Hoofdstuk 2
Op weg naar vrede met Spanje en met de Republiek
2.0 De regeringsperiode van Afonso VI (1656-1683)
Geschreven door Arnold van Wickeren
João IV wordt opgevolgd door zijn tweede zoon Afonso, omdat zijn eerste zoon, Teodósius, in 1653 op 19-jarige leeftijd is overleden. Afonso VI is bij zijn troonsbestijging dertien jaar. Bovendien lijdt hij aan een ziekte waardoor de linkerkant van zijn lichaam is verlamd, zodat hij fysiek en mentaal ongeschikt is om te regeren. De koningin-moeder, Luisa de Medina-Sidonia, treedt op als regentes. Haar regering begint met tegenslag als de Hollanders in 1657 het Portugese vasteland aanvallen en de haven van Lissabon drie maanden blokkeren. Luisa streeft een bondgenootschap met Frankrijk na, maar haar pogingen lijden schipbreuk op de eis van Mazarin dat Portugal daarvoor twee miljoen cruzados moet betalen. Een verbond met Frankrijk is helemaal van de baan als dat land en Spanje op 7 november 1659 de Vrede van de Pyreneeën sluiten, waarmee een einde komt aan Franco-Spaanse conflicten die voortvloeiden uit de Dertigjarige oorlog. Het Frankrijk van Louis XIV en Mazarin komt als machtigste staat in Europa uit de strijd, die Spanje berooid heeft achtergelaten. In een geheim artikel in het Verdrag van de Pyreneeën belooft Frankrijk aan Spanje geen verdere hulp aan Portugal te geven, waarmee Spanje de handen vrij krijgt om tegen Portugal op te treden. Ondertussen verloopt de oorlog met Spanje niet in het voordeel van Portugal. In 1657 wordt daarom de Portugese opperbevelhebber, Dom João da Costa, vervangen door de graaf van São Lourenço. Als deze in 1658 Olivença moet opgeven en bovendien zijn aanval op Badajoz mislukt, wordt ook hij ontslagen. De nieuwe legeraanvoerder Joane Mendes de Vasconcelos doet met 17.000 man een aanval op Badajoz, maar aangevoerde Spaanse versterkingen dwingen hem tot de terugtocht.
In oktober 1658 kampeert een Spaans leger onder bevel van Don Luis de Haro bij de Rio Caia, aan de grens met Portugal. Het leger bestaat uit 14.000 infanteristen en 5.000 cavaleristen en heeft ook de beschikking over enige stukken artillerie. De voorbereiding van de belegering van de Portugese stad Elvas kost verschillende dagen en de Portugezen, die een aanval verwachten, hebben enkele dagen om de verdediging te organiseren. De Haro verdeeld zijn troepen in groepen en hij geeft opdracht iedereen te doden die de stad nadert. De enige manier om de situatie in het voordeel van de Portugezen te doen draaien is de hypothetische aankomst van een echt nieuw leger. Dona Luisa belast António Luís de Meneses, graaf van Cantanhede, met het bevel over de Portugese troepen in Alentejo en zij stelt Sancho Manuel de Vilhena aan als “Veld-meester”. De Spanjaarden beginnen Elvas te bombarderen, waarbij zij paniek en angst en een zeer groot aantal slachtoffers onder de burgerbevolking veroorzaken. Er sterven bovendien dagelijks 300 mensen aan de zwarte dood.
Geconfronteerd met deze situatie, slaagt de graaf van Cantanhede erin, hoewel de logistieke condities extreem armzalig zijn, in Estremoz een leger te verzamelen. Daartoe organiseert hij in Viseu en op de Madeira-archipel recruteringen en hij verenigt de garnizoenen van Borba, Juromenha, Campo Maior, Vila Viçosa, Montforte en Arronches. Het leger telt 8.000 infanteristen, 2.900 cavaleristen en zeven kanonnen. Het Portugese plan is de vijandelijke linies aan te vallen bij het dorp Murtais. De Portugezen verlaten Estremoz en bezetten de heuvel van Assomada, waar zij een prachtig uitzicht hebben op de stad Elvas en op de linies van de vijand. Op 17 januari, rond de klok van 8 uur, vallen de Portugezen aan bij Murtais. Aanvankelijk lijken de partijen aan elkaar gewaagd, omdat de Spanjaarden hun linies zwaar verdedigen, maar na enige tijd slaagt het leger van Cantanhede erin de linies te doorbreken, wat de vijand doet vluchten. Het aantal Spaanse slachtoffers is hoog. Van de 18.000 die Don Luis de Haro onder zijn bevel had, bereiken slechts 5.000 infanteristen en 300 cavaleristen Badajoz. Na het in de slag behaalde succes ontvangt de graaf van Cantanhede verschillende onderscheidingen, waaronder op 11 juni de titel ‘Marqués de Marialva’.
Omdat Portugal niet meer op Franse bijstand behoeft te rekenen, zoekt het land elders hulp. Een Duitse militair en hugenoot, Friedrich Hermann von Schönberg (later hertog van Schomberg) landt in 1660 met een klein, maar goed uitgerust en zeer ervaren leger van 600 man in Portugal. Hij reorganiseert het Portugese leger. Op 23 juni 1661 tekent Portugal een verdrag van bijstand met de herstelde Engelse monarchie. Het verdrag bevestigt de inhoud van de verdragen van 1642 en 1654. De Engelsen verbinden zich Portugal, maar niet zijn overzeese bezittingen, te verdedigen tegen Spanje en de Republiek. Zij verplichten zich bovendien niet een afzonderlijke vrede met Spanje te sluiten. De hernieuwing van het bondgenootschap tussen Portugal en Engeland wordt nog onderstreept doordat het Portugese en het Engelse koningshuis een dynastieke verbintenis aangaan. Op 25 april 1662 zeilt Catarina van Bragança, dochter van João IV, naar Londen om in het huwelijk te treden met Charles II van Engeland. Catarina neemt een bruidsschat mee van twee miljoen cruzados. Bovendien worden Tanger en Bombay aan Engeland overgedragen in ruil voor Engelse militaire steun. In het late voorjaar van 1662 arriveert deze steun, in de vorm van duizend cavaleristen en tweeduizend infanteristen, voorzien van uitrusting en voorraden. Engeland zal – zodra dit nodig is – ook tien oorlogsschepen zenden. In mei 1662 dringen de Spanjaarden onder leiding van Don Juan José de Austria, een natuurlijke zoon van Philips IV, Portugal binnen. Zij bezetten onder andere grote delen van Alentejo. Zomerse hitte en koortsen dwingen de Spanjaarden zich terug te trekken. In mei 1663 keert Don Juan José met 18.500 man terug en onderneemt de meest succesvolle aanval op Portugal. Hij neemt op 22 mei het zwak verdedigde Évora in, waar hij een garnizoen van 3.700 man legert en bezet wederom grote delen van het oosten van Alentejo. Als de Spanjaarden optrekken naar Lissabon, 135 kilometer naar het westen, breken er relletjes in de stad uit. Don Juan José zet zijn opmars echter niet door, maar besluit terug te trekken naar een strategische positie ten noordoosten van Évora en daar de vijand af te wachten. De Portugezen trekken met een leger van 20.000 man tegen de Spanjaarden op. Zij worden nog versterkt met een legertje Engelse soldaten en de hugenoot Schomberg neemt het opperbevel op zich. Op 8 juni vallen de Portugezen, onder bevel van Sancho Manuel, Conde de Vila Flor, de Spaanse troepen aan en verslaan hen vernietigend, waarbij de Engelse hulptroepen, onder leiding van Thomas Hood, een aanval van de Spaanse cavalerie afslaan. Dit Engelse optreden en de ervaring van de hertog van Schomberg zijn doorslaggevend in deze Batalha do Ameixial. Don Juan José wordt wegens zijn falen ontslagen.
In 1664 brengt Portugals sterke man, Luiz de Vasconcelos e Souza, Conde de Castelo-Melhor, 28.000 man op de been en versterkt de grensverdediging.1 Als een Spaans leger, onder bevel van Luis Francesco Benavides Carillo de Toledo, Marquis de Caracena, in 1665 Vila Viçosa, waar de Braganças thuis zijn, bedreigt, trekt Schomberg hem tegemoet. Hij behaalt op 17 juni met een Anglo-Portugese troepenmacht een belangrijke overwinning bij Montes Claros en elf dagen daarna boeken de Portugezen bij Vila Viçosa nog een zege op de indringers. De Spanjaarden verliezen 4.000 man aan doden, terwijl er nog eens 6.000 Spanjaarden in gevan-genschap geraken. De Portugezen maken bovendien 3.500 paarden buit. Deze reeks overwinningen betekent het einde van de Spaanse militaire ontplooiing gericht op de herovering van Portugal. Drie maanden later, in september 1665, overlijdt Philips IV. Hij laat Spanje en al zijn bezittingen achter in de zwakke handen van zoontje Carlos II. Spanje is bereid tot een langdurige wapenstilstand. Maar Castelo-Melhor, die Engeland en Frankrijk bekwaam tegen elkaar uitspeelt, is niet bereid met minder genoegen te nemen dan met de erkenning van Afonso VI als koning van Portugal. In het Verdrag van Lissabon, dat Spanje en Portugal – na Engelse bemiddeling – op 3 februari 1668 sluiten, erkent Spanje de Portugese onafhankelijkheid. Ceuta gaat formeel over in Spaanse handen, omdat deze stad, als enige bezitting overzee, zich in 1640 niet heeft aangesloten bij de Portugese opstand tegen Spanje.
Afonso VI is zwak begaafd, terwijl zijn rechterarm en been ten dele verlamd zijn. Een en ander is het gevolg van een ziekte, waaraan hij als klein kind heeft geleden. Zijn opvoeder, Dom Francisco de Faro, graaf van Odemira, weet hem, ook al omdat Afonso eigenzinnig en recalcitrant is, ternauwernood lezen en schrijven te leren. De jonge koning blijkt echter wel over een zeer goed geheugen te beschikken. Afonso zoekt vanuit het raam van het paleis contact met een jongen, António Conti, van eenvoudige Italiaanse afkomst die, nadat Afonso’s omgeving zich vruchteloos tegen de ongewenste vriendschap (Conti en zijn kornuiten organiseren hondengevechten in het paleis) verzet heeft, uiteindelijk een kamer naast die van de koning in het paleis krijgt. Samen met Conti maakt de vijftienjarige Afonso ’s nachts de straten van Lissabon onveilig, waarbij zij er niet voor terugdeinzen burgers aan te vallen. Als Afonso zestien jaar is, geeft Luisa hem in 1659 een eigen huishouden, waarin Conti zich als favoriet van de koning misdraagt. Luisa installeert in juni 1662 haar andere zoon Pedro, eveneens met een eigen huishouden, in het naburige paleis Corte-Real en maakt bekend dat zij over twee maanden zal aftreden als regentes. Nuno Álvares Pereira de Melo, duque de Cadaval, die van dienaar van Afonso één van diens tegenstanders is geworden en die thans een aanhanger van Pedro is, eist de verwijdering van Conti. Op 16 juni 1662 roept Luisa Afonso bij zich, om Cadaval gelegenheid te geven met Conti af te rekenen. Deze wordt op een schip naar Brazilië gezet.
Op 6 augustus 1661 sluiten de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en het Koninkrijk Portugal de Vrede van Den Haag. Met het ondertekenen van de vrede wordt Nieuw-Holland (Nederlands-Brazilië) formeel afgestaan aan Portugal en betaalt Portugal daarvoor een schadevergoeding aan de Republiek. Nadat de Portugezen Nieuw-Holland op de Nederlanders veroverd hadden, begon de Republiek de kolonie terug te eisen. Onder bedreiging van de Nederlandse oorlogsvloot heeft Portugal aan de eis toegegeven. Johan de Witt is het hier echter niet mee eens, want volgens hem is de handel belangrijker dan het bezit van gebieden. Daarom wordt op 6 augustus 1661 een vredesverdrag te Den Haag getekend, waarbij Nieuw-Holland aan de Portugezen wordt verkocht voor acht miljoen gulden (het equivalent van 63 ton goud). Dit bedrag is door Portugal in jaarlijkse termijnen betaald over het bestek van vier decennia. Bovendien heeft Portugal bij de Vrede van Den Haag Ceylon en de Molukken aan de Republiek afgestaan en het heeft verder de privileges over de suikerhandel vernieuwd. Het verdrag is door Portugal geratificeerd op 24 mei 1662 en door de Staten-Generaal op 3 november van hetzelfde jaar.
In 1662 ziet de Conde de Castelo-Melhor een gelegenheid macht aan het hof te verkrijgen door vriendschappelijke betrekkingen met Afonso aan te knopen. Hij slaagt erin Afonso ervan te overtuigen dat zijn moeder erop uit is zijn troon te stelen en hem net als Conti uit Portugal te verbannen. Hierop trekt Afonso alle macht aan zich met militaire steun van Castelo-Melhor,. waarmee het regentschap van Luisa eindigt. De meeste edelen onderwerpen zich aan de koning en Castelo-Melhor wordt op 12 juni 1662 diens escrivão da puridade en nadat hij het hof gezuiverd heeft van zijn vijanden, de machtigste man van Portugal. Castelo-Melhor regeert en verdedigt Portugal op bekwame wijze tot aan zijn val in september 1667. De aanleiding tot zijn val is het volgende. Castelo-Melhor heeft in maart 1667 een verbond met Frankrijk gesloten om Spanje in de vredes-onderhandelingen onder druk te zetten. Dit verbond zaait grote verdeeldheid in het land. Net voordat Spanje aan de eisen van Castelo-Melhor tegemoet komt, verliest deze zijn invloed op de ongelukkige koning, die hem op 7 september ontslaat. Castelo-Melhor wijkt uit naar Engeland, waar hij adviseur wordt van Charles II en Catarina.
Het Anglo-Portugese bondgenootschap en het huwelijk van Catarina van Bragança met de Engelse koning tast Frankrijks invloed in Portugal aan. Turenne stelt daarom in 1662 voor, dat Afonso VI en zijn broer Pedro met Franse prinsessen in het huwelijk zullen treden. Charles II en Catarina verklaren zich hiermede akkoord. Koning Afonso verlooft zich met Marie Françoise de Nemours, dochter van de hertog van Savoye, maar Pedro, die altijd een tegenstander is geweest van de invloed van Castelo-Melhor, geeft te kennen ongehuwd te willen blijven. In februari 1666 overlijdt Luisa, zonder dat Afonso de moeite heeft genomen tijdig aan zijn moeders sterfbed te verschijnen. Als Afonso in augustus 1666 in het huwelijk treedt met Maria Francisca de Nemours, verlaat hij de huwelijksmis, die hij vervelend vindt. De jonge koningin heeft ongetwijfeld de beperkingen van haar verloofde gekend. Haar primaire opgave bestaat uit het behartigen van Frankrijks belangen in Portugal. Als Maria Francisca voor de eerste maal Afonso en Castelo-Melhor tezamen ziet, valt het haar op dat Afonso zich tegenover Castelo-Melhor haast als een slaaf gedraagt. De koningin verwerft al spoedig grote invloed op Afonso en ook Castelo-Melhor kan niets meer doen zonder eerst Maria Francisca te raadplegen. Afonso bevindt zich nu geheel in de macht van zijn koningin, zijn broer Pedro en de edelen die hem aanvankelijk trouw hebben gezworen. Maria Francisca spant samen met Pedro, die grote aantrekkingskracht op haar uitoefent. Zij beramen het ontslag van Castelo-Melhor, die plotseling het vertrouwen van Afonso verliest en door hem op 7 september 1667 wordt ontslagen. Op 21 november trekt Maria Francisca zich met haar huishouden terug in een klooster. Zij schrijft Afonso een afscheidsbrief, waarin zij hem verlof vraagt naar Frankrijk te mogen terugkeren, terwijl zij ook haar bruidsschat opeist. De volgende dag vraagt Maria Francisca het kapittel van de kathedraal van Lissabon haar huwelijk ongeldig te verklaren, omdat Afonso niet in staat zou zijn van zijn huwelijksrechten gebruik te maken. Afonso laat zich in december 1667 door de markies van Cascais overreden de regering aan zijn broer Pedro over te laten. In januari 1668 benoemt de Cortes Pedro tot prins-regent. Afonso blijkt bereid te zijn mee te werken aan de ongeldigverklaring van zijn huwelijk. Hij verklaart dat hij impotent is, hetgeen door Maria Francisca met een eed bevestigd wordt. Daags hierna wordt het huwelijk van Afonso en Maria Francisca nietig verklaard, omdat het niet geconsumeerd is. Direct daarna treedt de koningin met Pedro in het huwelijk. Afonso wordt naar Angra do Heroismo op het Azoreneiland Terceira gezonden, waar hij zijn dienaren het leven zuur maakt en zichzelf tot last is. De laatste negen jaar van zijn armetierig leven heeft Afonso huisarrest in Sintra, waar hij op een septembermorgen van 1683 overlijdt. De prins-regent bestijgt dan als Pedro II de Portugese troon. Drie maanden later overlijdt Maria Francisca die Pedro een dochter geschonken heeft. Deze troonopvolgster, Isabel Luisa Joséfa, is veertien jaar als haar moeder overlijdt.
Anders dan zijn moeder is Pedro de nieuwe christenen goed gezind, maar hun vijand, aartsbisschop Verissimo de Lencastre, wordt benoemd tot inquisiteur-generaal van het Heilig Officie en hij lokt een opstand uit tegen de regent. Hij wendt ook zijn invloed aan in de Cortes, waarin de drie standen van het koninkrijk het opnieuw instellen van de inquisitoriale activiteiten eisen. De inquisitie herneemt al haar activiteiten en tussen 1682 en 1700 worden 59 ‘teruggevallenen’ veroordeeld, met andere woorden: geëxecuteerd.
1 Op 7 juli 1664 vindt bij Castelo Rodrigo een veldslag plaats, waarover het internet nog geen bijzonderheden geeft.
2.1 Het verlies van Manar, Jaffnapatnam, Tuticorin en Negapatnam