Hoofdstuk 5.
De reis van Pedro Álvares Cabral
5.3 De bronnen
Geschreven door Arnold van Wickeren
Voor het beschrijven van de expeditie van Pedro Álvares Cabral kan uit veel bronnen geput worden. De belangrijkste daarvan zijn:
-
brief van Pedro Vaz de Caminha aan koning Manuel van 1 mei 1500. Dit is een zeer lang epistel, waarin de schrijver, een zoon van Vasco Fernandes de Caminha, een ridder behorend tot het huishouden van de hertog van Guimarães, een gedetailleerd overzicht geeft van de ontdekking van Brazilië;
-
brief van Meester João aan koning Manuel van 1 mei 1500. De scheepsarts en astronoom beschrijft hierin onder meer het sterrenbeeld Zuiderkruis; in deze brief wordt genoemd: een zekere mappa mundi van Bisagudo. Dit document staat centraal in de discussies over de ontdekking van Brazilië vóór 1500;
-
brief van koning Manuel aan Ferdinand en Isabella van 29 juli 1501. In deze brief, geschreven vijf dagen na Cabrals terugkeer, doet de koning aan het Katholieke Koningspaar, zonder enige terughouding, een volledig verslag van de expeditie;
-
`De Anonieme Verteller’, waarmee Greenlee het, op een officieel rapport gelijkende, verslag aanduidt, dat vervaardigd is door een `geschoold en intelligent’ lid van de expeditie, wiens naam niet bekend is;
-
het rapport van Priester Joseph, dat veel inlichtingen bevat over de situatie in Zuid-Oost Azië in 1500;
-
brief van Giovanni Matteo Cretico van 27 juni 1501, waarin deze Venetiaanse diplomaat de Doge verslag doet van Cabrals reis. Het verslag bevat nogal wat fouten, omdat Cretico veel van `horen zeggen’ heeft;
-
brief van Giovanni Francesco de Affaitadi aan Orator Domenico Pisani van 26 juni 1501. In deze brief brengt de Venetiaanse koopman in Lissabon, van de expeditie verslag uit aan de ambassadeur van Venetië in Spanje;
-
relevant deel uit het dagboek van de Venetiaanse koopman Girolamo Priuli, waarin de nadruk valt op commerciële gegevens;
-
relevant deel uit het dagboek van de hoge Venetiaanse ambtenaar Marino Sanuto. Dit beroemde dagboek van 58 delen bevat uittreksels uit correspondentie van Sanuto, betrekking hebbend op de expeditie van Cabral;
-
het rapport van Leonardo Massari (Ca’ Massar), bevat voor Venetië in Lissabon verzamelde inlichtingen over de Portugese reizen naar Indië in het begin van de 16e eeuw;
-
Brieven van Bartolomeo Marchioni aan relaties in Florence, 27 juni en juli 1501. Deze Florentijnse bankier in Lissabon, die financieel geïnteresseerd is in de expeditie van Cabral, legt vooral de nadruk op de commerciële mogelijkheden;
-
brief van Amerigo Vespucci aan Lorenzo de’ Medici van 4 juni 1501. Vespucci ontmoet, als hij in dienst van koning Manuel met drie schepen op weg is ter verkenning van de noordkust van Brazilië, in Beziguiche de tolk Gaspar da Gama, die met Cabral terugkeert uit Indië. In zijn brief doet Vespucci verslag van hetgeen hij van Gaspar da Gama over de expeditie van Cabral heeft vernomen.
Naast bovenstaande documenten beschikken we ook over de kronieken van Barros, Castanheda, Goís en andere kroniekschrijvers, alsmede over de werken van latere historici. Bij de hierna volgende beschrijving van Cabrals reis is in hoofdzaak gebruik gemaakt van William Brooks Greenlee’s voor de Hakluyt Society geschreven boek: The Voyage of Pedro Álvares Cabral to Brazil and India, 1938, waarin hij een vertaling heeft opgenomen van de opgesomde en enige andere documenten, of van de relevante gedeelten daarvan. Voor de overige geraadpleegde werken wordt verwezen naar de ‘Verantwoording’.