Categorieën
Nederlandse kolonialisme Portugees kolonialisme

De vloot van Pieter Willemsz Verhoeff. De aanval van de Hollanders op de Estado da India

Deel 16 Index

Hoofdstuk 1.

De aanval van de Hollanders op de Estado da India

1.4 De vloot van Pieter Willemsz Verhoeff

Geschreven door Arnold van Wickeren

De vijfde VOC-vloot naar Indië, die aanvankelijk in maart 1607 zou vertrekken, zeilt eerst 22 december 1607 uit. De vloot staat onder bevel van admiraal Pieter Willemsz Ver Hoeff, (of Verhoeff) die in de slag bij Gibraltar vlagkapitein bij Heemskerck is geweest. Zijn vice-admiraal is Frans Hendriksz Wittert, die als zodanig is aangenomen en ook om in Oost-Indië te blijven. Bij afwezigheid van Wittert, zal Simon Jansz Hoen als vice-admiraal optreden. De vloot bestaat uit de volgende schepen: Geünieerde Provintiën, Amsterdam, het jacht de Paeuw, Zelandia of Zeeland, Hoorn en het jacht de Griffioen. Deze vier schepen en twee jachten hebben tot bestemming China; de Hollandia en het jacht den Arent gaan naar Ambon; de Roode Leeuw met pijlen heeft tot bestemming Patani; de Middelborch en het jacht de Valck gaan naar Banda; de Delft moet naar Johore en Gresik gaan en de Rotterdam tenslotte dient een bezoek aan Malabar. Bepaald is dat de jachten voor de handel of anderszins in Oost-Indië kunnen blijven. Ook nu is weer sprake van een echte oorlogsvloot, met 2.000 man, onder wie vele honderden soldaten, die zijn uitgerust met vele handwapenen, zoals musketten en korte en lange spietsen.

De vloot neemt de gebruikelijke route langs de Kaap en langs de oostkust van Afrika. Pieter Willemsz Verhoeff arriveert in juli 1608 met zijn negen schepen, vier jachten en 2.000 opvarenden. In de veronderstelling verkerend dat Moçambique in handen van Paulus van Caerden is gevallen, zeilt hij onbekommerd de haven binnen totdat de Portugezen hem met een kanonschot uit de droom helpen. Verhoeff laat zijn mannen direct een landing uitvoeren en treft voorbereidingen voor een aanval. Als zijn batterijen op de eerste dag losbranden, schiet Verhoeff een grote breuk in het fort. De Hollanders hadden hierdoor het fort kunnen binnendringen, als tot de aanval zou zijn overgegaan. Dit wordt echter verzuimd en ’s nachts wordt de niet door de Hollanders ontdekte breuk gedicht en is het gevaar geweken. De volgende morgen doen 25 Portugezen een uitval, doden 30 vijanden en keren allen veilig terug in het fort, met wapens, trommels en vaandels. Kort hierna heft Verhoeff het beleg op en vertrekt op 23 augustus 1608 naar Malabar. Voor Goa aangekomen, zendt Verhoeff de jachten Arent en Valck naar Coromandel, om daar zaken te doen. Zij dienen zich daarna bij de vloot die Malacca gaat belegeren te voegen. Verhoeff vernieuwt op 6 oktober het contract met de zamorin.Op 17 oktober bevindt de Hollandse vloot zich voor Cochin, maar daar blijkt niets te kunnen worden ondernomen. Verhoeff zendt de sloep van de Zelandia, met het contract dat hij met de zamorin heeft gesloten naar Bantam, een gevaarlijke, maar niet ongebruikelijke reis voor een barkas. Op 22 oktober is Verhoeff bij Sri Lanka. Hij stuurt het jacht Griffioen naar Atjeh, om inlichtingen in te winnen en die bij hem voor Malacca te brengen. De admiraal zendt het jacht de Paeuw op 16 november naar Kedah en Poeloe Pinang op te zien of bij deze plaatsen Portugese schepen liggen.

Op 23 november begint Verhoeff met zijn negen grote schepen aan de blokkade van Malacca, terwijl hij wacht op de terugkeer van zijn vier jachten. Als deze terug zijn, zou hij 1.000 man, met de benodigde artillerie aan wal kunnen zetten, waarbij hij rekent op de hulp van de radja van Johore. Verhoeff heeft Abraham van den Broeck, koopman van de Compagnie te Batoe-Sawar, al geschreven de radja te verzoeken binnen twee maanden een vloot met hulptroepen naar Malacca te zenden. De radja en zijn broer, de jang-di-pertoewan, hebben daarin weinig zin, omdat de Hollanders hen geen steun hebben geboden toen 24 Portugese vaartuigen Batoe-sawar hadden afgebrand en hen hadden genoodzaakt naar Bintan(g) te vluchten. Van een aanval op Malacca komt niets en Verhoeff verdeelt een paar maanden na aankomst voor Malacca zijn vloot. Hij zendt de Roode Leeuw met pijlen en de Griffioen naar Japan. Aan boord van beide schepen bevinden zich enige kooplieden. Te Batoe-sawar blijft Jacques Obelaer als opperkoopman. De rest van de schepen vertrekt in februari 1609 naar Bantam. Op 19 februari zendt Verhoeff vice-admiraal Wittert met de Amsterdam en de jachten Paeuw en Arent, over Makassar, naar de Molukken en hij gaat zelf met de rest van zijn schepen naar Banda.

Wittert stelt te Makassar de koopman Samuel Denis (Denijs) aan, om daar te beschikken over een tussenpost, vanwaaruit de Molukken van rijst en andere benodigdheden kunnen worden voorzien. De handel is daar nog meest in handen van de Portugezen van Malacca. Denijs timmert een nieuwe loge en tracht een nieuw pakhuis te krijgen van de kraeng van Gowa, die op dat moment oorlog voert met Boni. Na een overwinning in 1610 voert Gowa ook in Boni de islam in.

Wittert komt op 3 juni 1609 aan op Ternate. Hij sluit met de sultan een akkoord, waarbij deze zijn tollen en domeinen afstaat aan de Compagnie, terwijl de VOC de sultan ook in rekening brengt de kosten tot bevrijding van zijn land van de Spanjaarden. Wittert bouwt, met behulp van de Ternatanen ook een fort opt eiland Motir (fort Nassau), om zich van de kruidnagelenoogst op dit eiland te verzekeren. Het bevel over het garnizoen van 40 soldaten in fort Nassau wordt opgedragen aan kapitein Adriaen Clementsz Stolck. Op Makian zijn op dat moment drie forten, namelijk bij Tafasoho, Ngofakiaha en Tabelolo, met een bezetting van tezamen 120 soldaten, onder bevel van kapitein Apollonius, die de forten heeft gebouwd.

In het jaar 1608 brengen drie schepen van de East India Compagny, onder bevel van William Keeling, een bezoek aan Bantam. Hij komt in juli voor Priaman en in oktober voor Bantam, waar hij de Engelse factorij in treurige toestand aantreft; tegengewerkt door de Hollanders en bestolen door de Chinezen, verkeert zij in een ellendige staat van achteruitgang. Keeling weet met kalmte de zaken te verbeteren, vooral omdat hij goede betrekkingen aanknoopt met de Nederlandse factor in Bantam, Jacques l’Hermite. Als Verhoeff in Banda aankomt, treft hij daar kapitein Keeling, die in december van Bantam is vertrokken en die 8 februari 1609 voor Banda is gearriveerd, om op de eilanden in de omtrek foelie1 te kopen. Om vaste voet op Banda Neira, het grootste van de Banda eilanden, te verkrijgen, laat Verhoeff zijn mannen daar een fort bouwen. Omdat op Banda geen bestuurders zetelen, treedt een sjahbandar op als hun vertegenwoordiger, met wie Verhoeff een contract wil aangaan. Op 21 mei wordt afgesproken dat Verhoeff hiertoe op Neira van boord zal gaan. Hij gaat de volgende dag, met zijn ‘breeden raad’ en een compagnie soldaten aan de wal, waar hij niemand vindt. Een op onderzoek uitgestuurde assistent, die maleis spreekt, laat weten dat de sjahbandar bang geworden is van het grote aantal soldaten. Hij laat vragen of Verhoeff met niet meer dan tien of twaalf personen bij hem komt. Verhoeff voldoet aan het verzoek, maar zodra Verhoeff en de zijnen aankomen, worden zij door volk van de sjahbandar gedood. Bij elkaar worden 40 Nederlanders vermoord. Keeling wordt direct ervan verdacht medeplichtih te zijn aan de moord en men dwingt hem te vertrekken.

Bij afwezigheid van Wittert, neemt Simon Jansz Hoen, als vice-admiraal, het bevel opzich. Hij laat, tegen de verwachting der Bandanezen, Fort Nassau voltooien en hij voert op 13 juni met alle boten en 600 man een landing op Neira uit, om de moord te wreken. Een aantal Bandanezen wordt gedood, de rest neemt de vlucht en veel van hun eigendommen worden buitgemaakt. Hierop wordt tenslotte een ‘contract van eeuwige vrede’’ gesloten, De vrede zal echter niet lang duren. Hoen laat de schepen Rotterdam en Hoorn bij Banda en vertrekt met de Hollandia, Middelborch, Geünieerde Provintiën en Delft naar Ambon en de Molukken. Bij Ambon vindt hij dat het volk van Loehoe en Combello op de kust van Ceram zich niet houdt aan het in 1605 met Steven van der Haghen gesloten contract en het kost hem de grootste moeite de mensen ervan te overtuigen tegen dezelfde voorwaarden kruidnagelen te leveren als met hun vorst, de sultan van Ternate, is afgesproken. Voor Hoen van Ambon vertrekt, benoemt hij, na overleg met zijn ‘breeden raad’ de opperkoopman Jaspar Jansz tot opvolger van gouverneur Frederick de Houtman, maar de benoeming gaat niet direct in, omdat Frederick de Houtman nog lang niet vertrekt.

Aan het bezit van versterkte plaatsen in de Molukken wordt zowel door de Hollanders als de Spanjaarden veel waarde gehecht. Zo hebben de Spanjaarden op Ternate een halve mijl ten westen van Gammelamme, naast hun Fortaleza las Fuorsas del Rosario, nog een tweede fort gebouwd, waarna Hoen, als antwoord hierop, naast het fort in het plaatsje Malajoe, ook een tweede fort op Ternate heeft laten bouwen. Bedoeld is het fort bij Tacomi, dat ook wel Willemstadt wordt genoemd. Hoen laat de Grote Zon voor het tweede Nederlandse fort op Ternate twee zware stukken geschut2 van het eiland Banda halen. Het eiland Tidore is nog geheel in Spaanse handen, nadat Matelieff er in 1607 niet in is geslaagd de Spanjaarden van het eiland te verdrijven. In november gaat Hoen met de Hollandia en de Geünieerde Provintiën naar het eiland Batjan. Hij neemt daar dankzij de hulp van kapitein Apollonius Scotte en Jan Dircksz Lam het Spaanse fort op het eiland in. Bij de strijd om het fort zijn 36 Spanjaarden gesneuveld en raken tien Nederlanders gewond. Hoen sluit vervolgens een contract met de radja van Batjan. Kapitein Adriaen van der Dussen is de commandant van een garnizoen van 45 soldaten op Batjan. Hoen zeilt vervolgens naar Ternate en belooft de sultan hulp tegen Tidore, naar welk eiland hij begin januari 1610 koers zet. Hoen wordt echter ziek en overlijdt op 12 januari aan boord van de Hollandia. Omdat er geen opvolger voor Hoen is aangewezen en vice-admiraal Wittert zich in de Filippijnen bevindt, waarover later, ontstaat er een enorm gekrakeel tussen de scheepskapiteins. De kapiteins die aan boord van de Delft voor Malajoe liggen, laten 15 maart 1610 weten dat zij met 39 man van de Hollandia Tacomi hebben bezet. De Hollandia is naar Ambon gegaan, om kruidnagelen te laden. Onderweg hebben zij op het eiland Batjan met 50 man van kapitein Adriaen van der Dussen, aangevuld met 16 man van de Hollandia, het fort bij Laboean bezet. De Hollandia heeft enige dagen gekruist op schepen komende uit Manila. Zij hebben twee vaartuigen genomen en 50 Spanjaarden gevangen gemaakt. Hierdoor kunnen zij met de Spaanse bevelhebber van het Fortaleza las Fuorsas del Rosario onderhandelen over de vrijlating van de sedert 1608 gevangen zittende admiraal Paulus van Caerden. De Spaanse bevelhebber eist aanvankelijk de vrijlating van alle Spaanse gevangenen, de overdracht van Fort Malajoe, 6.000 gouden dukaten en de belofte dat Van Caerden nooit meer zal terugkomen. Tenslotte komen Van Caerden en nog tien andere Hollanders vrij, tegen betaling van 6.000 realen van achten, die Van Caerden zelf verschaft. Nadat Van Caerden door de Spanjaarden is overgedragen, neemt hij de leiding weer op zich, maar hij wordt, alweer door zijn eigen onvoorzichtigheid, begin juli op zijn schip de Goede Hope opnieuw krijgsgevangen gemaakt. Op 9 juli zenden de Spanjaarden Van Caerden naar Manila. Een dier dagen zijn ook kapitein Clements, commandant van het fort op Motir, de koopman Pieter Sijmonsz van de Delft en nog twee anderen het slachtoffer van hun onvoorzichtigheid. Zij gingen met de boot naar Tafasoho, maar worden door de Tidorzen aangevallen en onthoofd.

Zoals gezegd is vice-admiraal Wittert naar de Filippijnen vertrokken en wel op 23 september 1609. Zijn vloot bestaat uit de Amsterdam, den Arent3, de Paeuw en de sloep van de Delft. Het jacht de Valck wordt Van Caerden met brieven achterna gezonden. De eerste maanden doen zich vele kleine schermuselingen met de Spanjaarden voor, waarbij over en weer telkens enige doden of gewonden vallen. Maar op 25 april 1610 worden de drie schepen van Wittert overvallen door een Spaanse vloot die uit acht of negen schepen bestaat. De Spannjaarden overmeesteren in een hevig gevecht de Amsterdam en de Valck en schieten de Arent in brand. Admiraal Wittert wordt doodgeschoten en zo eindigt de tocht naar de Filippijnen voor de Hollanders in een fiasco.

Nadat Cornelis Matelieff, – zoals vermeld – in 1607 een vergeefse poging heeft ondernomen om het eiland Tidore op de Spanjaarden te veroveren, verschijnt – volgens Marco Ramerini op 16 juni 1608 admiraal Paulus van Caerden met zeven schepen en veel Ternataanse soldaten voor Tidore, om zich meester te maken van het door capitán Lucas de Vergaria verdedigde eiland. Van Caerden heeft evenmin succes. Zoals we zagen, is ook de aanval van Simon Jansz Hoen op Tidore in januari 1610 op een fiasco uitgelopen. Tidore blijft dus in Spaanse handen en zal dat – afgezien van een Hollandse verovering van fort Marieco in februari 1613 en een kortstondige bezetting daarvan, tot 1663 blijven. Desondanks zijn de Hollandse veroveringen in de Molukken aanzienlijk; het gebied van de Compagnie in de Molukken bestaat in 1610 uit het Fort Oranje in Malajoe, met 80 Europeanen en 3.000 inheemsen; Willemstadt of Tacomi, met 1.000 inwoners, waarbij zich steeds meer Ternatanen voegen, die de bescherming zoeken. Op Makian hebben de Hollanders in de eerste maanden van 1609 aan de westkust van het eiland bij het dorp Tafasoho het fort De Zeven Provinciën, dat vier bolwerken bezit, gebouwd, Bij Ngofakiaha, in het noorden van het eiland, is Fort Mauritius, dat eveneens vier bolwerken bezit, verrezen. In het zuidwesten van Makian, bij het dorp Tabelolo is het derde Hollandse fort verrezen. Dit fort Tabelolo heeft drie bolwerken. Tezamen hebben de drie Nederlandse forten 125 Europese en 8.000 inheemse inwoners. Fort Nassau op Motir heeft drie bolwerken, 50 soldaten en 2.000 inwoners. Kapitein, tevens opperkoopman, van Motir en Batjan is Apollonius Scotte. In het op de Spanjaarden veroverde fort op Batjan, dat de naam Fort Barnevelt heeft ontvangen. Is een garnizoen van 45 soldaten man gelegerd, onder bevel van kapitein Adriaen van der Dussen.

1 Dit is een merkwaardige mededeling, omdat foeli de bloesemblaadjes zijn van de muskaatnotenbomen,, die nooit afzonderlijk, maar altijd tezamen met de nuskaatnoten worden verkocht.

2 De Grote Zon dient eveneens twee zware stukken geschut naar Ambon te brengen

3 De Arent is eigenlijk bestemd om naar Coromandel te gaan, maar Wittert zond liever de Eendracht met de sloep van de Middelborch naar Bantam, om van daar met de Kleine Zon naar Coromandel te vertrekken.

Hoofdstuk 2. Overige verwikkelingen in de Estado da India 2.0 Expedities van de East India Compagny naar Azië