Categorieën
Portugees kolonialisme

De reis van Fernão de Magalhães. Magalhães in moeilijkheden

Deel 7 Index

Bijlage

De reis van Fernão de Magalhães

1.1. Magalhães in moeilijkheden

Geschreven door Arnold van Wickeren

Bij de verdeling en verkoop van de uit Azamor verkregen zeer rijke buit, wordt niets aangetekend, hetgeen corruptie in de hand werkt. Ook is het onvermijde-lijk dat Magalhães als hoogst verantwoordelijke voor de verdeling en verkoop van de buit, vijanden maakt. In het voorjaar van 1514 dient Pedro de Sousa een klacht tegen hem in; hij beweert dat Magalhães de opbrengst van 30 schapen in zijn eigen zak heeft gestoken. Anderen beschuldigen hem ervan dat hij heeft samengespannen met de Moren en aan hen 400 paarden heeft verkocht. Cameron acht beide beschuldigingen ongeloofwaardig. Samenspan-nen met de Moren betekent verraad, waarop de doodstraf staat. Magalhães zou wel ontzettend dom zijn geweest zich hieraan schuldig te maken. Boven-dien past verraad niet bij zijn karakter.en de opbrengst van 30 schapen is niet de moeite waard. Typerend voor hem is echter wel dat hij in november 1514 spoorslags naar Lissabon terugkeert om koning Manuel te overtuigen van zijn onschuld. Inmiddels is deze op de hoogte van de tegen Magalhães gerezen verdenking en de vorst is ook gerapporteerd dat deze ongevraagd zijn post heeft verlaten. De koning weigert Magalhães zelfs maar te ontvangen en zendt hem terug naar Marokko. Er volgt daar een onderzoek naar de tegen hem ingebrachte beschuldigingen, maar omdat deze niet kunnen worden bewezen, wordt hij van alle blaam gezuiverd.

Het jaar 1516 is voor Magalhães een rampjaar. Terug uit Marokko, hangt hij de hele zomer rond aan het hof, in de hoop te worden benoemd tot kapitein van een karveel, dat naar de Oost zal vertrekken. Omdat vleien en kuipen hem vreemd is, slaagt hij niet in zijn opzet. In oktober 1516 wendt Magalhães zich opnieuw tot koning Manuel. Hij kiest daarvoor een openbare audiëntie uit ofschoon hij, als jong officier en lid van de huishouding van de koning, geens-zins iemand is om in het openbaar voor Manuel op de knieen te gaan. Als de gedrongen gestalte van Magalhães verschijnt, fronst Manuel al zijn wenk-brauwen. Magalhães overhandigt de vorst eerst de documenten die hem vrij-pleiten van onregelmatigheden in Marokko. Vervolgens is hij zo onverstandig om al zijn verdiensten, van negen in Afrika, Indië en Malacca doorgebrachte jaren voor het hof op te sommen. Dan geeft hij te kennen dat hij bevorderd wenst te worden tot de rang van fidalgo da casa de El Rei, wat hem een schamele halve cruzado per maand extra zou hebben opgeleverd. Omdat hij eerder zijn recht komt opeisen dan dat hij om een gunst vraagt en omdat het vreemd is dat een trots en ambitieus man als hij de knie buigt voor zo’n triviaal verzoek, weigert Manuel geërgerd hieraan te voldoen. Als Magalhães wijs was geweest, had hij de schade beperkt, door zich op dat moment terug te trekken, maar hij gaat onverdroten voort. Hij zegt dat hij met zijn 40 jaar te jong is om niet meer actief dienst te doen en vraagt als kapitein van een schip te worden uitgezonden naar Afrika of Azië. Manuel weigert opnieuw. Magalhães voelt zich diep vernederd, temeer omdat hij in het openbaar is afgewezen. Hij zegt met stemverheffing: `Dan is het mij zeker wel toegestaan mijn diensten elders aan te bieden?’ Dom Manuel richt zich in zijn volle lengte op en antwoordt op luide toon: `Dien wie je wilt, horrelvoet, het is mij onverschillig.’ Magalhães is perplex, maar heeft nog de tegenwoordigheid van geest, ’s konings hand te willen kussen, zoals fidalgos plegen te doen, maar Manuel doet zijn handen op zijn rug. Magalhães is zo van zijn stuk gebracht dat hij bij het weggaan struikelt en bijna valt, waardoor de gehele hofhouding in de lach schiet. Blind van woede en diep gegriefd, strompelt Magalhães het paleis uit.

Er is veel gespeculeerd over de redenen die Manuel o Afortunado ertoe kun-nen hebben gebracht geen gebruik te maken van de door Magalhães’ aange-boden diensten, iets waarvan hij spijt heeft zodra hij ervaart dat Magalhães in Spanje steun voor een gedurfd plan heeft verworven. Er is gesteld dat Manuel, die wantrouwend van aard is, Magalhães ondanks dat zijn schuld niet kon worden bewezen, nog steeds niet vertrouwt. Ook is betoogd dat Magalhães reisdoel, zijn vriend Francisco Serrão op Ternate, de vorst niet heeft aange-staan, omdat Serrão beschouwd wordt als een deserteur, die tegen de beve-len in, weigert uit de Molukken terug te keren naar Malacca. Manuel en zijn adviseurs zouden Magalhães voorstel, een doorgang te zoeken naar de Zuidzee, aanmatigend hebben gevonden, omdat daarnaar al vaker vergeefs is gezocht. João Dias de Solis heeft de doorgang gezocht bij de Rio de la Plata, waarbij hij door Indianen is gedood en opgegeten en anderen hebben el paso meer naar het zuiden gezocht. `Hij had zeer wel vermoord kunnen worden; anderen dan Manuel zouden hiervoor niet zijn teruggeschrikt,’ stelt Brossard. Hij merkt ook op dat Portugal op dat moment heel andere zorgen heeft. Het kleine land, met nauwelijks een miljoen inwoners, moet zich grote moeite getroosten om het monopolie op de handel in Oosterse specerijen te verwer-ven. Juist nu deze handel begint vruchten af te werpen, staat hij onder druk, omdat er sprake is van een heuse oorlog met de Arabieren die niet de islam, maar hun handel in de driehoek Aden-Ormoez-Calicut verdedigen en die daar-bij hulp zouden ontvangen van christenen en wel van de republiek Venetië, afnemer van door de Arabieren naar het Midden-Oosten vervoerde specerijen. Bovendien zou de onderneming van Magalhães zich richten op gebied dat wel-licht valt binnen de aan Spanje toegewezen invloedssfeer, wat de relaties met dat land zou kunnen schaden.

De meeste argumenten lijken ver gezocht en doen niet ter zake, omdat Manuel dan nog geen kennis draagt van een door Magalhães gekoesterd plan, dat deze hem tijdens de openbare audiëntie niet heeft voorgelegd. Magalhães heeft bij die gelegenheid – volgens de door Cameron gevolgde lezing van Stefan Zweig – slechts te kennen gegeven dat hij als kapitein zou willen uitvaren naar Afrika of Azië. Het is maar zeer de vraag of Magalhães’ plan in oktober 1516 al zodanig vaste vorm heeft aangenomen, dat hij hierover aan het hof heeft gepraat en dat Manuel dit ter ore is gekomen. Het meest waarschijnlijk is dat Magalhães’ plan in oktober 1516 nog niet is uitgekristalliseerd en dat het niet aan het hof bekend is. Niet het plan is afgewezen, maar de persoon Magalhães heeft al zijn krediet verspeeld. Erg verwonderlijk is dat overigens niet: Manuel heeft al een antipathie tegen hem opgevat toen Magalhães nog een jonge page was en sedertdien is hem een paar maal rapport over hem uitgebracht die hem slechts in zijn mening kunnen hebben gesterkt. Albuquerque, die de koning frequent en uitvoerig placht te schrijven, heeft ongetwijfelt Magalhães’ eigen-zinnige houding in Goa gerapporteerd en diens standpunt over de ligging van de demarcatielijn in Oost-Azië zal; Manuel ook niet onthouden zijn. De in Marokko tegen Magalhães gerezen verdenking ligt de vorst natuurlijk nog vers in het geheugen, maar zijn ongelooflijke ridicule en tactloze optreden tijdens de openbare audiëntie heeft de afwijzing van de door Magalhães aangeboden diensten welhaast onvermijdelijk gemaakt.

Bijlage. 1.2 In Spaanse dienst (1517-1521)