Hoofdstuk 2.
Portugese pogingen Ceilão te veroveren
2.0. De moord op Jayawira Bandara en de nederlaag van Pedro Lopes de Sousa
Geschreven door Arnold van Wickeren
Dit is dus de stand van zake als de Conselho do Vice-Rei besluit tot een nieuwe politiek. “Het Eiland Ceilão” schrijft de Couto1, “dat onder onze ontdekkingen blijkt te zijn wat Carthago voor Rome is geweest. Beetje bij beetje slokt het manschappen en artillerie voor zulk een bedrag op dat het in zijn oorlogen meer heeft gebruikt dan al onze veroveringen in de Oriënt bij elkaar.” Maar de Raad voorziet deze ontwikkeling natuurlijk niet. Raja Sinha is weggevaagd door Kandy; zijn grote koninkrijk is verkruimeld onder het zwaard van Jayawira; maar wil dit zeggen dat Kandy alleen in staat is de macht van de Portugese wapenen weerstaan? Aangenomen wordt dat dit niet het geval is en eind april 1594 komen 600 van de beste Portugese soldaten die in Indië te vinden zijn naar Ceylon. Zij staan onder bevel van Pedro Lopes de Sousa, die is benoemd tot conquistador-geral. Er wordt bevel gezonden aan de capitão van Manar Dona Catarina met een gewapend escorte naar het leger van de conquistador-geral te zenden, terwijl Pedro Lopes da Sousa zelf met Jayawira en zijn 9.000 lascarins naar Menikkadawara trekt. Hij heeft echter verzuimd voldoende aandacht te schenken aan de moeilijkheden de zijn taak met zich brengt. Zij heeft hij onvoldoende rekening gehouden met de mogelijkheid dat zijn opmars vertraging zou kunnen oplopen en hij heeft evenmin het belang onderkend van het maken van nauwkeurige afspraken voor de bevoorrading van zijn leger. Eigenwijs en koppig als hij is, wint hij nooit adviezen in van anderen en hij biedt hun ook niet de gelegenheid hun opvattingen te uiten. In Menikkadawara, waar de hevige regens van de zuidwestmoesson nopen tot een vertraging van veertien dagen, voegt de tienjarige in een klooster opgevoede prinses Dona Catarina zich bij hem. De smalle pas van Balane blijkt verlaten en de invallers marcheren ongehinderd naar de Mahaweli Ganga, terwijl Konappu Bandara verdwijnt in het grote bos aan de oostkant van het Eiland.
Deze bossen zijn altijd de schuilplaats geweest voor de Veddahs of Wedda’s. Deze mensen zijn zowel ten tijde van de Portugezen als vandaag een raadsel Zij stammem waarschijnlijk af van de pre-Arische inboorlingen en zij worden door de Singalezen beschouwd als behorend tot een hoge kaste. Ofschoon zij klein van gestalte zijn, zijn zij experts in het gebruik van de boog. Enige van hen hebben een zeker peil van beschaving bereikt, maar de meerderheid heeft geen vaste woonplaats en zij leven uitsluitend van wat het bos opbrengt en van de resultaten van de jacht. Zij bewaren hun vlees in de holten van bomen, waarin zij het eetbaar houden door het te bedekken met wilde honing. Hun taal wordt niet begrepen door de Singalezen, met wie zij desondanks een ruwe vorm van ruilhandel onderhouden. Pijlpunten en bijlen zijn zaken die zij nodig hebben. Zij verkrijgen deze door in de loop van de nacht een model gewikkeld in een blad, op te hangen aan het huis van de dorpssmid. Nadat deze het artikel heeft vervaardigd, hangt hij het op precies dezelfde plaats op waar de Veddah het model had opgehangen en waar hij het door de smid gemaakte voorwerp zal wegnemen onder achterlating van een beloning die hem billijk voorkomt. Achtergebleven als deze mensen zijn, behoren zij tot de trouwste dienaren van de koning en in tijden van groot gevaar zendt de koninklijke familie zijn kostbaarheden naar het land van de Veddahs, omdat deze in de Vedi Rata veilig zijn.
De Portugezen bezetten het verlaten koninklijke paleis en doen daarin Dona Catarina wonen. Zij wordt daar bewaakt door een Portugese dame, vier franciscanen en een jezuïet. Voorts heeft geen Singalees toegang tot de beoogde koningin. Groter fout hebben de Portugezen niet kunnen maken. Zulk buitensporig gedrag doet bij de Singalezen de verdenking rijzen en wakkert hun anti-Portugese ressentiment aan. Zij vrezen dat hun land niet wordt veroverd voor het welzijn van een inheemse prinses, maar voor een of andere buitenstaander en hun aangeboren haat tegen vreemde overheersing steekt de kop op. Het duurt niet lang of iedere Singalees in de buurt is verdwenen om zich te scharen in de gelederen van Konappu Bandara.
Er beginnen nu openlijke onderhandelingen over het huwelijk van Dona Catarina met Francisco da Silva Arcelaos, die naast andere kwaliteiten, de reputatie heeft de grootste en knapste Portugees in Indië te zijn. Maar tot grote teleurstelling van Pedro Lopes de Sousa komt er niets terecht van een verloving en daarom keert Francisco da Silva Arcelaos terug naar Manar.
De zaken in Kandy ontwikkelen zich niet voorspoedig voor de Portugezen. Men ziet benden Singalezen rondsluipen in de omringende wouden en bergen en ’s nachts kunnen duidelijke signalen afkomstig van hun kamp worden gehoord. Portugezen die worden uitgestuurd om voedsel te verkrijgen worden lastiggevallen en achterblijvers worden doodgeschoten. De moeilijkheden om levensmiddelen te verkrijgen nemen van dag tot dag toe en er worden verdachtmakingen geuit over de goede trouw van Jayawira. Op een opgerold palmblad of ola, dat van Jayawira zou komen, zou sprake zijn van een complot om vuur te stichten in het kamp en van het plegen van een overval op de Portugezen. Grote beroering onder de Portugezen is het gevolg en Pedro Lopes besluit Jayawira te doden. De bijzonderheden van de voltrekking daarvan zijn duister, maar alle verhalen daarover leggen de nadruk op de dwaasheid en de onrechtvaardigheid daarvan en op het bloeddorstige geweld waarmee het plan wordt uitgevoerd. Jayawira wordt uitgenodigd de conquistador te ontmoeten en zodra hij zich vertoont laat men hem het opgerolde palmblad zien, maar voordat Jayawira ook maar een woord kan uitbrengen grist Pedro Lopes de Sousa de gouden degen die hij aan zijn middel draagt, weg en steekt hem driemaal in zijn hart, zodat hij ter plaatse dood neervalt, waarop de soldaten buiten, vernemend wat er is gebeurd, iedereen die behoort tot de Indische volgelingen van Jayawira die zij in het kamp kunnen vinden doden. Dan volgt de aangename taak de schatten van de vermoorde persoon te plunderen. De blijdschap van de Portugezen is gauw over, want als de morgen aanbreekt blijken de ervaren lascarins van Jayawira te zijn verdwenen. De blijdschap gaat over in wanhoop en iedereen vervloekt de lichtzinnige onbesuisdheid van de eigenwijze conquistador. Allen begrijpen het grote gevaar waarin zij verkeren. Het gehele land zal gewapend tegen hen opstaan; niemand zal nog bereid zijn hen levensmiddelen te verkopen en zij zullen het hooguit nog enkele dagen kunnen uithouden.
Een eenheid bestaande uit 150 Portugezen en enige lascarins, die zijn uitgezonden om levensmiddelen te bemachtigen, is op een man na die het verhaal kan navertellen, afgeslacht. Hierop besluit Pedro Lopes de Sousa de volgende dag bij zonsopgang terug te trekken naar Balane. Om 7.00 uur verschijnt de voorhoede van het Singalese leger, waarin de lascarins van Jayawira prominent aanwezig zijn. De Singalezen zijn zeer belust hun bevelhebber te wreken en het duurt niet lang of de bergen, heuvels en valleien zijn zwart van de vijanden. Als zij binnen schootsafstand komen, openen zij het vuur en spoedig is sprake van een vreselijke strijd. Iedere keer dat de Portugese achterhoede naar voren stormt, deinst de vijand terug, om het volgende moment een nog groter aantal Portugezen in te sluiten. Stap voor stap zijn weg vervolgend daarbij vechtend in de smalle engten worstelt de voorhoede zich verder, zonde leider en zonder gidsen totdat zij in het moeras van Danture in stukken wordt gehakt. Het centrum van de Portugese strijdmacht dat Dona Catarina bewaakt, wordt na een harde strijd van drie uren uit elkaar geslagen, maar de achterhoede, waarvan de zijkant wordt beschermd door een bergrug, houdt de krachtmeting vol. Als tenslotte het duister van de nacht is ingevallen, de ammunitie krap is geworden en Pedro Lopes de Sousa niet minder dan acht wonden heeft opgelopen, wordt de strijd onderbroken. Als de dag aanbreekt zijn er nog 220 Portugezen in leven, maar zij zijn wel allen gewond. Verder verzet heeft geen zin, en zij geven zich op discrete wijze over.
Konappu Bandara’s overwinning is compleet. Dona Catarina, die zichzelf beschouwt als de rechtmatige erfgenaam van de troon van Kandy, is een gevangene in zijn handen en de volgende dag zal hij haar als zijn voornaamste toekomstige koningin in triomf naar het verwoeste paleis in Senkadagala, tezamen met een lange stoet van zijn Portugese gevangenen2. Op last van Konappu Bandara, die na zijn huwelijk met Dona Catarina regeert onder de naam Wimala Dharma Surya, worden de wonden van Pedro Lopes de Sousa zorgvuldig verzorgd, maar desondanks bezwijkt hij spoedig aan zijn verwondingen, nadat hij eerst zijn jonge zoon aan zijn overwinnaar heeft toevertrouwd. De jongen herkrijgt drie jaren later zijn vrijheid. Danvers voegt hieraan toe dat Wimala Dharma het koninkrijk Kandy twaalf jaar lang tot aan zijn overlijden bestuurt, welk bestuur – volgens Winius – door zijn huwelijk met Dona Catarina aan legitimiteit heeft gewonnen. Valentijn schrijft dat de bruiloft van Wimala Dharma Surya en Dona Catarina met veel ‘pracht en heerlijkheid’ gepaard gaat, 110 dagen heeft geduurd en ruim 5000 pagoden heeft gekost.
In een opzicht heeft Wimala Dharma Surya zich uitgeleefd in een daad van vergelding. Een afgrijselijke stoet van vijftig Portugezen wankelt Colombo binnen, waarbij zij elkaar bij de hand houden. Hun oren zijn bijgeknipt om hen op straathonden te laten lijken; van elke vijf mannen zijn er bij vier beide ogen uitgestoken en de vijfde is slechts een oog gelaten en allen zijn zodanig verminkt dat zij zich niet meer kunnen voortplanten. Deze verminking is aangebracht om de Portugezen te straffen omdat zij zich aan Singalese vrouwen vergrepen hebben. De resterende gevangengenomen Portugezen worden goed behandeld; als hun wonden genezen zijn worden zij ingezet bij de herbouw van het paleis en bij de bouw van forten in Senkadagala, de hoofdstad van Kandy.
Deze overwinning, die heeft plaatsgevonden op 6 oktober 1594, is een magnifieke zege. Heeft Raja Sinha al veel van de krijgskunsten van de Portugezen geleerd, dit is nog niets vergeleken bij de tactische ervaring van Konappu Bandara. Met hem werpt de van de Portugezen geleerde krijgskunst eerst echt zijn vruchten af. Wimala Dharma brengt de Portugezen nog menig slag toe, maar op zijn eerste succes blijft hij met trots terugkijken. Zijn leven lang heeft hij het hoofd van de eerste Portugese conquistador vervaardigd van zilver, aan zijn voeten liggen.
De intense jaloezie die zo vaak de betrekkingen tussen Portugese overheidsdienaren bederft, heeft Pedro Homem Pereira ervan weerhouden Pedro Lopes de Sousa de loyale steun te geven waarop deze terecht mocht rekenen. De eerste was nog in Sitawaka, tobbend over zijn teleurstelling niet tot bevelhebber van de expeditie te zijn benoemd, als de eerste vage geruchten over het gevaar waarin de conquistador-geral zich bevindt, geruchten die al spoedig worden bevestigd door de komst van een Portugees met afgesneden neus, met het verschrikkelijke verhaal over de ramp, hem heeft bereikt. De grote zorg die dit teweegbrengt is algemeen en overheerst alles, maar het gevaar is te dichtbij om tijd te verspillen aan vergeefse treurnis. Binnen een paar uren zijn de Portugezen overal op de terugtocht naar Colombo. Zij nemen vijf olifanten mee die zijn geladen met de schatten van Raja Sinha, onder begeleiding van Samarakon Rala, een Singalese edelman, die het katholieke geloof heeft aangenomen.
1 Diogo de Couto is in 1543 geboren in Lissabon; in 1595 is hij benoemd tot guarda-mor do Arquivo Nacional da Torre do Tombo en hij is overleden in Indië op 10 december 1616
2 Volgens Danvers heeft Wimala Sharma niet minder dan 500 Portugezen gevangen genomen, die hij allen de neus laat afsnijden. Van dit aantal worden 150 gevangenen op verschillende wijze ter dood gebracht.
2.1 De pogingen van Dom Jerónimo de Azevedo (1594-1611) het Ilha de Ceilão te veroveren