Categorieën
Portugees kolonialisme

Bengalen. De Visserijkust, Coromandel, Bengalen en de Carreira da India

Deel 11 Index

Hoofdstuk 3.

De Visserijkust, Coromandel, Bengalen en de Carreira da India

3.2. Bengalen

Geschreven door Arnold van Wickeren

Humāyūn, de tweede Mogolkeizer, laat grote delen van zijn rijk regeren door zijn drie broers; omdat hij dit zijn vader Bābur, eind 1530, op diens sterfbed heeft beloofd. Dit verzwakt zijn positie. Hij heeft ook het nodige te stellen met zijn eerzuchtige neven. Tenslotte ontmoet de nieuwe keizer sterke tegenstand van Bahadur Shah van Gujarat en van Shēr Khān van Bihar, die beiden de troon van Delhi begeren. Humāyūn begint slecht; zijn inval in Kalinjar, een hindoe-vorstendom, mislukt. In 1532 belegert hij zonder succes het fort in Chunar, waarbij Shēr Khān zijn tegenstander is. Daarna verovert de keizer Malwa en Gujarat, maar hij kan deze gebieden niet in handen houden. De verovering en het verlies van Gujarat zijn, zoals is gebleken, van directe invloed op de Portugese positie.

Terwijl Humāyūn tegen Gujarat strijdt maakt Shēr Khān zich op om Gaur, waar sultan Mahmud Shah van Bengalen resideert, in te nemen. Ondanks dat Mahmud Shah hulp ontvangt van de Portugezen, die voor hem vechten als leeuwen,1 slaagt hij hierin; hij trekt Gaur binnen met 40.000 ruiters, 1.500 olifanten, 200.000 man en een vloot van 300 boten. Mahmud Shah, niet meer in staat tegenstand te bieden, betaalt het enorme bedrag van 13 lakhs goud, of 525.000 pardãos, hoewel zijn Portugese adviseur, Dom Martim Afonso de Mello Coutinho, hem dit afraadt, en sluit vrede. De juistheid van zijn advies blijkt korte tijd later, als Shēr Khān opnieuw Mahmud Shah aanvalt, waarbij hij het geld gebruikt dat deze hem kort daarvoor gegeven heeft.

Ondanks dat Mahmud Shah de veldtocht van 1536 verloren heeft, is hij de Portugezen toch dankbaar voor hun hulp. Hij geeft Martim Afonso een geschenk dat 45.000 reais waard is, en hij geeft iedere Portugees voor zijn dagelijkse levensonderhoud een bedrag dat overeenkomt met 10 cruzados. Als na afloop van de campagne Shēr Khān hem niet meer bedreigt, komt Mahmud Shah terug op zijn toezegging dat de Portugezen forten mogen bouwen in Chittagong en Sātgāon, maar hij staat Martim Afonso wel toe factorijen te bouwen en biedt hem ook douanekantoren aan. Hij accepteert Nuno Fernandes Freire als de chef van het douanekantoor in Chittagong, schenkt hem land met veel huizen, geeft hem de bevoegdheid huur te innen van de moren en Hindoes die daar wonen en geeft hem nog vele andere privileges over de bevolking. Het douanekantoor van Sātgāon, dat minder belangrijk is dan dat van Chittagong, wordt gegeven aan João Correa. De bevolking is verbaasd dat de koning de Portugezen zoveel macht en zulk een vaste voet in Bengalen heeft gegeven. Uit het voorgaande blijkt dat de Portugezen zich in 1536 of 1537 voor het eerst in Chittagong en Sātgāon vestigen.

Dom Martim Afonso en de zijnen zijn nog maar net vertrokken als Mahmud Shah in 1538 het bericht bereikt dat Shēr Khān opnieuw met een machtig leger nadert, om een grote som geld van hem te eisen. Het zou gaan om de jaarlijkse schatting. Mahmud Shah, die heeft ingestemd met de betaling van een jaarlijks tribuut, weigert echter de gevraagde schatting te betalen. Hierop valt Shēr Khān Gaur binnen. Hij plundert de stad; zijn buit bedraagt `60 millioen in goud’. Mahmud Shah vlucht overdekt met wonden naar Hazipore en dan naar Chunar, waar Humāyūn een groot leger heeft samengetrokken, om Shēr Khān voor zijn rebellie te straffen. Hij zendt een van zijn kapiteins naar Mahmud Shah, met de vraag zich bij hem te voegen, maar de sultan sterft aan zijn verwondingen, voor hij de Mogolkeizer heeft kunnen ontmoeten; hij wordt met veel pracht en praal door de Mogols begraven.

Humāyūn trekt op tegen Shēr Khān, valt Gaur binnen en dwingt hem zich terug te trekken op Sassaram, nadat hij zich drie maanden lang in Gaur aan uitspattingen heeft overgegeven. Inmiddels hebben de regens ingezet, wat Shēr Khān de mogelijkheid biedt de terugtocht van Humāyūn af te snijden. De Mogolkeizer is gedwongen de Afghaan te vragen hem doorgang te verschaffen, waarbij hij hem Bengalen en Bihār belooft. Shēr Khān stemt met het voorstel in en zweert op de Koran, dat hij gedurende de terugtocht van Humāyūns leger geen Mogol een haar zal krenken, maar nog dezelfde nacht jaagt hij op verradelijke wijze 8.000 Mogols de dood in. De keizer zelf weet nipt te ontsnappen; hij vlucht met enige getrouwen naar Lahore, waar zijn broeder Kamarān, die nog maar nauwelijks hersteld is van de poging van Humāyūn hem te vergiftigen, hem gastvrij ontvangt. Shēr Khān roept zichzelf in 1538 uit tot keizer van Bengalen en het jaar daarop trekt hij met 500.000 Afghanen op tegen Humāyūn. Hij vecht met hem de grote Slag van Kanouj uit, verslaat hem en volgt hem op op de troon van Delhi. Als Shēr Khān 22 mei 1545 overlijdt, heeft hij de troon waarvoor hij vijftien jaar heeft gevochten, niet meer dan vijf jaar in zijn bezit gehad. Overigens zullen de Portugezen tot 1576 strijd leveren met zijn opvolgers.

Humāyūn heeft tegen zijn verschillende vijanden een serie nederlagen geleden, die hem uiteindelijk in juli 1543 naar Perzië doen vluchten, waar hij sjah Tahmasp om militaire bijstand vraagt. De sjah komt Humāyūn met een leger te hulp op voorwaarde dat hij zich van een soenniet tot een shi’itische moslim bekeert. Hierin stemt de verdreven Mogolkeizer toe. Humāyūn voert eerst een aantal jaren oorlog in Afghanistan, waar hij uiteindelijk in 1547 definitief Kabul verovert. Vervolgens wacht hij zijn kans af om de troon van Delhi opnieuw te bemachtigen. Shēr Khān heeft nadat Humāyūn naar Perzië is gevlucht een machtig rijk gesticht, dat echter na zijn dood veel minder bekwaam bestuurd wordt door zijn zoon Islam Shah. (1545-1553) Als na het overlijden van Islam Shah tussen verschillende troonpretendenten conflicten uitbreken, acht Humāyūn zijn tijd gekomen. In december 1554 valt hij het grondgebied van het huidige India binnen. In februari 1555 verovert hij zonder slag of stoot Lahore. Doordat de troonpretendenten elkaar onderling bevechten, valt aanvankelijk de ene stad na de andere stad in handen van Humāyūn, zonder dat deze een schot behoeft te lossen. Na één van de troonpretendenten, Sikandar Sur geheten, op 15 mei 1555 in de Slag bij Machhiwara aan de Sutlej en op 22 juni daarop bij Sirhind te hebben verslagen, verovert Humāyūn in juli 1555 Delhi en Agra. Na een tussenpoos van twaalf jaar heeft de tweede Mogolkeizer de troon van Delhi heroverd en het Mogolrijk in Voor-Indië hersteld. Humāyūn heeft niet lang van zijn herwonnen positie kunnen genieten. Hij sterft 26 januari 1556 ten gevolge van een ongeval.2 Hij wordt opgevolgd door zijn zoon Jalaluddin Muhammad Akbar, die regeert van 1556 tot 1605 en die zal uitgroeien tot één van de grootste keizers van het Mogolrijk.

Als Akbar in Kalanaur in Gurdaspur tot keizer wordt uitgeroepen, worden Delhi en Agra bedreigd door Hemu, een minister van Muhammad Adil Shah, terwijl Mogol-gouverneurs uit alle delen van het rijk worden verdreven. Zelfs de positie van Akbar in Punjab, het laatste gebied dat hij in handen heeft, wankelt. Het bezit van Punjab wordt betwist door Sikandar Sur, die het gebied voor een deel in handen heeft. Om de zaken nog erger te maken dan zij al zijn, wordt Delhi en omgeving gedurende twee jaar geteisterd door een ernstige hongersnood. Geleid door zijn beschermheer, Bayram Khan, besluit de nieuwe keizer de strijd aan te binden met Hemu, die op 7 oktober 1556 de Mogol-gouverneurs van Delhi en Agra verslagen heeft, daarop beide steden heeft bezet en naar Punjab optrekt, om Akbar geheel uit Voor-Indië te verdrijven. De legers van Akbar en Hemu treffen elkaar op 5 november bij Panipat, op hetzelfde terrein waar Bābur in april 1526 Ibrahim Lodi beslissend heeft verslagen. Hemu overweldigt met een leger van 30.000 man de rechter en de linkervleugel van het leger van Akbar en zet dan 1.500 olifanten in tegen diens hoofdmacht. Als het Mogolleger terugdeinst, wordt Hemu in zijn oog getroffen door een pijl. Hij stort bewusteloos van zijn olifant. Zijn leger geraakt in paniek en vlucht alle kanten uit, waardoor Akbar een beslissende overwinning kan behalen. Hij bezet daarop Delhi en Agra. In mei 1557 dwingt de keizer Sikandar Sur tot overgave, terwijl Muhammad Adil Shah in hetzelfde jaar gedood wordt bij Monghyr. Ibrahim, de derde Sur die de troon van Delhi wilde bestijgen, moet uitwijken naar Orissa. Binnen twee jaar heeft Akbar al zijn rivalen die hem Hindoestan hebben betwist, overwonnen.

Het bestaan van de factorijen, die de Portugezen 1536 of 1537, met toestemming van sultan Mahmud Shah in Chittagong en Porto Pequeno (Sātgāon) hebben gesticht, komt niet in gevaar nadat Bengalen onder bestuur van de Mogols is gekomen. Onder Mogolbestuur zullen de Portugezen hun invloed in Bengalen sterk uitbreiden, maar zij zullen zich eerst in 1579 of begin 1580 in Hooghly vestigen.

1 Zie deel X, pag. 208

2 Iradj Amini vertelt dat hij struikelt over de zoom van zijn gewaad, waardoor zijn wandelstok wegglijdt. De keizer, die zovele veldslagen heeft geleverd, valt met zijn hoofd op de stenen vloer en overlijdt twee dagen later

3.3. De Carreira da India