Hoofdstuk 3
De maritieme expansie ten tijde van João II (1481-1495)
3.4 De eerste reis van Diogo Cão; contacten met Congo
Geschreven door Arnold van Wickeren
In 1482 wordt niet slechts de Portugese macht aan de Mina-kust gevestigd, door de bouw van het kasteel São Jorge da Mina, het is tevens het jaar waarin de ontdekkingsreizen hiervat worden. De exploratie van de kusten van Afrka geschiedt, anders dan in het verleden, onder koninklijke auspiciën. João II heeft de expedities terdege voorbereid. De koning heeft een groep adviseurs om zich verzameld die de vergelijking met die van Henrique glansrijk kan doorstaan. Genoemd kunnen worden: Meester Rodrigo, lijfarts des konings en wiskundige, bisschop Diogo Ortiz van Ceuta, biechtvader van João, de jood José Vizinho, discipel van Abraham Zacuto van Salamanca, die tien jaar later zelf ook naar Lissabon komt. De eerste expeditie die João II naar Afrika uitzendt, staat onder leiding van Diogo Cão, dezelfde die kort daarvoor met drie buitgemaakte Castiliaanse schepen van de Mina-kust is teruggekeerd. Voor de rest is van Diogo Cão nauwelijks iets bekend. Zijn grootvader Gonçalo Cão heeft zich onderscheiden in de oorlog tegen Castilië en zijn vader heeft koning Afonso V gediend. Diogo Cão, die rond het midden van de 15e eeuw geboren moet zijn, heeft zijn uitverkiezing wellicht te danken aan zijn doortastende optreden aan de Mina-kust. Alle originele documenten die betrekking hebben op de reizen van Cão (en Bartolomeu Dias), zoals de regimentos (opdrachten) en de logboeken, zijn verloren gegaan bij de aardbeving van 1755. Wat het regimento betreft, schrijft Fernão Lopes de Castanheda, dat João II de ontdekkingsreizen wilde voortzetten, om zijn gebieden te vergroten. Hij voegt daaraan toe: `Naar het hem toeleek, zou hij langs die kust het rijk van Preste Joam, over wie hij had horen spreken, kunnen ontdekken, zodat het langs die weg mogelijk zou worden Indië binnen te komen en zijn kapiteins de rijkdommen te laten weghalen die de Venetianen te koop aanbieden,’ om het land van Preste Joam te vinden om vandaar Indië te bereiken en om aldus zijn kapiteins beslag te laten leggen op de rijkdommen van dat land, die de Venetianen te koop aanbieden. Castanheda geeft echter geen verslag van de reizen van Diogo Cão. Anderen die iets vermelden over de expedities van Cão zijn Martin Behaim en Duarte Pacheco Pereira, die beiden in São Jorge da Mina verbleven toe Cão op de heenweg van zijn eerste reis daar ankerde, en tenslotte João de Barros. Al hun opmerkingen bij elkaar geven echter een zeer fragmentaris beeld van de belangwekkende reizen van Diogo Cão.
Het feitelijk verloop van de expedities van Diogo Cão en Bartolomeu Dias kan min of meer worden afgeleid uit de atlassen die kort na hun reizen zijn vervaardigd. Allereerst is er de `Cantino-atlas’. Degene aan wie de atlas zijn naam ontleent, Alberto Cantino, is geenszins de vervaardiger. Alberto Cantino is een geheim agent, doe door Ercole d’Este, hertog van Ferrara, onder het mom van handelaar in paarden, naar Portugal is gezonden. Hij vindt een Portugese cartograaf bereid om voor twaalf gouden ducaten een afschrift te maken van de officiële atlas van de bekende wereld. De atlas, die Cantino in november 1502 naar hertog Ercole zendt en die in Modena wordt bewaard, wordt later aan de hand van inlichtingen verkregen van andere spionnen, aangevuld. Hij bevat niet minder dan 109 topografische namen tussen Cabo de Santa Catarina en het verst door Bartolomeu Dias bereikte punt. Een andere bron vormt de Ginea Portugalexe, een in 1485 door de Venetiaan Christoforo Soligo vervaardigde kaart naar een verloren gegaan Portugees origineel, die in het British Museum wordt bewaard. Voorts is er de wereldatlas van Henricus Martellus Germanus in Florence, opgenomen in zijn Insularium Illustratum. Deze in 1489 vervaardigde atlas, bevindt zich eveneens in het British Museum. Tenslotte kennen we nog de wereldatlas die Juan de la Cosa in 1500 vervaardigd heeft voor de Spaanse autoriteiten. Deze wordt bewaard in het Museo Naval in Madrid. In de beroemde globe die Martin Behaim uit Neurenberg tussen 1490 en 1493 vervaardigt, is de Afrikaanse kust ten zuiden van Guinée veel minder nauwkeurig aangegeven. Hieruit kan worden afgeleid, dat de bewering van Behaim, dat hij zich bij Diogo Cão aan boord heeft bevonden, zeer twijfelachtig is. Eric Axelson lijkt het onwaarschijnlijk dat koning João II heeft toegestaan dat een buitenlander aan de belangrijke expeditie van Diogo Cão zou deelnemen. Omdat over de belangwekkende reizen van Cão zo weinig met zekerheid bekend is, terwijl het resultaat van de tweede reis, bovendien omstreden is, speculeren historici tot op de dag van vandaag over de ware toedracht van de verschillende gebeurtenissen van Cão’s ontdekkingsreizen.
Als Cão uitvaart, hebben ‘s konings adviseurs hun voornaamste werk, het in 1495 uitgegeven Regimento do Astrolabio e do Quadrante, al bijna voltooid. Het is vrijwel zeker dat Cão over dit handboek, dat de nieuwste portolani bevat, alsmede over de recente kaarten van Fra Mauro en Andrea Bianco, kan beschikken. De navigatie-instrumenten waarmee Cão werkt, zijn verbeterd. Martin Behaim heeft het astrolabium toepasbaar gemaakt voor het gebruik op zee en ook het kwadrant is verbeterd, terwijl de zandlopers nauwkeuriger zijn geworden. Wellicht heeft Cão reeds een vroege kruisstaf aan boord. Afschoon het Portugese hof er veel aan gelegen is de verdere exploratie van de Afrikaanse kust geheim te houden, lukt dit niet. Het stijgende aanbod van goud in Europa wekt de belangstelling van bankiers in het Rijnland en van anderen. De Duitsers hebben van hun belangstelling blijk gegeven in de persoon van Martin Behaim, terwijl de Castilianen en de Vlaming Eustache de la Fosse getracht hebben zaken te doen aan de Mina-kust. Ook de Italianen, met hun grote maritieme traditie, zijn zeer nieuwsgierig naar de resultaten van de Portugese ontdekkingsreizen. Dit bleek bijvoorbeeld reeds uit het verhaal van de Cantino-atlas.
Aangenomen wordt dat de mededeling van Martin Behaim, dat Diogo Cão met twee karvelen vertrekt, juist is. Hij zeilt waarschijnlijk in het voorjaar (van 1482) uit. Het ligt voor de hand dat hij naar São Jorge is gevaren, om in de beschutte baai bij dit nog niet voltooide fort de schade aan de karvelen te herstellen, zijn mannen op verhaal te laten komen en fris water, brandhout en proviand in te nemen. Voorts wordt verondersteld dat Cão hier nauwkeurig ervaringen heeft uitgewisseld met in het fort aanwezige ervaren zeelieden als João Afonso de Aveiro en Bartolomeu Dias. Deze veronderstelling berust op de aanname dat koning João aan Diogo Cão de instructie heeft gegeven na te gaan of datgene wat de door Fernão Gomes uitgezonden expedities hebben gemeld over de kust voorbij São Jorge in overeenstemming is met zijn eigen waarnemingen. Kennelijk komen de bevindingen van Aveiro en Dias in hoge mate overeen met de gegevens op de portolani van Cão, dat hij afziet van verkenning van een deel van de te onderzoeken kustlijn en rechtstreeks van de Mina-kust oversteekt naar de Cabo de Santa Catarina, waarmee hij de gehele Bochts van Biafra afsnijdt. Achthonderdvijftig mijl over open zee, hetgeen een bewijs is dat het alleen bij dag langs de kust varen, heeft plaats gemaakt voor een nieuwe vorm van navigatie. Uit de vele nieuwe topografische namen in de `Cantino-atlas’ kan worden afgeleid, dat Diogo Cão vanaf Cabo de Santa Catarina de kust plichtsgetrouw heeft onderzocht; mogelijke doorgangen worden verkend en grote rivieren worden een eindweegs opgevaren in de hoop in contact te komen met volkeren die weet hebben van Preste Joam. Wellicht blijkt dat diens rijk bereikt kan worden door een grote rivier op te varen. Uit de gegeven namen kan worden afgeleid wat hem aan de kust is opgevallen. Vanaf de Cabo de Santa Catarina zeilt Cão langs de Serra do Espirito Santo en komt aan een niet geïdentificeerde kaap, die hij vernoemt naar Pero Dias. Hierdoor weten we dat de broer van de beroemde Bartolomeu Dias aan de expeditie van Cão heeft deelgenomen, wellicht zelfs als tweede man. Enkele andere markante punten die Cão van een naam voorziet zijn: het brede strand bij het huidige Setté Cama, dat hij Praia Imperatoris noemt; de Ponta das Barreiras, bij het huidige Mayoumba; de Ponta das Montes en de Dous Montes. Aan de kust van het huidige Zaire bereikt Cão een schitterende baai, die hij daarom Praia Formosa noemt. Het is de huidige Loangobaai. Het gebergte aan deze baai verschijnt onder de benaming `Sera da Praia Fermosa de S. Domenego’ op kaarten uit die tijd. Als de benaming van Cão afkomstig is, dan moet hij op 24 maart (1483), de feestdag van Sint Dominicus, in de Loangobaai zijn geweest. Verder naar het zuiden ontwaart Cão een roodachtig gebergte. Een top daarin noemt hij daarom de Ponta da Barreira Vermelho. Een volgende baai ontvangt de naam Golfo das Almadias (Cabindabaai), omdat negers in almadias (uit één boomstam vervaardigde kano’s) op de karvelen afkomen. Dit is de eerste maal dat de expeditie handel kan drijven. De commerciële mogelijkheden die zich ter plaatse voordoen, zal leiden tot vestiging van de Portugezen aan de Cabindabaai, waardoor ten noorden van de monding van de Zaire een enclave ontstaat die thans tot Angola behoort.
Vanaf Cabinda zeilt Cão langs een schitterende groene kustlijn. Hij moet ver in zee steken, omdat de kustwateren tot diep in zee zeer ondiep zijn. De rossige heuvelrug loopt tot aan de zeer brede monding van de Zaire. Omdat de heuvelrug bedekt is met palmbomen noemt hij het einde daarvan, de Cabo das Palmas. Latere zeelieden gebruiken de kleurrijker naam Ponta do Diablo Vermelho (Brug van de Rode Duivel). De lage kaap (544′ ZB) markeert de monding van de Zaire. De geweldige watermassa’s van de op twee na grootste rivier ter wereld maken een diepe indruk op de Portugezen. João de Barros schent eerst aandacht aan Cão’s reis als hij de Zaire heeft bereikt. Volgens Barros vaart Cão de rivier, die hij Rio Pederoso (machtige rivier) noemt, een eind op. De oevers zijn overdekt met reuze-mangroven, sommige wel dertig meter hoog met luchtwortels tot zes meter boven de grond, op. Een paar mijl stroomopwaarts gaat hij voor anker. De Portugezen brengen hier hun eertse padrão aan land en plaatsen de aan Sint Joris, de patroon van Portugal, gewijde zuil op een hoogte aan de zuidelijke oever van de Zaire. De plek wordt op oude kaarten aangeduid als de Cabo do Padrão. Hoe deze padrão er precies heeft uitgezien weten wij niet. In het algemeen zijn padrões ronde kalkstenen zuilen, van boven uitmondend in een rechthoekig blok, waarop een kruis is geplaatst. De ruim twee meter hoge zuilen zijn uitgehouwen in Alcantara. In het rechthoekige blok zijn het wapen en de naam van de koning van Portugal, de naam ontdekkingsreiziger en het jaartal waarop de expeditie is uitgevaren, uitgehouwen. Het kruis op de padrão is van kalksteen, hout of ijzer. De Portugezen plaatsen padrões aan belangrijke kapen of rivieren om daarmee aan te geven dat zij het land, althans de kust, voor de koning van Portugal in bezit nemen. Vele van deze monumenten zijn bewaard gebleven. Evenwel niet de padrão do São Jorge aan de oever van de Zaire. Deze padrão is in 1641 door de Hollanders verwoest, bij hun invasie in Angola. De brokstukken hebben eeuwen dienst gedaan als fetisj. Uiteindelijk is een klein deel van de zuil in het museum van de Sociedade de Geografia de Lisboa terecht gekomen. Volgens Duarte Pacheco Pereira zou deze eerste padrão voorzien zijn geweest van drie inscripties, een Latijnse, een Portugese en een Arabische. De Arabische inscriptie zou zijn aangebracht, omdat de padrão geplaatst diende te worden aan de kust van het rijk van Preste Joam, wiens land grenst aan dat van de Moren.
Toen de karvelen in de monding van de Zaire voor anker waren gegaan, kwamen de daar wonende negers nieusgierig, in hun almadias naar de karvelen. Het uitladen, verslepen en oprichten van de padrão trekt grote groepen nieuwsgierigen, die geen weet hebben van het bestaan van blanken, laat staan ze ooit gezien hebben. De conversatie met de inheemsen verloopt moeizaam; Cão’s tolken kennen hun taal niet. De Portugezen begrijpen tenslotte dat de rivier waarop zij zich bevinden de Zaire heet en dat deze stroomt door een machtige koninkrijk, dat Congo heet. De koning van dit rijk resideert ver in het binnenland. Cão besluit een kleine delegatie Portugezen over land naar de koning te zenden. Hij vraagt enige stamleden hen te begeleiden en met hen terug te keren op een afgesproken tijdstip.
Nadat de termijn waarop de delegatie zou terugkeren reeds tweemaal verstreken is, zonder dat iets erop wijst dat de koning gezonden Portugezen in aantocht zijn, geeft Cão aan dat hij vertrekt, maar dat hij over vijftien maanden zal terugkeren om zijn mannen op te halen. Barros’ verslag houdt hier plotseling op, zodat het verdere verloop van de expeditie uit atlassen moet worden afgeleid. Het ligt voor de hand dat Cão eerst de Zaire een eind opgevaren is, om vast te stellen of de Zaire een rivier is of een doorgang naar de Indische Oceaan, zoals de atlas van Fra Mauro lijkt te suggereren. Als Cão zijn ontdekkingsreis langs de kust voortzet, blijkt dat niet gemakkelijk te zijn. De winden waaien uit zuidelijke richtingen en hij heeft ook de Benguela-stroom tegen. De karvelen moeten vaak een eind uit de kust hebben gezeild en zij hebben ongetwijfeld geprofiteerd van de nachtelijke landbriezen. De kust is zeer aantrekkelijk met haar parkachtige landschappen en kleine zanderige inhammen. Een rivier, de Rio Dande, wordt Madalena gedoopt, hetgeen aangeeft dat Cão de rivier op 22 juli, de feestdag van Maria Magdalena heeft waargenomen. De karvelen vertoeven enige tijd in de haven van Luanda, waar zij later hun fort São Miguel zullen bouwen en de hoofdstad van Angola zullen stichten. De inwoners van het voor de kust liggende eiland genieten een zekere welvaart, die zij danken aan het verzamelen van schelpen, zinbos of nzimbus geheten Deze zinbos circuleren in het koninkrijk Congo als geld. Weliswaar worden schelpen van de porseleinslak langs grote delen van de kust gevonden, maar de schelpen van Luanda zijn het meest begeerd, omdat zij een goudkleurig en transparant zijn. Pigafetta, de kroniekschrijver van Magalhães, laat weten dat het verzamelen van zinbos vrouwenwerk is. Daartoe lopen zij diep het water in, vullen hun mand met zand en zeven de schelpen daaruit. Voorbij Luanda moeten de karvelen zeven mijl uit de kust varen, omdat de zee onder de kust vaak maar tien vadem diep is. Mede daardoor mist Cão, zowel op de heen als op de terugweg, de monding van de Rio Cuanza, de op een na grootste rivier van Angola. Cão moet bovendien slechts weer hebben gehad, want in sommige jaren is de verkleuring van de zee aan de monding van de Cuanza tot vijftien mijl uit de kust te zien. Cão komt op 1020′ ZB bij de Cabo das Tres Pontas en vervolgens aan de Ponta de São Lourenço, waarschijnlijk de Morro de Benguela, aan de zuidzijde van de Benguelabaai. Uit de naamgeving blijkt dat de expeditie hier op 10 augustus is. De niet geïdentificeerde Angra de Santa Maria is mogelijk op Maria Hemelvaart (15 augustus) waargenomen. De huidige Kaap Choca noemt Cão wegens zijn op fort gelijkende kliffen Castelo d’Altar Pedroso, naar een fort bij Évora. Vandaar zeilt hij verder langs een kust van graniet, waarin mica en kwarts de zonnestralen als een reusachtige spiegel weerkaatsen, naar een kaap op 1326′ ZB. Omdat Cão bij deze kaap een bruine massa robben ziet, noemt hij de kaap Cabo do Lobo geeft. Bij Cabo do Lobo, later herdoopt in Cabo de Santa Maria, plaatst Cão op 28 augustus 1483, de naamdag van Sint Augustinus, zijn tweede padrão. Deze Padrão do Santo Augustine is in 1892 naar Lissabon overgebracht en berust eveneens in de Sociedade de Geografia. De hoogte van de zuil bedraagt 1,69 meter en die van het vierkante blok, met alleen een Portugese tekst, is 0,47 meter. De tekst luidt:
ERA DA CREACÃ DO M_NDO DE SEIS MIL BJc LXXXJ ANOS DO NACIMENTO DE NOSO SENHOR JESHU DE MIL CCCCLXXXJJ ANOS O MUJ ALTO MUJ EICELTE PODEROSO PRINCIPE ELREY DÕ JOAM SEGUNDO DE PORTUGAL MÃDOU DESCOBRIR ESTA TERRA E POER ESTES PADRÕES POR DIOGO CÃO ESCUDEIRO DE SUA CASA.
(‘6681 jaar na het Tijdvak van de schepping van de Wereld (en) 1482 jaar na de geboorte van Onze Heer Jezus beval de zeer verheven, voortreffelijke en machtige prins koning João II van Portugal dit land te ontdekken en deze gedenktekenen te doen plaatsen door Diogo Cão, schildknaap in zijn huis’)
Curieus is, dat de Portugese kroniekschrijvers uit de 16e eeuw Diogo Cão in 1484 uit Portugal hebben laten uitzeilen, terwijl uit het jaartal op de padrão blijkt dat zij zich twee jaar vergist hebben.
Toen Cão besloot op de Cabo do Lobo zijn tweede en laatste padrão te plaatsen, moet hij van plan geweest zijn vandaar de terugreis te aanvaarden. Ofschoon hij twaalf graden, dat is zevenhonderd mijl, nieuwe kust ontdekt heeft, rijst toch de vraag waarom Cão uitgerekend op dit punt terugzeilt naar de monding van de Zaire. Waren zijn voorraden bijna uitgeput of leden zijn manschappen aan scheurbuik, of veronderstelde Diogo Cão oprecht de zuidpunt van het Afrikaanse continent vrijwel te hebben bereikt? Cão zeilt vermoedelijk in korte tijd met de wind in de rug naar de monding van de Zaire terug. Als zijn boodschappers naar de koning zich daar niet blijken te bevinden, gijzelt hij vier zwarte bezoekers. Diogo Cão zendt een boodschap naar de wal, waarin hij laat weten dat de vier, als hij op een volgende reis Congo weer aandoet, zullen worden geruild tegen de nu nog niet van hun missie teruggekeerde Portugezen. Vervolgens zet Cão koers naar Portugal. Hij moet de Bocht van Biafra diagonaal zijn overgestoken, anders had hij op weg naar São Jorge niet ten zuiden van São Tomé een heuvelachtig en bebost eiland kunnen vinden. Cão noemt dit eiland Ano Bom, waardoor wij weten dat hij het eiland, dat thans Annobon heet, op nieuwjaarsdag (1484) heeft ontdekt. Na aan de Mina-kust vers voedsel, water en proviand te hebben ingenomen en de laatste nieuwtjes uit Portugal vernomen te hebben, arriveert Diogo Cão vroeg in april 1484 in Portugal. Hij wordt als een held ingehaald. Als João II de successen van de ontdekkingsreis vernomen heeft, kent hij Cão en diens afstammelingen op 8 april een pensioen toe van duizend reis per jaar. Zes dagen later verheft de koning Diogo Cão in de adelstand. Op zijn wapenschild prijken de twee padrões die hij aan de Afrikaanse kust heeft geplaatst. Zijn Congolese gijzelaars worden verheven tot gezanten en opgenomen in de hofhouding van de koning. Het publieke enthousiasme voor de zeer geslaagde reis van Diogo Cão bereikt een hoogtepunt. Hij heeft niet alleen bijna duizend mijl nieuwe kust ontdekt, evenveel als alle kapiteins van Fernão Gomes tezamen.
Begin 1485 verspreidt zich in Lissabon het gerucht dat het verste punt dat Cão bereikt heeft niet Cabo de Santa Maria is, maar dat hij verder gegaan zou zijn om de Indische Oceaan te bereiken. Tegen het einde van het jaar wordt dit gerucht ook in Rome gehoord. De bron hiervan is de boodschap die de Portugese ambassadeur bij de Heilige Stoel, Dr. Vasco Fernandez de Lucena, op 11 december aan paus Innocentius VIII en zijn hof heeft overgebracht. In zijn rede prijst de ambassadeur, nadat hij de onderworpenheid van de kroon van Portugal aan de Heilige Stoel heeft verwoord, de grote verdiensten van zijn koning, onder wiens bewind in ruim vier jaar evenveel van de kustlijn van `Ethiopië’ is ontdekt, dan onder het bewind van Afonso V in tweeënveertig jaar. De bouw van het kasteel in het midden van Ethiopië heeft de naam van de Verlosser bekend gemaakt onder voorheen barbaarse en wrede volkeren. Lucena benadrukt dat de Portugezen een overvloed aan goud verwerven, dat daardoor niet meer in handen komt van de vijanden van het Christelijk geloof die in Noord-Afrika wonen. De ambassadeur vervolgt zijn uiteenzetting met de opmerking, dat de Portugezen gefundeerde hoop hebben spoedig de Arabische Golf te zullen bevaren. Aan de kusten van daarvan leven nog slechts vaag bekende vorsten en volkeren, die het christelijk geloof praktiseren. Lucena voegt aan deze woorden nog toe dat Portugese zeevaarders een punt hebben bereikt, vanwaar zij in enkele dagen het Promontorium Prassum, waar de Arabische Golf begint, kunnen bereiken. Deze laatste opmerking is, uitgesproken kort na Cão’s terugkeer van zijn eerste reis, zeer opmerkelijk. De vraag reist waarop de uitgesproken verwachting is gebaseerd.
Eric Axelson volgt de redenering van professor Damião Peres uit 1957, dat Diogo Cão werkelijk heeft gedacht dat hij vrijwel het einde van het Afrikaanse continent had bereikt. Hiervoor bestaan de volgende argumenten. De beroemde kaart van Ptolemaeus toont het Promontorium Prassum aan de kust van Oost-Afrika op ongeveer dezelfde breedte als Cabo de Santa Maria aan de westkust. De Ginea Portugalexe geeft de kustlijn aan vanaf de Bocht van Biafra tot voorbij Cabo de Santa Maria. Volgens deze kaart loopt de kustlijn vanaf Cabo de Santa Maria eerst naar het zuidoosten om vervolgens af te buigen naar het noordoosten. Voor Eric Axelson is dit aanleiding om in zijn Portuguese in South-East Africa 1488-1600 (1973) te veronderstellen, dat het verste punt dat Diogo Cão op zijn eerste reis bereikt heeft, niet de Cabo de Santa Maria is, maar de dertig mijl zuidelijker gelegen Cabo de Santa Marta, omdat volgens de Ginea Portugalexe, de kustlijn hier afbuigt naar het noordoosten. In zijn Congo to Cape (1973), dat de reizen van Cão veel gedetailleerder beschrijft dan in zijn andere boek, rept Axelson niet over de Cabo de Santa Marta en is de Cabo de Santa Maria het verste punt dat Cão op zijn eerste reis bereikt. Aannemende dat Axelson zijn Congo to Cape later geschreven heeft dan zijn Portuguese in South-East Africa, is dit een goede verbetering. De kustlijn mag volgens de Ginea Portugalexe bij de Cabo de Santa Marta dan wel afbuigen naar het noordoosten, in werkelijkheid is dit niet het geval en loopt de kustlijn door naar het zuiden. Diogo Cão kan nooit geloofd hebben dat hij bijna de zuidpunt van Afrika bereikt heeft, als hij doorgezeilt zou zijn naar de Cabo de Santa Marta. In dat geval zou hij geconstateerd hebben dat de Ginea Portugalexe het verloop van de kustlijn daar niet goed aangeeft. Door juist niet verder te varen dan de Cabo de Santa Maria, ontdekt hij dit niet en kan hij geloven dat hij vrijwel de zuidpunt van het Afrikaanse continent heeft bereikt.