Categorieën
Portugees kolonialisme Spaanse kolonialisme

De Spanjaarden. De komst van andere Europeanen naar het Verre Oosten

Deel 20 Index

Hoofdstuk 2

De komst van andere Europeanen naar het Verre Oosten

2.0 De Spanjaarden

Geschreven door Arnold van Wickeren

De snelle bloei van Macau wordt gevolgd door een snelle achter-uitgang. Een van de oorzaken daarvan is de hebzucht en trots van Portugezen die hen doet vervreemden van de Spanjaarden in een tijd waarin samenwerking tussen beide volkeren geboden is om hun bezittingen tegen de gemeenschappelijke vijanden te verdedigen. Vanaf het prille begin zijn de Portugezen niet bereid geweest om ook maar het kleinste aandeel in hun privileges op het handels-monopolie van Macau af te staan. Het geschil tussen de Portugezen in Macau en de Spanjaarden van de Filippijnen over de Chinese handel wordt bitterder dan ooit aan de vooravond van de Hollandse en Britse agressie. In 1598 wordt een Spaanse gezant, Don Juan de Çamudio van Manila naar China gezonden om met de onder-koning van Canton te onderhandelen over directe handel met zijn provincie. Çamudio wordt in Canton een hartelijk ontvangst bereid. De Chinezen, die een groeiende afkeer van de Portugezen hebben ontwikkeld, zijn thans bereid commerciële betrekkingen met de Spanjaarden aan te knopen. De Portugezen, die zeer bezorgd zijn over het optreden van de Spanjaarden, beweren tegenover de Chinese autoriteiten dat de Spanjaarden piraten en booswichten zijn. De onderkoning en zijn dienaren, die de motieven van de Portugezen kennen, luisteren eerst weinig geïnteresseerd naar hen, maar bevelen hen later zelfs hun mond te houden. De Castilianen wordt een plaats om zich te vestigen aan de kust aangewezen. Deze plaats wordt Pinhal genoemd en ligt op twaalf léguas van de stad Canton. De Spanjaarden beginnen handel te drijven. De Portugezen die zien dat hun belangen in gevaar komen, pogen ’s nachts te vergeefs het schip van de Spaanse gezant in brand te steken. Het Spaanse schip keert in 1599 terug naar Manila met een lading Chinese goederen en met toestemming in de toekomst terug te komen.

In dezelfde tijd wordt een Spaans schip dat van Manila op weg is naar Cambodja door een storm naar Canton gedreven en het lijdt schipbreuk nabij de kust. Het schip heeft deel uitgemaakt van een flottielje van drie schepen, onder bevel van de zoon van de gouverneur van de Filippijnen, Don Luis Perez Dasmariñas1. De overlevenden, 120 Spanjaarden, slagen erin een aantal van de meest waardevolle zaken, alsmede hun wapens en een deel van de artillerie uit het wrak te redden. Zij trekken richting Macau, Don Luis zendt twee soldaten naar Macau en twee anderen naar Canton om hulp van de autoriteiten te vragen. Het tweetal dat naar Macau is gezonden wordt gevangengenomen door Dom Pablo de Portugal, de capitão-mor. Deze dreigt Don Luis Perez de Dasmariñas met gewapend optreden als hij en zijn mannen niet direct vertrekken. Tezelfdertijd worden twee Portugese afgevaardigden naar Canton gezonden, waar zij vruchteloos tegen de Chinese autoriteiten betogen dat de Spanjaarden piraten zijn. De mandarijnen staan de Spanjaarden toe naar Pinhal te gaan. Daar kopen zij een nieuw schip en wachten om naar Cambodja te gaan zodra meer schepen en voorraden, waarom zij de gouverneur van de Filippijnen hebben gevraagd, uit Manila zullen zijn aangekomen. Als het antwoord van Manila uitblijft, poogt Don Luis Perez Dasmariñas met zijn schip naar Manila te zeilen, maar het weer werkt niet erg mee en er zijn teveel mensen aan boord; dus hij blijft voorlopig in Pinhal. De Portugezen zenden hem weer een boodschap, waarin zij hem en zijn mannen dreigen te zullen gevangennemen en naar Goa te zenden, waar zij zullen worden gestraft als zij niet direct vertrekken. Don Luis verklaart waarom hij gedwongen is tijdelijk in China te verblijven en klaagt over wat hij te verduren heeft van een dienaar van dezelfde koning. Hij vraagt om vrijlating van de twee soldaten en hij laat er geen misverstand over bestaan dat hij en zijn mannen zich zullen verdedigen als de Portugezen hen zullen aanvallen. Ontevreden over dit antwoord, besluit de Portugese capitão-mor zijn toevlucht te nemen tot geweld, maar zijn vloot van latijngetuigde boten wordt met grote verliezen afgeslagen. De Portugezen trekken dan terug naar Macau, terwijl de Spanjaarden in de haven van Pinhal verblijven. Later komt een schip uit Manila dat de Spanjaarden in 1599 terugbrengt, samen met de door hen in China gekochte goederen.

1 Zie pagina 220 van deel XVII

2.1 Het lot van de Madre de Deus