Hoofdstuk 2
Portugal ten tijde van Afonso V (1438-1481)
2.1 Burgeroorlog; het monopolie op ontdekkingen en veroveringen
Geschreven door Arnold van Wickeren
In paragraaf 1.2 is melding gemaakt van feodale onrust in Portugal vanaf de troonsbestijging van de zesjarige Afonso V in 1438 tot aan het midden van de jaren veertig. De belangrijkste oorzaak daarvan is de oppositie die Afonso, graaf van Barcelos, voert tegen regent Pedro. Na een nieuwe periode van politieke onrust dwingt Barcelos, nu hertog van Bragança, regent Pedro in 1448 tot aftreden. Hij is hiertoe in staat omdat hij zich aan het hoofd gesteld heeft van een samenzwering waarbij de gehele bastaardfamilie en vele adellijke landeigenaren betrokken zijn, terwijl de steun voor Pedro in het land is verminderd. Henrique heeft geen enkele poging ondernomen om zijn broer te hulp te komen en Pedro’s dochter, die gehuwd is met de jonge koning Afonso, is niet bij machte geweest om de loop van de gebeurtenissen te beïnvloeden. De sympathie van de burgers van Lissabon is voor de regent een te smalle machtsbasis gebleken. Pedro trekt zich terug in zijn hertogdom Coimbra. Bragança, nog niet tevreden, beschuldigt Pedro vervolgens van gifmoord op zijn broers, koning Duarte en João, en op zijn schoonzus, koningin Leonor. De aanhangers van Pedro worden van hun functies ontheven; zijn beste vriend, Alvaro Vaz de Almada, wordt ontslagen als gouverneur van het kasteel van Lissabon. De familie Bragança beraamt ook de jonge koning Afonso V opzij te schuiven om zelf aan de macht te komen. Als Afonso V in oktober 1448 in Lissabon aankomt en de hertog van Bragança vraagt hem te begeleiden, bereiken Pedro geruchten over een complot. Hij begaat de fout om zijn kasteel in Coimbra te verlaten om zich te verdedigen, terwijl Henrique in de Algarve blijft. Op Goede Vrijdag 1449 staat Pedro’s leger tegenover dat van de hertog van Bragança. De laatste trekt plotseling over de bergen en bereikt via Covilhã het hof. Pedro besluit naar Lissabon te vertrekken, waar hij over veel aanhang beschikt. Op 24 mei 1449 verspert een leger van de koning en de hertog van Bragança hem bij Alfarrobeira (Estremadura) de weg. Pedro wordt in de borst getroffen door een pijl van een kruisboog. Hij sterft met Alvaro Paz de Almada aan zijn zijde. Bij het treffen zijn verder geen doden of gewonden te betreuren, zodat al spoedig over een moord op Pedro gesproken wordt. De opwinding hierover ebt echter snel weg.
Als zijn oom Pedro in 1449 in de burgeroorlog gesneuveld is, is Afonso V 17 jaar en kan zelf gaan regeren. De jonge koning wordt sterk benvloed zijn oom, Afonso, hertog van Bragança. Hij is niet in staat weerstand te bieden aan hetgeen de familie Bragança van hem verlangt. Deze zwakheid van de koning stelt de familie Branganç in staat vijfendertig jaar lang ongelimiteerde macht en enorme rijkdommen te vergaren, hetgeen er twee eeuwen later toe zal leiden dat het Huis Bragança aan de macht komt. Een andere oom van de koning is Henrique, hertog van Viseu. Bragança is een representant van de landadel en Henrique vertegenwoordigt de edelen die een expansie in Noord-Afrika voorstaan. Koning Afonso zal zijn hele lange regeerperiode, hij sterft in 1481, ernaar streven zowel aan de verlangens van de landadel, als aan die van de expansionisten tegemoet te komen. De dood van Pedro markeert daarom het begin van het laatste grote feodale tijdperk, waarin de feodale heren de koning loven en prijzen, omdat hij hen de gelegenheid geeft hun bezittingen te vermeerderen en hun macht te vergroten, ten koste van de macht van de kroon. De tevredenheid van de adel wordt nog vergroot door de militaire avonturen van Afonso, die de edelen in staat stelt eer, roem en buit op het slagveld te behalen.
De campagnes van Afonso in Noord-Afrika kunnen niet worden losgezien van de politieke context in Europa. In 1452 wordt het Byzantijnse rijk van alle kanten door sterke Turkse legers bedreigd. Constantinopel wordt reeds belegerd en zal op 29 mei 1453 voorgoed verloren gaan. Cyprus en Rhodos worden voortdurend bedreigd en de Hongaren staan onder grote Turkse druk. Deze situatie vervult paus Nicolaas V met grote zorg. Bij de zwakheid van de christenheid in het Oosten, steekt de Portugese durf, de moslims geheel op eigen kracht buiten Europa te bestrijden, wel heel gunstig af. Geen wonder dat Nicolaas V in zijn bul Dum diversas van 18 juni 1452 de door Portugal bewerkstelligde veroveringen noemt. De bul machtigt de koning van Portugal om Saracenen, heidenen en alle ongelovigen aan te vallen, zich van hun bezittingen meester te maken en hen tot eeuwige slavernij te dwingen. Deze pauselijke bemoediging inspireert Afonso V tot het plan een oorlog tegen de ongelovigen te ondernemen, met het doel hen bekeren, dan wel tot slavernij te brengen. De veroveringen van Portugal zullen dus veroveringen van de kerk zijn. De pauselijke steun vormt natuurlijk ook een stimulans voor de hervatting van de ontdekkingsreizen, waaraan in 1448 door het uitbreken van de burgeroorlog een voorlopig einde is gekomen. Toen met de dood van regent Pedro in 1449 een einde was gekomen aan de burgeroorlog, hebben andere oorzaken de hervatting van de ontdekkingsreizen verhinderd. Castilië heeft zich in de vaart op Afrika als een concurrent van Portugal opgeworpen. In juli 1449 ontvangt de hertog van Medina Sidonia van de Castiliaanse kroon de concessie om de Afrikaanse kust van Kaap Aguer tot Kaap Bojador te onderzoeken en er handel te drijven. Kort daarna verklaart Juan II van Castilië Afrika officieel als een `Castiliaanse verovering’. Portugal kan zich deze aanmatiging niet over zijn kant laten gaan. Er ontstaat in 1450 een geschil met Castilië, waarbij ook het oude geschil over het bezit van de Canarische eilanden nieuw leven wordt ingeblazen. Dit leidt ertoe dat de Portugese vloot nodig is om de Portugese belangen op de omstreden groep eilanden veilig te stellen; er kunnen geen schepen gemist worden voor het ondernemen van ontdekkingsreizen. Voor Henrique is dit spijtig, omdat zijn belangstelling voor verdere exploratie van de kust van Afrika moet zijn aangewakkerd door het bezoek van een Ethiopische ambassadeur aan Lissabon in 1452.
In 1454 nemen de zaken voor Portugal een gunstige keer. Nadat Constantinopel in 1453 in Turkse handen is overgegaan, ontvangt het Portugese hof de ondubbelzinnige steun van paus Nicolaas V. In zijn bul Romanus Pontifex van 8 januari 1454prijst hij Afonso V en Henrique uitbundig voor hun strijd tegen de ongelovigen. De paus somt Henriques prestaties sinds 1419 op en bevestigt het absolute alleenrecht van de Portugezen, in ieder opzicht en in alle gebieden die zij tot dusver veroverd hebben en nog zullen veroveren, Indië hierbij inbegrepen. Nicolaas V verbiedt alle andere landen inbreuk te maken op het monopolie van de Portugezen in alle gebieden die zij ontdekt of veroverd hebben en waarmee zij handel drijven. Zij krijgen zelfs toestemming handel met de Saracenen te drijven. Door Romanus Pontifex voelt het Portugese hof zich gerechtigd de ontdekkingen en veroveringen in naam van de gehele christenheid, dus zonder hulp van andere naties, voort te zetten. Bovendien eindigt met het overlijden van Juan II in 1454 het geschil met Castilië. Op 5 oktober 1455 wordt de bul Romanus Pontifex in het Latijn en in het Portugees voorgelezen in de kathedraal van Lissabon, in aanwezigheid van Franse, Engelse, Castiliaanse, Galicische en Baskische vertegenwoordigers, die hiervoor speciaal zijn uitgenodigd. Paus Calixtus III zal in zijn bul Inter caetera van 13 maart 1456 de inhoud van Romanus Pontifex bevestigen. Als in 1455 in Portugal duidelijk is geworden dat de zwakke Castiliaanse koning Enrique IV, die Juan II in 1454 is opgevolgd, geen belangstelling voor Afrika heeft, kan de draad van de ontdekkingsreizen weer worden opgepakt, zij het aanvankelijk op kleine schaal, omdat tegelijkertijd de Portugese positie in Marokko veilig gesteld dient te worden. Koning Afonso V heeft in die tijd vooral belangstelling voor Marokko. Hij wendt zijn middelen aan in de voorbereiding van een kruistocht tegen de moslims in Marokko. Bovendien is Zurara in zijn Crónica do descobrimento e conquista da Guiné van 1452 van oordeel dat, nu de Portugese zeevaarders de kust van Afrika zijn langsgevaren tot het huidige Sierra Leone (8 NB), `wat hierna zou komen niet zo vreselijk moeilijk en vermoeiend zou zijn’. De vergissing van Zurara is begrijpelijk, omdat – zoals reeds vermeld – op de landkaarten uit die tijd het Afrikaanse continent zich veel minder ver naar het zuiden uitstrekt dan het later het geval zal blijken te zijn. Hoeveel ontdekkingreizen in de tweede helft van de jaren vijftig ondernomen zijn, is niet bekend. De enkele reizen die goed gedocumenteerd zijn, worden hierna besproken.