval zal zijn. Hun leger is overigens zo volledig gedemoraliseerd, dat het niet meer is dan een compagnie struikrovers, wier wetteloze excessen een voorwerp zijn van vrees en haat zowel van hun landgenoten als van de Singalezen. De oorlogskas is leeg, want als gevolg van het slechte beheer van de capitães-gerais is de opbrengst van het kaneelmonopolie niet voldoende om de oorlogvoering te bekostigen. Koning Philips klaagt bitter dat de capitães-gerais zichzelf en hun vriendjes met zo’n grote willekeur bevoordeeld hebben, dat er voor hun rekening driemaal zoveel geld is verzameld als voor de koning. De koninklijke monopolierechten treffen in feite slechts de armen; de machtiger personen negeren het monopolie straffeloos.

Het behoeft daarom niet te verbazen dat de Portugezen erover voldaan zijn op 24 augustus 1617 een verdrag te kunnen aangaan met koning Senerat van Kandy. Onder de voorwaarden van dit verdrag erkennen de Portugezen de soevereiniteit van Senerat, die er van zijn kant in toestemt jaarlijks een tribuut van twee olifanten af te dragen, iedere tegen de Portugezen gerichte opstand in zijn gebieden te onderdrukken, de Portugezen die bij de Singalese verovering van Balane zijn gevangengenomen in vrijheid te stellen, evenals alle andere gevangenen christenen en tenslotte personen van aanzien als gijzelaars te zenden. Antonio Baretto, evenwel, handhaaft zijn bezetting van de Disawanis van Sabaragamuwa en Matara. De eerste is geheel verlaten door de Portugezen en de garnizoenen die daar lagen zijn teruggetrokken, terwijl zij in de laatste zware tegenstand te duchten hebben van een energieke rebel. Ongeveer in die tijd verschijnt Nikapitiya opnieuw op het toneel in de Seven Korales, vergezeld van prins Mayadunna, een lid van de koninklijke familie van Sitawaka; maar als hij bemerkt dat de inwoners oorlogsmoe zijn en hem niet willen steunen, verdwijnt hij opnieuw in de wildernis, om geen rol meer te spelen.

Ook Danvers besteedt aandacht aan een pseudo-koning, die hij echter Nicapeti noemt. Zijn relaas volgt hieronder.

In die tijd heeft een Singalees van duistere afkomst, Nicapeti genaamd, die in dienst is geweest van de Portugezen, toegang gekregen tot een van de koninginnen van Valgameme en van haar heeft hij het een en ander vernomen over de overleden koning, die dezelfde naam heeft gedragen als hijzelf. De man besluit zich uit te geven voor de laatste koning en de bevolking te vertellen dat hij haar natuurlijke koning is, die gereïncarneerd is. Voor dit doel trekt hij het habijt aan van een jogue of kluizenaar en hij maakt zich het eerst bekend in de buurt van Mareguepor. Hij wendt voor dat hij uit medelijden met de lotgevallen die zijn land hebben getroffen, is teruggekeerd naar de aarde om het land te verlossen van de Portugese slavernij. Veel Singalezen geloven zijn verhaal en scharen zich achter hem. Zij betreden de Seven Korales als de dessaye, Filipe de Oliveira, afwezig is. In Matagama doodt hij twee jezuïeten en binnen een week ontvangt hij alleen al de hulp van tweeduizend Singalezen van koning Senerat van Kandy en hij wordt door het grootste deel van het land als koning aanvaard.

Zodra Dom Nuno Álvarez Pereira van deze zaak hoort, zendt hij Manuel Cesar met een strijdmacht om de bedrieger neer te slaan, voordat de zaak te grote afmetingen aanneemt. Manuel Cesar ontmoet Nicapeti met 6.000 man in Gandola, een dorp aan de Rio Laoa. Er vindt een gevecht plaats, waar twee Portugese officieren en tien of twaalf die de voorhoede leiden, gedood worden. In de hitte van de strijd willen duizend Singalezen, die behorend tot het Portugese leger en wier commandant Luiz Gomes Pinto is, en bloc naar de vijand overlopen. Hierop stapt Dom Constantino, een Singalees, maar een Portugees onderdaan en van koninklijke bloede, naar voren en schreeuwt naar deze deserteurs, “Waar willen jullie naar toe, mijn vrienden? Als jullie op zoek zijn naar jullie natuurlijke koning, hier ben ik, degene die bij zeven verschillende takken van hem afstamt.” Onmiddellijk keren alle deserteurs terug en roepen hem tot koning uit. Na een lang gevecht vlucht de vijand over de rivier en de volgende morgen steekt het Portugese leger ook de rivier over, maar omdat zij hun opponenten niet meer terugvinden, slaan zij hun kamp op de oever van de rivier op en wachten verdere instructies af.

Ondertussen keert Philips de Oliveira terug uit Kandy. Hij heeft vernomen van Nicapeti’s poging de soevereiniteit te bemachtigen, maar hij heeft geen weet van de nederlaag van zijn volgelingen. Op zekere dag komt een boodschapper van de bedrieger naar de Singalezen in Filipe de Oliveira’s legermacht en hij tracht hen over te halen te deserteren uit de Portugese rangen en over te lopen naar hun natuurlijke vorst. Deze oproep veroorzaakt enige opwinding bij de mannen, maar heeft niet het beoogde resultaat. De volgende dag wordt de plaats bereikt waar zich onlangs een veldslag heeft voltrokken. Er worden meer dan duizend stoffelijke overschotten geteld, maar Filipe de Oliveira kan daaruit niet opmaken wie de slag heeft gewonnen. Een inscriptie in een boom vermeldt echter dat alle Portugezen op Ceylon zijn gedood en dat Colombo zich heeft overgegeven. Deze informatie doet de Portugezen verschrikken, maar de lascarins in hun rijen, 800 in getal, maken zich vrolijk over de mededeling. Als Filipe de Oliveira zijn mars voortzet, wordt zijn achterhoede aangevallen door driehonderd man, maar zodra Filipe de Oliveira kijkt wie de aanvaller nu precies zijn, nemen zij de vlucht. Bij de Rio Laoa wordt het leger opnieuw aangevallen, maar als troepen van Manuel Cesar zich bij het leger voegen, vluchten de aanvallers het bos in. Filipe de Oliveira en Manuel Cesar spreken nu met elkaar af dat om de rebellie van de Singalezen te onderdrukken alle vrouwen en kinderen uit bepaalde dorpen gevangenen zullen worden genomen. Als gevolg van deze afspraak maakt Filipe de Oliveira 400 gevangenen, maar dezelfde nacht deserteren alle 800 lascarins.uit zijn rijen met hun wapens en laten de Portugezen, die met niet meer dan 200 man zijn, alleen. Zij marcheren vijf léguas naar de Pagode van Atanagale bij Maluana, waar Dom Nuno Álvarez Pereira zijn hoofdkwartier heeft ingericht. Hier ontvangt Filipe de Oliveira 500 man versterking, van wie 200 Portugezen. Dom Nuno Álvarez Pereira draagt Dom Manuel de Castro op zorg te dragen voor de voorraden levensmiddelen en ammunitie en hij benoemt de Singalees Dom Constantino, Dessaye van de Seven Korales, in de plaats van Dom Filipe de Oliveira, die wordt gedegradeerd, omdat 800 lascarins uit zijn rijen zijn gedeserteerd.

Ofschoon Nicapeti in zijn ontmoeting met de Portugezen een nederlaag heeft geleden, blijft hij pretenderen de soevereiniteit over het land te bezitten en hij deelt landgoederen en benoemingen uit aan zijn aanhangers. Nadat hij een leger van 24.000 man verzameld heeft, trekt hij op naar Colombo en als hij de oever van de Rio Nacolega, op een halve légua van de stad heeft bereikt, laat hij zich uitroepen tot Keizer van Ceylon. Hij zendt een boodschap aan koning Senerat van Kandy, waarin hij deze oproept hem een van zijn twee vrouwen te zenden. Senerat laat weten zijn verzoek te zullen honoreren, zodra Nicapeti de Portugezen heeft verslagen. Dit antwoord windt Nicapeti zodanig op dat hij dreigt Senerat op dezelfde wijze te behandelen als de Portugezen. Dit dreigement komt ter ore van de 2.000 man die Senerat heeft gezonden om hem te helpen. Zij deserteren en bloc en keren terug naar Kandy.

Manuel Cesar en Dom Constantino voegen hun strijdmachten samen en trekken op naar Nicapeti. Een Singalees meldt het nieuws van de nadering van het Portugese leger aan Nicapeti, maar deze wordt op een paal gespietst, waarbij Nicapeti verklaart dat er zich thans op Ceylon geen Portugezen meer bevinden. Hij wordt echter spoedig uit de droom geholpen, want lang voordat de voorhoeden van beide legers in het zicht van elkaar komen, neemt Nicapeti onverwachts een heuvel, waarop hij zich met 7.000 man ingraaft. De Portugezen laten geen tijd voorbij gaan om de vijand aan te vallen. Zij slagen erin door te dringen tot hun verdedigingswerken, waar zij 1.000 man doden. Nicapeti ontdoet zich van zijn regale onderscheidingstekens en vlucht voor zijn lijfsbehoud de bossen in. De rest van Nicapeti’s leger keert terug naar de Rio Laoa en steekt de rivier over en bij het invallen van de duisternis slaan de Portugezen hun kamp op op het slagveld. De volgende morgen vinden zij hun leger versterkt met 500 deserteurs uit de rijen van de vijand.

Het schijnt dat Nicapeti koning Senerat van Kandy in het harnas heeft gejaagd, waarop de laatste een ambassadeur naar de Portugese capitão van het fort in Sofragan zendt, met het voorstel een gezamenlijke expeditie uit te rusten tegen de zogenaamde koning. Maar in plaats van dat deze boodschapper de behandeling verkrijgt waarop hij krachtens zijn positie recht heeft, laat capitão Faria hem vermoorden en hij verwaardigt zich niet koning Senerat antwoord te geven op diens boodschap. Kort hierna is een Singalees, genaamd António Baretto, die de katholieke religie heeft omhelsd en die in Portugese dienst is geweest, bij de Koning van Kandy. Ofschoon hij van gewone afkomst is, heeft António Baretto het door zijn grote bekwaamheid geschopt tot Generaal van ’s konings strijdkrachten met de titel van “Vorst en Gouverneur van het Koninkrijk Uva.” Hij buit de opstand van Nicapeti uit door met een aanzienlijke strijdmacht het Portugese fort van Sofragan te veroveren. En onder het voorwendsel van vriendschap, nodigt hij het garnizoen, dat uit niet meer dan zestig man bestaat, onder bevel van de capitães Faria en Matoso uit een conferentie bij te wonen, waarop hij de meeste van hen verraderlijk doodt. Enkelen weten naar de kerk te ontsnappen, maar omdat zij geen wapens en ammunitie hebben, zijn zij al gauw genoopt zich over te geven en zij worden als gevangenen voor koning Senerat gebracht. In plaats van dat de koning wraak neemt op deze mannen, omdat zij zijn ambassadeur hebben vermoord, behandelt hij hen vriendelijk. Hij zendt twee van hen naar Balane, om het Portugese garnizoen te adviseren zich aan hem over te geven, omdat het garnizoen anders zal worden aangevallen door Nicapeti. Maar deze moedigt de Portugese capitão juist aan om stand te houden, in plaats van dat hij hem aanvalt. De capitão Manuel Falcam, geeft te kennen dat hij stand zal houden. Hierop worden de twee Portugese boodschappers als gevangenen naar Kandy teruggebracht. Zodra koning Senerat het negatieve resultaat van de missie verneemt, dat de commandant van Balane weigert zich over te geven, valt hij het fort met 10.000 man en enkele olifanten aan. Manuel Falcam houdt het verscheidene dagen tegen de enorme overmacht uit, maar als een aantal van zijn mannen is gedeserteerd en er geen hulp te verwachten is, is hij gedwongen te capituleren.

De stand van zaken voor de Portugezen op Ceylon is in 1617 kritiek. Zij hebben reeds hun forten in Sofragan en in Balane verloren en zij ontvangen niet alleen tegenstand van koning Senerat van Kandy, maar ook van de Singalees António Baretto en van Nicapeti. De laatste heeft weliswaar recentelijk een nederlaag geleden, maar hij heeft nog steeds genoeg aanhangers om hem tot een gevaarlijke macht in het land te maken. Dom Nuno Álvarez Pereira, die in die tijd de Portugese strijdkrachten in het land aanvoert, trekt verwoestend door het land en spaart niemand ongeacht sekse of leeftijd, onder het verweer dat barmhartigheid minder invloed heeft op de bevolking dan wreedheid.

De Portugese strijdkrachten marcheren van Pelandu op tegen Nicapeti en zij bereiken de plaataen Catugambale, Devamede en Cornagal; zij nemen enige forten, doden een aantal Singalezen en voeren 800 gevangenen mee. Nicapeti trekt terug op Talempeti, waarop de Portugezen oprukken tot Polpeti, vanwaar zij het vijandelijke kamp kunnen zien. En als zij de vijand hebben verdreven, trekken zij verder naar Balapane van Religiam, waar de gevangenen en gewonden worden heengezonden. Vervolgens wordt besloten António Baretto aan te vallen. Dom Constantino, de Dissaye van de Korales, wordt met een tegen hem gerichte strijdmacht naar Alicur gezonden. António Baretto blijkt zich met 6.000 man te hebben verschanst in Jatipara, terwijl hij alle vrouwen van de arachchis en de lascarins elders in veiligheid heeft gebracht. En Nicapeti heeft zich teruggetrokken naar Moratena. De verspreide Portugese eenheden zijn niet in staat veel indruk op de vijand te maken. Als zij door een gelukkig toeval in een treffen de overhand krijgen, geven de Singalezen zich ogenblikkelijk over, maar als de Singalezen weinig weerstand ondervinden, herroepen zij hun onder-werping onmiddellijk. Na een periode waarin deze soort guerillastrijd is gevoerd, zijn de Portugese strijdkrachten volledig moe getreiterd en ontmoedigd en zij trekken zich terug in de kwartieren in Botale.

Dan arriveert de nieuwe opperbevelhebber Lourenço Perez de Carvalho uit Goa in Colombo, met versterkingen en ammunitie. Er wordt een vergadering belegd over de wijze waarop de oorlog wordt voortgezet. Besloten wordt gelijktijdig drie legergroepen tegen de vijand in te zetten. Dom Nuno Álvarez Pereira, de capitão-geral, voert een aanzienlijk legerkorps aan om António Baretto uit Sofragan en Mature te verdrijven; Luíz Gomes Pinto dient Alicur te beveiligen en operaties tegen Nicapeti te ondernemen. En Manuel Cesar dient met een legertje van 100 man Botale te verdedigen tegen mogelijke aanvallen. Eind maart 1617 vertrekt de capitão-geral naar Sofragan, waar hij grote successen boekt en na de vijanden uit hun stellingen te hebben verdreven, heeft hij hen in de bossen achtervolgd en heeft hij een groot aantal van hen gedood. In mei 1617 vertrekt de expeditie tegen Nicapeti, die zich sterk heeft gefortificeerd in Moratena, maar op de nadering van de Portugezen laat hij deze plaats in de steek en hij neemt de vlucht naar Kandy. Luíz Gomes Pinto krijgt bevel hem te achtervolgen en in de woestijnen van Anorojapure stuit hij op zijn zich terugtrekkende troepen. Nicapeti vlucht ogenblikkelijk naar de bossen, maar enige van zijn mannen bieden korte tijd tegenstand, totdat zestig van hen zijn gesneuveld, waarop de rest zich achter hun leider aan terugtrekt in de bossen. Nicapeti’s vrouwen en een kleinzoon van Raja Singa worden gevangengenomen. Na deze nederlaag van Nicapeti brengen de bewoners van de Korales grote hoeveelheden rijst naar de capitão-geral in Malvana en bevestigen hun onderwerping aan de Portugezen.

De ‘Koning van Pandar’ zoals koning Senerat van Kandy, zich ook wel laat noemen, zendt onmiddellijk na deze laatste beslissende overwinning van de Portugezen op de pseudo-koning Nicapeti, waarmee deze laatste van het toneel verdwijnt, zijn ambassadeurs, tezamen met 32 Portugezen die hij heeft gevangengenomen, om met Dom Nuno Álvarez Pereira over vrede te onderhandelen; Zijn voorstellen, die voor acceptatie naar de vice-rei worden gezonden, behelzen het sluiten van een eeuwigdurende vrede tussen de koninkrijken Kandy en Portugal, dat hij schatplichtig zal worden aan Portugal, met een jaarlijkse betaling van vier olifanten en een hoeveelheid kaneel, dat hij het fort in Balane zal herstellen en aan de Portugezen zal teruggeven, dat hij hen zal toestaan nog een ander fort in Kandy te bouwen en dat bevestigd wordt dat zijn koninkrijk hem en later zijn drie zonen toekomt. Deze voorwaarden worden door Dom Jerónimo de Azevedo aanvaard, met slechts de opmerking, dat het koninkrijk aan hem en aan zijn drie zonen toevalt, hetgeen niet wil zeggen dat de Portugezen afstand doen van bestaande aanspraken. Vervolgens trekt ‘de Koning van Pandar’ enige van deze condities in, als hij leert dat de Portugezen op Ceylon niet zo machtig zijn als hij heeft verondersteld. Het vredesverdrag dat uiteindelijk met hem wordt gesloten bevat slecht de bepaling dat jaarlijks een tribuut verschuldigd is van twee olifanten.

Het overlijden van Edirmannasinghan, Koning van Jaffna in 1617 doet een opvolgingscrisis ontstaan. Zijn oudste broer, Asrasa Kesari wordt aangesteld als regent voor zijn zoontje van drie jaar, maar deze regeling duurt maar kort, omdat Arasa Kerasi’s neef, Cankil Kumaran (Cankli II) een samenzwering beraamt en zijn oom en diens aanhangers vermoordt. Het leven van de jonge koning wordt gespaard, om hem te kunnen gebruiken zodra de Portugezen uit het land zijn verdreven. De capitão van Manar is niet in staat te interveniëren, maar hij toont zich tevreden met de belofte van Cankli II dat hij de verspreiding van het Evangelie zal bevorderen en dat hij niet hen zal helpen die tegen het Portugese gezag rebelleren.

Op 17 november 1617 arriveren in Goa vier schepen uit Lissabon. Zij brengen Dom João Coutinho, Conde de Redondo naar Indië, die Dom Jerónimo de Azevedo gaat opvolgen als onderkoning van Portugees Indië. De laatste keert in hetzelfde schip terug dat zijn opvolger heeft gebracht en zodra hij in Lissabon aankomt, wordt hij gearresteerd en hij wordt in een kerker onder het kasteel gegooid. Hij wordt met veel gebrek aan respect behandeld en na een lang voorarrest, wordt hij berecht. Hij wordt ervan beschuldigd de Hollanders niet te hebben bestreden. Na zijn proces wordt hij zo mogelijk met nog minder respect bejegend dan voorheen. Bij zijn aantreden als onderkoning was hij een rijk man, maar door zijn vrijgevigheid is hij als een arm man teruggekeerd. Hoe men ook mag denken over de tegen hem ingebrachte beschuldigingen en over de rechtvaardigheid van zijn gevangenschap, vast staat dat het onmogelijk is enige sympathie op te brengen voor een man die de hem toevertrouwde macht heeft misbruikt voor het plegen van de grootste wreedheden die de menselijke geest zich kan indenken, zoals op pagina 107 summier is aangestipt.

1 Wat Pieris hier schrijft is wel erg negatief; bovendien werd in de Carreira da India vrijwel uitsluitend gezeild met grote naus of kraken. Als deze schepen binnen een halfjaar Goa bereikten was het aantal doden en zieken gering. Factoren die het aantal slachtoffers doet stijgen zijn : de lengte van de reis (als in Moçambique de moesson moet worden afgewacht, werden velen door tropische koortsen overvallen) en de onhygiënische toestanden aan boord. De passagiers namen dikwijls niet de moeite naar het bovendek te gaan om hun behoeften te doen

2 Hièronymus Gomez geeft ons op 29 december 1609 het volgende verslag van een incident dat tijdens een van de expedities heeft plaatsgevonden. “Tweehonderd mannen, vrouwen en kinderen waren gevangengenomen. Zij worden verzameld in een veld, Simon Correa, een Singalees geeft bevel hen dood te slaan. De arme mensen die zich gedragen als schapen, ondergaan de slagen zonder weg te rennen of zich te bewegen, of een zucht te slaken. Een Portugese capitão ziet dat er onder de slachtoffers ook jone kinderen zijn in de armen van hun moeders en aangezien hij niet in staat is hun tijdelijke levens te redden, wenst hij hen een geestelijk leven te geven en daarom doopt hij hen allen. De lichamen van de slachtoffers worden allen onthoofd, om de ware toedracht van hun executie te verbergen.”

2.4 Dom Constantino de Sá e Meneses de Noronha