Hoofdstuk 2
De Molukken, Banda, Ambon en Sarangani (1560-1640)
2.0 Inleiding
Geschreven door Arnold van Wickeren
In eerdere delen van dit boek is al enkele keren aandacht geschonken aan de Molukken, Banda, Ambon en Sarangani. In deel V, hoofdstuk 4, worden de geografische, economische, religieuze en politieke positie van deze eilanden belicht en is uitvoerig verslag gedaan van de expeditie van 1511 die Francisco Serrão op Ternate heeft gebracht, waar hij door de sultan goed is ontvangen. Ook zijn besproken de expedities in de jaren 1513 en 1514 naar de Molukken en de Banda-eilanden en de stichting van de factorij op Ternate door António de Miranda de Azevedo. In § 7.4 van deel VI zijn de expedities in de daaropvolgende vijf jaren1 behandeld en is aandacht gegeven aan het lot van de leden van Magalhães’ expeditie die op Tidore zijn achtergebleven, terwijl deze beroemde expeditie zelf is besproken in de bijlage van deel VII. In § 3.4 van deel X zijn de ontwikkelingen in de Molukken gedurende de periode 1521-1538 geschetst, waarbij onder meer is gebruikgemaakt van François Valentijns “Oud en Nieuw Oost Indiën”. In deel XII, tenslotte, is hoofdstuk 6 geheel gewijd aan de Molukken: De inleiding (§ 6.0) bevat een tamelijk uitgebreide samenvatting van het behandelde in § 3.4 van deel X; in § 6.1 worden de ontwikkelingen in en met betrekking tot de Molukken in de periode 1540-1558 besproken en § 6.2 is geheel gewijd aan de Banda-eilanden, Ambon en Sarangani. Lezers die genoemde hoofdstukken en paragrafen zouden willen raadplegen, maar niet over de voorafgaande delen beschikken worden verwezen naar de bekende website van Marco Ramerini: https://www.colonialvoyage.com
In dit deel wordt de draad weer opgepakt in het jaar 1536. Weliswaar ontstaat daardoor enige overlap met wat in eerdere delen is gepubliceerd, maar aan de andere kant konden nieuw ontdekte inlichtingen op het internet worden meegenomen.
1 Londoh vermeldt op zijn blog “De Portugezen & De Molukken (23-10-2008) dat er in die jaren Portugese nederzettingen zijn gesticht in Hitu, Taqiri, en Haitive op Ambon en op de eilanden Halmahera, Makian en Batjan
2.1 Het zegenrijke bestuur van António Galvão
De situatie op Ternate verandert op slag met de aankomst van de nieuwe capitão António Galvão op 25 oktober 1536. Hij arriveert met verse troepen voor de nog steeds niet voltooide vesting Gamma Lamma. António Galvão is een man die om zijn eerlijkheid en plichtsbetrachting, op bevel van koning João III, door Nuno da Cunha naar de Molukken is gezonden om daar de orde te herstellen en een eind te maken aan de gewelddaden en buitensporigheden, waaraan zijn voorganger zich heeft schuldig gemaakt. Capitão-geral Nuno da Cunha, die forten aan het bouwen is in Diu, kan geen mensen missen voor de Molukken en het ontbreekt hem ook aan geld om Galvão’s schepen te voorzien van alles waaraan in de Molukken behoefte is. Galvão, die rijk is en die de publieke zaak zeer is toegedaan, heeft op eigen kosten troepen geworven en voorraden aangeschaft. Zijn twee schepen brengen niet alleen soldaten mee, maar ook casados, als aanvulling op de achttien op Ternate wonende en met inheemse vrouwen gehuwde landgenoten. Bovendien brengt Galvão ook enkele huwbare Portugese meisjes mee. Er worden niet slechts stoffen uit Gujarat ontscheept, maar ook tarwe, wijn en olie uit Portugal, suiker, confituren en bovenal gereedschappen, als zagen, bijlen, schoppen en houwelen, molenstenen, ijzer en lood. De capitão brengt ook de vijf boeken, waarin de Ordenações Manuelinas – de verzameling wetboeken van het koninkrijk – zijn vervat, mee en de Portugese kardinaal Afonso, een zoon van koning Manuel, heeft Galvão de Constitutiones eccléiastiques meegegeven. Derhalve is aan het tijdperk van uitbuiting door clans, die zich voor drie jaar vestigen, een einde gekomen en breekt een periode aan waarin casados, zich als boer of handwerksman in de Molukken kunnen vestigen en daar onder dezelfde wetten vallen als hun collega’s in Portugal.
Galvão’s deugden zijn hem vooruitgesneld en hij wordt daarom met grote vreugde en een plechtig Te Deum verwelkomd. Hij zal het vertrouwen dat Nuno da Cunha en vele anderen in zijn dapperheid en rechtschapenheid stellen, niet beschamen. Alleen al de wetenschap dat zijn voorganger, de bij de inheemse bevolking algemeen gehate Tristão de Ataíde spoedig zal vertrekken neemt een belangrijke oorzaak voor de opstand tegen de Portugese heerschappij weg; de algemene afkeer van de vreemde overheersing van deze vorsten wordt gevoed door persoonlijke haat tegen Tristão de Ataíde, die van zijn kant ook haat koestert tegen de Molukse vorsten, van wie hij de meesten persoonlijk gekrenkt heeft;
Op Ternate zijn de veranderingen ten goede al spoedig merkbaar. Het landschap verandert doordat de nieuw aangekomen Portugezen huizen gaan bouwen, volgens een nieuwe techniek “pedra e cal.” Tot vandaag de dag kent het bahasa Indonesia nog steeds bouwkundige en huishoudelijke termen die uit het Portugees afkomstig zijn zoals: javela (raam), porta (deur), mesa (tafel), cadeira (stoel), martelo (hamer), caçarola (braadpan) en tela (doek). De nieuwe woningen zijn niet de van riet en aangestampte aarde gebouwde en met stro gedekte hutten van voorheen, maar gemetselde stenen huizen in Portugese stijl, die de inheemsen met groot genoegen voor zichzelf nabouwen. Wat bijna een revolutie betekent zijn de nieuwe landbouwgewassen die Galvão heeft meegebracht. Deze gewassen zijn verzameld door de Portugese nederzettingen in Afrika, Brazilië, Indië en Malakka. De meegebrachte druiven doen het zo goed dat tweemaal per jaar geoogst kan worden. Andere nieuwe gewassen zijn: tomaten, avocado’s, maniok en chilipepers, die populair zijn gebleven tot de dag van vandaag. Voordat Galvão rode pepers meebracht gebruikte de bevolking in de Molukken slechts lokale pepers, waarvan de zaden afkomstig zijn van de peperplant. Het eten in de Molukken was heel erg eenvoudig en bestond in hoofdzaak uit vis en sago. Toen de Portugezen allerlei gewassen hadden geïntroduceerd was het dagelijkse voedsel een stuk beter en gevarieerder geworden.
Dat de staatsmacht zich met de komst van Galvão ook in de Molukken vestigt, blijkt ook daaruit dat de capitão kopergeld slaat, waartoe hij door de vorsten van de Molukse eilanden is gemachtigd. Deze muntslag levert de Portugese kroon een winst op van 50%. Zonder twijfel heeft Galvão in Goa de instructie ontvangen dat hij het regimento van Afonso Mexia uit 1526 weer moet doen naleven en hij doet dit op scrupuleuze wijze. Reeds bij zijn vertrek uit Malakka heeft hij niet willen instemmen, noch met het aan boord komen van particuliere kooplieden, noch met het vervoer van handelswaar van particulieren. Hij zal echter al gauw op enorme obstakels stuiten.
Galvão, wiens eerste opzet is een vreedzame verhouding met de vorsten op te bouwen, zendt gezanten naar Tidore om de Molukse vorsten tot een wapenstilstand te bewegen. Zijn verzoek wordt afgewezen, waarbij zijn gezanten met verachting worden behandeld. Tot de onverzoenlijkste tegenstanders behoort Bohejat, de uitgeweken tweede zoon van koning Bajang Ullah, die hoopt na de verdrijving van de Portugezen de troon van Ternate te kunnen innemen. Galvão is daardoor gedwongen de strijd te hervatten. Terwijl hij de verdediging van Gamma Lamma aan zijn voorganger overlaat, rust hij in het nabijgelegen Talangame een leger uit om tegen de vorsten in te zetten. Tegenover de Molukse strijdmacht, die de Portugezen op 50.000 man schatten, kunnen zij hooguit 400 man, van wie 170 Portugezen, stellen. Hun betere wapens en hun moed moeten hun veel geringere aantal compenseren.
Galvão zeilt in de nacht van 20 op 21 december 1536 met vier schepen en enige kleine vaartuigen uit naar Tidore. Hij weet ongemerkt 120 Portugezen en 200 inheemse soldaten en slaven aan land te zetten en klimt daarmee – meestentijds door het bos – rustig omhoog, naar de op een berghelling boven de stad Tidore gelegen vesting Marieco, die hij wil bestormen. Ondertussen houdt de vloot de aandacht van de vijand gevangen door schijnbewegingen uit te voeren. Als het dag wordt, worden de aanvallers ontdekt door de schittering van de zon op hun helmen. Bohejat, moedig maar onverstandig, stormt, zodra hij de Portugezen gezien heeft, aan het hoofd van zijn troepen op hen af. Hij is min of meer de eerste die dodelijk getroffen wordt. Zijn onbezonnen optreden verijdelt het bereiken van het doel waarnaar hij zijn hele leven heeft gestreefd. Zijn dood ontmoedigt zijn manschappen zozeer dat zij op de vlucht slaan, daarbij andere troepen die op weg zijn naar het strijdtoneel belettend hun doel te bereiken. Als de Portugezen onder hun tegenstanders een slachting aanrichten, raken de vorsten zo ontmoedigd dat zij hun, zonder verdere tegenstand te bieden, de vesting laten innemen. Zij dringen, achter de vluchtende vijanden aan, eenvoudig het fort binnen en steken het in brand. Daarna dalen zij af naar Tidore. Galvão handhaaft de discipline en de alertheid van zijn soldaten door hen te verbieden het onverdedigde Tidore te plunderen, voordat de stad in brand wordt gestoken. Als de vorsten de vlammen van Tidore tegen de nachtelijke hemel zien opflakkeren, besluiten zij uit schaamte voor hun lafheid de volgende morgen het groepje Portugezen te overrompelen. Galvão’s waakzaamheid doet dit plan mislukken; de vorsten lijden zulke zware verliezen, dat zij het eiland in hun schepen verlaten. Galvão biedt de koning van Tidore vrede aan. Deze is bereid daarop in te gaan, op voorwaarde dat Tristão de Ataíde de Molukken verlaat, wat hem wordt toegezegd. Galvão wil de militaire situatie, die onder Ataíde zeer verslechterd is, verder verbeteren door de zaak met Gilolo te regelen, ware het niet dat de moesson voor Malakka inmiddels is aangebroken. Zijn landgenoten laten hun capitão in de steek, om zich bezig te houden met hun eigen zaken en deze is genoodzaakt zich in de vesting terug te trekken. Op zeker moment liggen de jonken van de Portugezen bij Talangame te wachten op lading, maar als de capitão toevallig bemerkt dat er bij Motir en Makian jonken van moslims geladen worden, zendt hij er een klein eskader op af dat de jonken verdrijft. Zijn landgenoten trekken zich niets aan van Galvão’s scherpe verwijten en van zijn onberispelijke voorbeeld. De capitão is gedwongen in het openbaar te zweren dat hij er niet langer op staat dat de schepen van de koning met voorrang geladen worden met kruidnagelen. De factorij heeft minder dan 100 bahar kunnen inkopen, terwijl de oogst 2.000 bahar heeft bedragen. De oorzaak daarvan is dat de factor slechts 1.000 reais betaalt en particuliere handelaren twintig maal zoveel.
Als Tristão de Ataíde in januari 1537 uitzeilt, vertrekken met hem allen die met het beleid van Galvão ontevreden zijn; de schepen en jonken kiezen, afgeladen met kruidnagelen voor rekening van particulieren, zeil, zonder toestemming van en ondanks de capitão. Zelfs bij zijn vertrek laat Ataíde zijn eigenbelang nog prevaleren boven het belang van de koning van Portugal. Door bescherming te bieden aan muiters verzwakt hij de Portugese militaire aanwezigheid in de Molukken op een ogenblik dat daar geen man gemist kan worden. António Galvão wordt door de inkrimping van zijn troepenmacht in grote verlegenheid gebracht, omdat de goede verstandhouding met de koning van Tidore weliswaar hersteld is, maar in die tijd bereiden de koningen van Gilolo en Batjan zich voor op hernieuwde strijd. Door bemiddeling van de Tidorese koning, die veel hulp van Galvão ontvangt bij de herbouw van zijn hoofdstad, sluit Galvão ook vrede met de beide vorsten. Hiermede is de rust overal in de Molukken teruggekeerd.
Ondanks de directe scheepsverbinding van Malakka met de Molukken, zeilen er – zoals al gezegd – ook schepen van Malakka naar Banda, waarvan Manuel da Gama in 1537 capitão is. Hij is een familielid van Dom Estevão da Gama, capitão van Malakka. Hij weigert het dossier, dat zeer belastend is voor Tristão de Ataíde, in ontvangst te nemen, als António de Madureira hem dit wil geven, nadat hij met een caravela van Ternate is gekomen. Het dossier zal Malakka nooit bereiken.
In april 1537 verlaat een nau do trato, onder Jorge de Mascarenhas, die zowel kapitein als factor is, Cochin voor de Molukken. Hij brengt een alvará mee, waarin het koninklijk monopolie, onder bedreiging met zware straffen, bevestigd wordt. Galvão laat de alvará bekendmaken en om het goede voorbeeld te geven doet hij afstand van de door de vedor da fazenda hierop gemaakte uitzondering ten gunste van de capitão van Ternate. Maar Mascarenhas, die van Nuno da Cunha ook een privilege, onafhankelijk van dat van de capitão van Ternate, heeft gekregen, volgt zijn voorbeeld niet. Alle mannen die ontevreden zijn, 180 man in totaal, drommen om Galvão heen. Tegen zo’n overmacht kan hij niets beginnen en zo vertrekt opnieuw uit Ternate een vloot, ditmaal bestaande uit een nau do trato, een jonk en een ander schip, die kruidnagelen van particulieren exporteert.
Galvão ziet zich geplaatst voor een probleem van geheel andere aard. De aanzienlijken van Ternate zijn weinig ingenomen met de door Ataíde op de troon gezette Hairun, zij willen zijn broer Taberidji terug op de troon. De koning is door Tristão de Ataíde gearresteerd omdat hij een opstand tegen hem zou voorbereiden. Hij is gevangen gezet, samen met de koningin-moeder en de gugugu Patih Serang. Na twee jaren van gevangenschap is de koning naar Goa gezonden. Daar heeft hij zich tot het katholicisme bekeerd. Hij is door Nuno da Cunha onschuldig bevonden en naar zijn land teruggezonden. Taberidji is echter op de terugweg naar Ternate in Malakka overleden, maar dit is nog niet tot Ternate doorgedrongen. Ook Sama Rau willen zij niet als gugugu aanvaarden. Na zeer lang tegen-stribbelen van de rijksgroten weet Galvão hen ertoe te bewegen Hairun en Sama Rau te accepteren. Bovendien geeft hij de koning en zijn regering de vrije hand bij het besturen van Ternate.
Omdat de kust van Moro geteisterd wordt door zeerovers die ook de macht van Ternate en die van de Portugezen uitdagen, zendt Galvão een vloot bestaande uit van Tidore geleende korakoras, onder bevel van Fernão Vinaigre, een moedig priester, eropaf. Deze rekent met de zeerovers af. Vervolgens moet de gouverneur een ander gevaar onder ogen zien. Ambon rust een vloot uit, die versterkt wordt met schepen uit Java, Makassar en Banda. De vloot moet worden ingezet om afbreuk te doen aan de Portugese invloed in de Molukken en om grote hoeveelheden kruidnagelen als oorlogsbuit te verwerven. Galvão zendt 25 korakoras, bemand met 40 Portugezen en 400 bondgenoten, onder Diogo Lopes de Azevedo, naar Ambon. Diogo Lopes heeft van Nuno da Cunha opdracht ontvangen Ambon voor de Portugese kroon te veroveren. Diens vloot verslaat de geallieerde strijdmacht bij Ambon. Hierbij worden verschillende schepen, kanonnen en wapens buitgemaakt, terwijl ook een aantal vijanden wordt gevangenengenomen. De vroegere Portugese plaats Picapoli wordt ingenomen. Geheel Hitu wordt aan het Portugese gezag onderworpen, zowel met militaire als met politieke middelen.
Er zijn al franciscanen werkzaam in de Molukken sedert 1522 en al spoedig zijn er kapellen en kerken in de buurt van de vesting Gamma Lamma, waaronder de kerk van São Paulo. De kinderen die geboren worden uit de relaties van de Portugezen met lokale vrouwen worden onmiddellijk gedoopt Met de komst van meer schepen uit Goa en Malakka hebben zich meer Portugese ambtenaren en militairen, die ook zijn gehuwd met inheemse vrouwen, op Ternate gevestigd. De Portugezen geven zich ook moeite de inheemse bevolking tot het katholieke geloof te bekeren. Daartoe doet Diogo Lopes op de terugweg van Ambon – vaak met succes – verschillende eilanden aan. Als tijdens de regering van Hairun jezuïeten in de Molukken arriveren vinden zij op Ambon en andere eilanden al 37 christelijke dorpen. Galvão zendt vervolgens Francisco de Castro, met twee priesters, met dezelfde opdracht uit. Castro landt op het eiland Sarangani voor de zuidpunt van Mindanao, jegens de bewoners waarvan Canha Pinto zich zo verraderlijk gedragen heeft. Castro sluit vrede met de koning van Sarangani en wordt zelfs diens bloedbroeder. De koning, diens vrouw, zoon, drie broers en vele andere aanzienlijke eilandbewoners ontvangen het doopsel. Op Mindanao gebeurt hetzelfde; achtereenvolgens worden de koningen van Butuan (Butulan), Pimilarano en Camisino gedoopt. Francisco de Castro neemt vele zonen van de bekeerlingen mee terug naar Ternate. Op eigen kosten bouwt Galvão voor hen een seminarie, het eerste dat de Portugezen in Oost-Azië stichten. Daar gaan kinderen van hooggeplaatste Molukkers studeren; het seminarie wordt zelfs bezocht door kinderen afkomstig van Morotai en Gllolo en zelfs van Makassar. António Galvão zendt vanaf Ternate ontdekkingsexpedities uit naar Nieuw Guinea en naar de Raja Ampat eilanden.
Hij voltooit de vesting Gamma Lamma en diverse huizen in Spaanse stijl. Koning Hairun volgt zijn voorbeeld door de stad met vele bouwwerken te verfraaien en water naar de stad te leiden vanaf een afstand van drie léguas. Hij geeft ook land uit aan Portugezen, die daarop landhuizen bouwen en boomgaarden en tuinen aanleggen. Akkerbouw, veeteelt en handel bloeien op; ook de lagere klassen verwerven grond, terwijl voorheen alle grond aan de koning behoorde. Er ontstaat een bezittende middenstand. Omdat er vrede heerst in de gehele Molukse archipel en Galvão door zijn eerlijkheid de Makassaren tot vrienden heeft gemaakt, vestigen zich overal Portugese kolonisten. Het bewind van António Galvão is zo zegenrijk dat de Molukse vorsten een delegatie naar koning João III willen zenden met het verzoek Galvão voor het leven tot gouverneur te benoemen. Voordat de delegatie vertrekt, arriveert in 1540 de opvolger van de geliefde gouverneur, in de persoon van Dom Jorge de Castro. Galvão keert naar Portugal terug. Hij heeft grote persoonlijke schulden gemaakt, omdat hij ten bate van de Molukken veel uit eigen zak betaald heeft. Hij vertrouwt erop dat hij deze kan aflossen uit de beloning die hem voor zijn diensten te wachten staat. Hierin wordt hij teleurgesteld. Een ondankbaar land laat hem arm en berooid sterven in een Santa Casa da Misericordia.