Categorieën
Nederlandse kolonialisme Portugees kolonialisme

Inleiding. De opkomst en bloei van Macau

Deel 20 Index

Hoofdstuk 1

De opkomst en bloei van Macau

1.0 Inleiding

Geschreven door Arnold van Wickeren

In eerdere delen van dit boek is al enige keren aandacht geschonken aan de relatie tussen het Chinese keizerrijk en de Portugese veroveraars. In § 7.8 van deel VI zijn de eerste handelscontacten tussen de Portugezen en de Chinezen besproken en is melding gemaakt van de verstoorde relatie tussen beide handelspartners; ook is verhaald over de reis van ambassadeur Tomé Pires naar het keizerlijke hof in Beijing, die eindigt met zijn arrestatie en met zijn overlijden in gevangenschap. In § 3.1 van deel X wordt de niet-officiële handel tussen Portugezen en Chinezen in de jaren 1522-1538 behandeld. Tenslotte is hoofdstuk 3 van deel XII in zijn geheel gewijd aan de handelsrelatie (van Portugal) met China. De inleiding bestaat uit een bespreking van de tochten van de ‘Grote Vloot’ naar de Indische Oceaan in de jaren 1403-1433 meestal onder bevel van admiraal Cheng Ho en uit een resumé van de verstoorde handelsrelatie gedurende het tijdvak 1515-1538. In § 3.1 wordt aandacht gegeven aan de verstoorde betrekkingen in de periode 1538-1546. In deze paragraaf zijn met vele aan Fernão Mendes Pinto ontleende verhalen opgenomen. In § 3.2 wordt verteld op welke wijze onderkoning Chu Huan tegen de Portugese smokkelaars optreedt en § 3.3 is gewijd aan de opkomst van Macau.

Macau bestaat uit een klein, bijna volledig bebouwd, schiereiland en twee eilanden. Het ene, Taipa, is iets kleiner, het andere, Coloano, iets groter dan het schiereiland. De naam Macau is afgeleid van A-ma-o of A-ma-ngao, dat wil zeggen Baai van Ama (godin van zeelieden). De pittoreske tempel gewijd aan deze godin bij de ingang van de binnenhaven is het oudste gebouw van Macau en het is waarschijnlijk weinig veranderd sedert Fernão Mendes Pinto1 en zijn landgenoten het gebouw in 1555 voor het eerst zagen.

De godin Ma of Ama zou een van de openbaringen zijn van Kwan Yin, de godin van de barmhartigheid, het populaire boeddhistische equivalent van Onze Lieve Vrouw. Boxer merkt op dat het misschien niet ongepast zou zijn geweest dat de Chinese godin van barmhartigheid vervangen zou zijn door haar opvolgster, de meelevende christelijke Koningin des Hemels. De eerste Portugese kolonisten noemen hun nieuwe woonplaats Povoação do Nome de Deos na China. In plaats van povoação (vestigingsplaats) spreekt men soms van Porto do Nome de Deos of Porto de Amacao en zelfs van Porto da China. In 1586, als Macau zal zijn uitgegroeid tot een Cidade zal de naam formeel gewijzigd worden in Cidade do Nome de Deos na China. De Portugezen beschikken bij Macau niet over landerijen die; in cultuur gebracht kunnen worden. Ze zijn daarom voor de aanvoer van levensmiddelen volledig afhankelijk van de medewerking van de provinciale autoriteiten van de omringende Chinese provincie Kwangtung. De Chinezen zouden de Portugezen op elk moment kunnen dwingen te vertrekken.

In 1563 wonen er al 900 volwassen Portugezen in Macau, naast enige duizenden mensen afkomstig uit Malakka, Indië en Afrika, van wie het overgrote deel uit dienaren en slaven bestaat en een minderheid handelaar is. Aanvankelijk zijn de vrouwen met wie de Portugezen leven Japanse, Maleise, Indonesische en Indische vrouwen en velen van hen zijn slaven. Nadat zich in de jaren zestig veel Chinezen in Macau vestigen, huwen Portugese mannen meer en meer Chinese vrouwen; vaak hebben zij slechts de status van concubine of leerling dienstmeisje (mui-tsai). In het begin van de jaren zestig van de zestiende eeuw benoemt het stadsbestuur van Macau Diogo Pereira tot ambassadeur naar Beijing om de keizer van het Hemelse Rijk verlof te vragen missionarissen naar China te zenden. Hij ontmoet evenwel moeilijkheden van de zijde van de Chinese autoriteiten en uit vrees dat zij de onschendbaarheid van zijn ambt niet zullen respecteren, zoals de ongelukkige Tomé Pires is overkomen, geeft Diogo Pereira zijn ambassade op door in Macau te blijven. Overigens is het hof in Lissabon zeer misnoegd over de informele benoeming van de ambassadeur naar de keizer van China.

De commerciële vooruitzichten voor de Portugezen in Macau zijn bijzonder rooskleurig. Er is bijna geen handelsverkeer tussen China en Japan, terwijl er in Japan grote vraag is naar Chinese zijde en in China naar Japans zilver. Het vrijwel ontbreken van handel tussen beide landen is een gevolg van het optreden van Japanse piraten, die in toenemende mate de Chinese kust, vooral die van Fukien, bedreigen. Dit is waarschijnlijk al vele jaren het geval; in de periode 1549-1561 is deze zogenaamde Wako-crisis op haar hoogtepunt, maar rond 1480 heeft de Ming-keizer de handel tussen China en Japan al formeel verboden. Er is alleen sprake van enige smokkelhandel tussen beide landen, want er zijn maar weinig Japanse handelsschepen die de reis naar China wagen, omdat de Chinese kustprovincies voortdurend worden bedreigd door de angstaanjagende overvallen door niets en niemand ontziende Wako-piraten.. De Portugezen verkrijgen hierdoor tijdelijk vrijwel het monopolie op de Sino-Japanse handel. De eerste jaren na de ontdekking van Japan in 1542 is de handel met China en Japan voor iedereen open, maar vanaf 1550 wordt de handel op monopolistische basis gestoeld, in overeenstemming met de economische en politieke ideeën in die tijd. Het recht handel te drijven in de Chinese Zee is voorbehouden aan de Capitão-mor da Viagem da China e do Japão. Deze autoriteit wordt jaarlijks aangewezen door de koning van Portugal of door diens plaatsvervanger in Goa. De zeer lucratieve post is een beloning voor een fidalgo die zich heeft onderscheiden. Erg bijzonder is dat niet, want de handel met de Molukken, Bengalen, Pegu, Moçambique en andere plaatsen zijn eveneens gestoeld op een koninklijk monopolie, waarvan een fidalgo, die ’s konings gunst geniet, enige tijd de vruchten mag plukken.2 Als de begunstigde niet zelf in staat is de reis naar het Verre Oosten te ondernemen, kan hij zijn privilege verkopen aan een ander, die de reis met dezelfde voorrechten onderneemt. De Capitão-mor da Viagem da China e do Japão is gedurende zijn reis de erkende bevelhebber van de Portugese schepen en posten tussen Malakka en Japan en hij is ook de officiële gesprekspartner met de Chinese en Japanse autoriteiten. De haven van vertrek is gewoonlijk Goa (een enkele keer Jacatra) en de enige aanloophaven tijdens de reis is Malakka. De Capitão-mor da Viagem dient zelf zijn schip uit te rusten, maar soms kan hij het schip waarmee de jaarlijkse reis naar Japan wordt ondernomen van de koning huren, mits op voorwaarde van voldoende zekerheidsstelling.

De Portugezen verwerven in China ruwe en bewerkte Chinese zijde, waarnaar in Japan veel vraag bestaat en dat verreweg het belangrijkste exportartikel van China naar Japan is. Zij geven daarvoor Japans zilver, naar welk artikel in China veel vraag bestaat. Andere Chinese exportproducten zijn goud, muskus, koper en porselein. De Portugezen zijn in de zestiende eeuw de enige aanbieders van Europese goederen in Japan en zij exporteren ook kleding en stoffen naar dat land.

1 Er is een brief van Pinto bewaard gebleven die hij geschreven heeft vanuit Macau; hij schrijft daar in november 1555, te zijn aangekomen, tezamen met de jezuïet Belchior Nunes Barreto.

2 Zie in dit verband deel XI, pag. 158, voor de privileges die kapiteins van de naus da carga in Pulicat in 1548 genieten.

1.1 Een nieuw centrum voor Sino-Portugese handel