Hoofdstuk 3.
De Atlantische eilanden en West-Afrika:
3.0. De Madeira archipel
Geschreven door Arnold van Wickeren
De kolonisatie van de onbewoonde eilanden Madeira en het veel kleinere Porto Santo is al in 1420 begonnen. Zij wordt een groot succes. In de tweede helft van de vijftiende eeuw is het eiland uitgegroeid tot een volwassen kolonie. Aan de herontdekking en kolonisatie van de Arquipélago da Madeira is in voorgaande delen aandacht besteed.
Dat de kolonisatie zo succesrijk is verlopen is mede te danken aan de grote vruchtbaarheid van het van vulkanische oorsprong zijnde eiland. Door de toename van de bevolking zijn aan het begin van de zestiende eeuw in beide capitanias, waarin het eiland is verdeeld, nieuwe gemeenten (concelhos) ontstaan, en de hoofdstad Funchal, is in 1508 uitgegroeid tot een stad waarvan de bestuurlijke organisatie is opgezet naar het model van Lissabon, is een voorbeeld dat overal in het Portugese overzeese rijk navolging zal vinden. Met zijn 5.000 inwoners evenaart Funchal de aartsbisschoppelijke zetel Braga en overtreft het plaatsen als Leiria, Tomar en Faro. Op Madeira en Porto Santo wonen aan het begin van de zestiende eeuw bij elkaar circa 20.000 mensen; naar schatting bestaat een tiende van hen uit slaven. Paus Leo X heeft op Portugees verzoek Madeira in 1514 tot bisdom verheven. De eerste bisschop, Diogo Pinheiro, neemt in dat jaar bezit van zijn diocees. Onder zijn jurisdictie vallen niet alleen Madeira en Porto Santo, maar alle overzeese gebieden van Portugal.
Aanvankelijk hebben de eilanden hout, honing, was en andere bosproducten geëxporteerd. Na de ontbossing van Madeira heeft de uitvoer vooral bestaan uit graan en wijn, terwijl ook de veeteelt zich ontwikkeld heeft. Vanaf de laatste decennia van de vijftiende eeuw heeft Madeira zich meer en meer ontwikkeld tot een belangrijke producent van suiker, hetgeen ten koste is gegaan van de voortbrenging van graan. Tegen het midden van de zestiende eeuw moet tarwe worden ingevoerd en zijn de zuidelijke hellingen van Madeira bedekt met suikerrietplantages van veelal kleine en middelgrote boerderijen. De producenten voeren rechtstreeks suiker uit naar Vlaanderen en andere Europese landen. Bij koninklijk decreet van 21 augustus 1498 is de jaarlijkse suikerexport gelimiteerd tot 120.000 arrobas, maar tegen het midden van de zestiende eeuw bedraagt het aantal suikermolens al veertig en in 1570 is de suikerproductie toegenomen tot 200.000 arrobas per jaar. Madeira voert dan suiker uit naar heel Europa. Omdat de plantages veel arbeidskrachten vergen, worden er ieder jaar honderden slaven uit Afrika aangevoerd. In 1552 telt Funchal ongeveer 3.000 zwarte en mulatto slaven van beiderlei kunne, maar omdat ook de blanke bevolking in aantal sterk is gestegen, is het aantal slaven nog steeds tien procent van de bevolking. De zeggenschap over de plantages wordt uitgeoefend door een klasse van welvarend geworden lokale landbezitters. En de export van suiker is in handen van Portugezen, cristãos novos en enkele buitenlanders.
De groei van de bevolking in Portugal veroorzaakt een toenemende emigratie naar Madeira. Het hierdoor ontstane overvloedige aanbod van vrije werkkrachten resulteert in een afname van de slavernij op het eiland. Aan het begin van de zestiende eeuw lijkt Madeira een replica van Portugal, maar op het kleine eiland bereikt de omvang van de bevolking al snel zijn verzadigingspunt. Veel kolonisten van Madeira trekken naar Brazilië, waardoor de economische ontwikkeling van Madeira in de zestiende eeuw minder spectaculair is dan daarvoor.
Door de strategische ligging van Madeira wordt Funchal een noodzakelijke aanloophaven voor de Portugese scheepvaart op Afrika, Azië en Brazilië. Het eiland produceert voldoende citrusvruchten, groenten en zuivelproducten om de vele schepen die Madeira aandoen te bevoorraden. De haven van Funchal is dus een belangrijke bron van welvaart. De groei en bloei van Madeira is het gevolg van de groei van Portugals imperium in omvang en in economische kracht. De economie van Madeira krijgt een gecompliceerd karakter. Zij is afhankelijk van de export van suiker en wijn, van de import van textiel, kleding en andere industriële producten, vlees, zout en vooral tarwe. Een deel van de ingevoerde producten wordt door Madeira uitgevoerd. De omvangrijke import- en exporthandel maakt van Funchal een stad met een drukke haven en geeft haar een kosmopolitisch karakter, vergelijkbaar met dat van Lissabon en de grote Portugese steden in Oost-Azië, als Goa, Malacca en Macau.
De opkomst van Brazilië als suikerproducent tast de positie van Madeira in een ras tempo aan; de productie van suiker daalt van 200.000 arrobas in 1570 tot 40.000 arrobas in 1580, terwijl de suikerproductie in Brazilië in dezelfde periode stijgt van 180.000 arrobas in 1570 tot 350.000 arrobas in 1580. Als in de jaren 1608-1612 vanuit Peru technische innovaties bij de productie van suiker worden ingevoerd, stijgt de Braziliaanse suikerproductie zowel kwantitatief als kwalitatief en daalt de prijs tot de helft van de suikerprijs op Madeira. De suikerrietteelt van Madeira wordt volledig geruïneerd. Als in 1600 de voortbrenging van suiker in Brazilië is gestegen tot 1.800.000 arrobas, daalt op Madeira het aantal suikermolens snel naar zeven of acht stuks in 1610 en in 1630 brengt het eiland helemaal geen suiker meer voort. De tweede economische activiteit van Madeira in de eerste helft van de zestiende eeuw is de wijnbouw. Met het verval van de suikerproductie – na het hoogtepunt in 1570 – groeit de wijnbouw uit tot de belangrijkste bron van welvaart van het eiland. In de zeventiende eeuw wordt Madeirawijn wereldberoemd. Het op een na belangrijkste exportproduct is een soort jam, casquinha geheten, waarvoor aanvankelijk inheemse en later Braziliaanse suiker wordt gebruikt. Helaas is de export van wijn en casquinha geheel in buitenlandse, meest Engelse, handen geraakt. Door het verval van Portugals positie in Azië in de zeventiende eeuw, vermindert de vaart op Indië en taant de betekenis van Funchal als aanloophaven. De emigratie van Madeira en Porto Santo naar Brazilië neemt in die eeuw toe.
In 1586 wordt er een governador of capitão-geral met standplaats Funchal, voor de gehele archipel aangesteld. De bestaande capitães, wier functies erfelijk zijn, blijven bestaan, maar zij zijn ondergeschikt aan de gouverneur. Om het bedreigde Portugese Inperium tegen zijn vijanden te kunnen beschermen, worden de capitanias overal omgezet in kroonkolonies. Laat in de 16e en gedurende de zeventiende eeuw worden in de Madeira archipel zulke afdoende defensiemaatregelen getroffen tegen Spanjes en Portugals vijanden: Fransen, Engelsen en Hollanders, alsmede piraten, dat de archipel nooit enige schade geleden heeft.
3.1. De Azoren