Hoofdstuk 2
De komst van andere Europeanen naar het Verre Oosten
2.2 De Hollandse uitdaging
Geschreven door Arnold van Wickeren
Om de Hollanders te straffen voor hun opstand tegen de Spaanse heerschappij in de Nederlanden, legt Philips II een embargo op op de handel van de Hollanders in Portugal, waar zij hun oosterse waren betrekken. Dit embargo leidt ertoe dat de Hollanders zoeken direct handel te drijven met Oost-Azië. Vanaf 1594 trachten zij een nieuwe route naar China en Japan te vinden via de Arctische Oceaan, om te vermijden dat zij worden belaagd door hun erfvijand. Nadat dit is mislukt, keren zij terug naar de oude route, in het bijzonder naar aanleiding van wat zij hebben vernomen van hun landgenoten De Houtman, Van Linschoten en Pomp1.
Het verschijnen van de vloot van Jacob van Neck luidt een periode in van bittere Luso-Hollandse rivaliteit. Nadat Jacob van Neck in 1601 vergeefs het Portugese fort op het eiland Tidore in de Molukken heeft beschoten, verschijnen op 27 september twee schepen van zijn vloot en een pinas, de Amsterdam en de Gouda, onder bevel van Gaspar Groenbergen. De Hollanders die oorspronkelijk op weg zijn naar Patani willen Canton aandoen. “Een grote stad spreidt zich voor hen uit, alles gebouwd in Spaanse stijl.” Zij realiseren zich dat deze stad Macau2 moet zijn. Er ontstaat paniek in de stad en de bewoners van Macau verzamelen zich op een van de heuvels van de stad. Groenbergen zendt twee geheime gezanten naar de kust, om inlichtingen over de kolonie te verzamelen, maar zij keren niet terug. Vervolgens krijgt Martinus Apius opdracht om aan het hoofd van tien of twintig mariniers in een skiff naar de haven te roeien om de plaats te verkennen.
Dom Paulo de Portugal zendt enige gewapende boten naar de skiff die na een dapper gevecht wordt genomen. De volgende morgen verschijnt de Hollandse pinas in de binnenhaven van Macau, waar het vaartuig wordt veroverd door vier Portugese jonken. De gevangenen, onder wie de stuurman, Jan Dirckszoon en de factor Martinus Apius verdwijnen tot november in de gevangenis. Zeventien gevangenen worden in koelen bloede geëxecuteerd en Apius wordt met twee landgenoten naar Malakka gebracht. Hij keert in het vaderland terug en dankzij hem weet het nageslacht wat er is gebeurd. In 1602 maakt Dom Paulo de Portugal die reis naar Japan in eigen persoon. Na zijn terugkeer naar Indië, neemt hij deel aan de expeditie van Dom Martin Afonso de Castro die Malakka bevrijdt van het beleg door de Hollandse admiraal Cornelis Matelieff de Jonghe en de radja van Johore. Hij sterft vervolgens aan dysenterie in Malakka, zonder de verantwoordelijken voor de moord op de zeventien Hollandse gevangenen van 1601 ter verantwoording te hebben geroepen, ondanks de beloften van Fernão de Albuquerque, gouverneur van Malakka en in de jaren 1619-1622 capitão-general van de Estado da India.
Dom Paulo de Portugal wordt in 1603 als capitão-mor opgevolgd door Gonçalo Rodrigues de Sousa, die wordt weerhouden van het maken van een reis naar Japan door een aantal incidenten, die padre Fernão Guerreiro als volgt beschrijft: “Op 30 juli van het jaar 1603, tussen elf uur en de middag, arriveert in de stad Macau een Siamese jonk die het nieuws brengt dat in voorgaande maand maart de nau van China met bestemming Malakka (de rijkste en grootste sedert vele jaren) door de Hollanders genomen is in Straat Singapore. En op de avond van dezelfde dag, als de nau die de volgende dag van China naar Japan zal uitzeilen, komen twee Hollandse schepen en een pinas naar de haven van Macau en zij nemen de nau die zou uitzeilen naar Japan. De Hollanders ontmoeten geen tegenstand, want het schip is verlaten, iedereen bevindt zich aan de wal, klaar om aan boord te gaan. En de burgers van Macau verliezen met het verloren gaan van deze twee schepen, die ieder een conto aan goud waard zijn, vrijwel al hun kapitaal, terwijl zij in Japan al diep in de schulden steken voor daar op krediet gekochte goederen.” De door Jacob van Heemskerck in Straat Singapore genomen nau is de Santa Catarina, een schip van 1.500 ton, onder bevel van kapitein Sebastian Serrão. De nau3 die klaar lag voor vertrek naar Japan is overmeesterd door de Hollandse schepen Erasmus en Nassau: het was geladen met 1.400 pikol ruwe zijde naast een hoeveelheid goud en andere koopwaren.
De lading van de Santa Catarina4 bestaat uit waardevolle kunst-objecten, lakwaren, zijde, porselein, etc. De buit wordt naar Amsterdam gebracht, waar hij de bevolking tot opwinding brengt. De opbrengst van de verkoop is bijna 3.400.000 gulden (ruim 2,5 miljoen gulden volgens Blussé in Tribuut aan China, p. 34). Aan deze ongelukkige kraak is het woord ‘kraakporselein’ ontleend. Dit succes is een grote bemoediging en een extra prikkel voor de Hollanders, omdat het hen nu duidelijker is dan voorheen welke goederen zij in China of desnoods van de Portugezen kunnen verwerven.
1 Dirck Gerritsz Pomp, afkomstig uit Enkhuizen, is de eerste Nederlander die China bezoekt. De precieze datum van zijn eerste bezoek weten we niet, maar het moet geweest zijn tussen 1568 en 1583. Vanuit Goa maakte hij zijn tweede reis naar China van 1584 tot 1588. Vide J.W. Yzerman, Dirck Gerritsz Pomp, alias Dirck Gerritsz China, de Eerste Nederlander, die China en Japan bezocht (1544-1604), ’s Gravenhage, 1915. De mondelinge inlichtingen over het Oosten die hij gaf aan Lucas Jansz. Waghenaer zijn bewaard gebleven in Tresoor der Zeevaart, publ. 1592, Leiden.
2 Zie deel XV, pagina 158.
3 Op 26 maart 1605 neemt de Hollandse admiraal Wybrant van Warwyck met stilzwijgende instemming van de Maleise koningin van Patani de rijkgeladen nau Santo Antonio, die op weg is van Macau naar Malakka.
4Zie deel XVI, pag. 41.