Categorieën
Portugees kolonialisme

De reis van Fernão de Magalhães. De terugreis van de Victoria; aankomst in Spanje

Deel 7 Index

Bijlage

De reis van Fernão de Magalhães

1.8. De terugreis van de Victoria; aankomst in Spanje

Geschreven door Arnold van Wickeren

De Victoria kan, met het oog op de noordoostmoesson in de Indische Oceaan, de terugreis niet langer uitstellen. Carvalho, Espinosa en 52 anderen verkiezen echter bij de Trinidad te blijven. Zij willen langs dezelfde weg als zij gekomen zijn, dus via de Stille Zuidzee, naar Spanje terugkeren; 47 andere Europeanen, onder wie Antonio Pigafetta, en 13 of 18 Molukkers, die mee naar Spanje willen om tolk te worden, gaan, onder leiding van Elcano, met de Victoria mee.

Juan Sebastián de Elcano, door velen als een geboren leider beschouwd, vaart 21 december, met een paar Molukse loodsen aan boord, weg van de Trinidad en zijn bemanning. De opvarenden van beide schepen beseffen zeer wel dat de kans groot is dat zij elkaar nooit meer zullen zien. Elcano wil met een grote bocht om Oost-Indië en Cabo da Boa Esperança heenvaren naar de Atlantische Oceaan. Zijn grootste zorg is met zijn gehavende schip en zijn ver-moeide bemanning een ontmoeting met de Portugezen te ontlopen. Voor alles wil hij de kust van Moçambique, waar de Portugezen heer en meester zijn, vermijden. Daarom zeilt hij aanvankelijk naar het zuiden. Op 29 december doet hij Buru aan en zet dan koers naar de Kleine-Soenda eilanden. Hij vaart tussen Adonara en Solor, aan de westzijde, en Lomblen, aan de oostzijde, door, waarna een storm hem dwingt beschutting te zoeken aan de zuidkust van het hoge eiland Alor. Hier blijft de Victoria veertien dagen liggen, om her-stelwerkzaamheden te kunnen uitvoeren. Op 25 januari 1522 steekt Elcano over naar Timor; hij volgt de noordkust naar het oosten, rondt de oostpunt van het eiland en zeilt langs de zuidkust naar het zuidwesten. Na een muiterij van het scheepsvolk onderdrukt, de aanstichters gestraft en een beetje sandelhout en kaneel bijgeladen te hebben, verlaat Elcano de kust van Timor. Hij zeilt tussen Roti en Sawu door de Indische Oceaan op. Eerst doet de Victoria nog enkele exotische eilanden aan. Pigafetta laat weten dat op het eiland Ocoloro, `onder het grote eiland Java’, de vrouwen van de wind zwanger raken; man-nelijke babies worden direct gedood, net als mannen die het eiland bezoeken. In het land van Cimbombom vallen bladeren uit de bomen, die op de grond in levende wezens veranderen en weglopen. Als de Victoria de Indonesische archipel verlaten heeft en de Indische Oceaan opzeilt, begint Elcano een lange west-zuidwestelijke etappe naar 42 ZB. Over deze etappe van 3500 mijl over enkel water, doet de Victoria 36 dagen. Slechts eenmaal zien de zeelieden een stipje land, het kleine Amsterdam-eiland, op 3750’ ZB; 7731’ OL, waar-van zij de ontdekkers zijn. Op 22 maart slaat Elcano een pal westelijke koers in om voorbij Cabo da Boa Esperança te komen. Hiermee begint de ellende pas goed. De Victoria moet optornen tegen zware zeeën en tegenwind. Bovendien is het schip zo lek, dat er voortdurend gepompd moet worden; een inspannend werk voor een verzwakte bemanning, die moet leven op een slap dieet van rijst en water. Al het vlees in de vaten is namelijk bedorven, omdat op Tidore geen zout voorhanden was, om het ingenomen kippen- en varkens-vlees te pekelen. Op zeker moment wordt de koers naar het noordwesten ver-legd, maar in plaats van dat de Victoria in de Atlantische Oceaan uitkomt, bereikt het schip door een navigatiefout op 8 april de Zuidafrikaanse kust bij 3358’ ZB. Het blijkt zich te bevinden bij de Grote Visrivier, nog ruim voor Cabo da Boa Esperança. Acht dagen later zeilt de Victoria ter hoogte van de Kaap. Eerst na twee maanden aanhoudende worsteling met stormen en tegenwinden, slaagt Elcano erin deze te omzeilen. Tot overmaat van ramp verspeelt de Victoria op 16 mei in de storm zijn fokkemast en ra. De door honger, scheurbuik en uitputting gekwelde bemanning smeekt Elcano tenslotte naar Moçambique te zeilen en het schip over te geven aan de Portugezen. De Bask toont nu duidelijk zijn ijzeren wil; hij schreeuwt `Ma inanti determinamo tutti morir che andar in mano dei Portughesi’ (We hebben besloten eerder te sterven dan in handen van de Portugezen te vallen). Eerst op 19 mei vaart de Victoria, alleen op de grote- en de bezaansmast, de Zuidelijke Atlantische Oceaan op. De eerste weken worden, dankzij de Benguela-stroom en de wind in de rug, flinke vorderingen gemaakt, maar rond de evenaar draait de wind en krijgt Elcano ook de stroom tegen. De hongerdood wordt nu een akelige realieit; 21 man zijn inmiddels aan de honger bezweken, onder wie ook veel Molukkers. Pigafetta vermeldt dat als een Molukker een zeemansgraf krijgt, zijn lijk voorover drijft, terwijl de christelijke lijken met het gezicht vroom ten hemel gewend wegdrijven. Op 11 juli ziet Elcano in dat niemand de reis zal overleven als niet ergens voedsel kan worden ingeslagen. Hij laat zijn mannen de keus tussen ankeren aan de Afrikaanse kust, of zich in het hol van de leeuw begeven door een van de in Portugese handen zijnde Kaapverdische eilanden aan te doen. Men kiest voor het laatste en er wordt koersgezet naar het eiland Santiago, waar de Victoria ’s avonds aan een stil strand voor anker gaat. Elcano heeft een goed verhaal om niet de argwaan van de Portugezen te wekken. Zijn schip zou zijn afgedwaald van een Spaanse vloot, die op de terugreis uit Zuid-Amerika door een storm uiteen is geslagen. Het is niet zeker of de vissers die ze ontmoeten het verhaal geloven, maar kennelijk hebben zij medelijden met de onfortuinlijke bezoekers. Zij willen rijst leveren en de zee-lieden hun watervaten laten vullen, waarop 13 mannen het voedsel aan de wal gaan ophalen. Nog in de kleine uurtjes arriveren Portugese soldaten uit een nabijgelegen fort. Elcano, die inmiddels enkele bootladingen rijst heeft ingeno-men, maakt gebruik van de ochtendnevel van 10 juli om haastig zee te kiezen, met de zich aan boord bevindende 18 bemanningsleden en vier Molukkers, een aantal dat eigenlijk te klein is om met de Victoria te kunnen varen. Er liggen op dat moment geen snelle Portugese oorlogsschepen in de haven, die de Victoria niet zou hebben kunnen ontlopen. De 13 zeelieden die nog aan land waren, belanden achter de tralies, nadat een van hen zo dom is geweest een zakje kruidnagelen als betaling voor voedsel aan te bieden, daarmee ver-radend dat de Victoria in de Molukken is geweest.

Bijlage 1.9 De overlevenden.