Hoofdstuk 4
Twisten met Castilië
4.2 Fernando I (1367-1383); oorlogen met Castilië
Geschreven door Arnold van Wickeren
Fernando, zoon van Pedro I en Constança, is 22 jaar als hij in 1367 aan de macht komt. Hij is knap, heeft liberale opvattingen en is onstuimig. Fernando erft een stabiele troon, Portugal is als geheel redelijk welvarend en de inkomsten van de koning zijn hoog. Er zijn ook bijna geen verwikkelingen met het buitenland. Portugal zal echter spoedig betrokken raken bij de problemen rond de troon van Castilië. In dat land regeert sedert 1350 Pedro de Wrede. Diens troon wordt betwist door Don Enrique de Trastámara, één van de vele natuurlijke broers van Pedro. In 1353 treedt Pedro in het huwelijk met Blanche van Bourbon. Hij verlaat reeds na twee dagen zijn vrouw voor zijn maîtresse, een daad die de woede wekt van Charles V (1364-1380) van Frankrijk en paus Innocentius VI (1352-1362) en Don Enrique een voorwendsel geeft de strijd met zijn broer aan te binden. De strijd verloopt in het voordeel van Pedro en Enrique wijkt in 1356 uit naar Aragón. Pedro bindt nu de strijd aan met dit land, waarmee geschillen bestaan. In 1362 sluiten Castilië en Aragón na pauselijke bemiddeling, maar zonder Enrique daarin te kennen, vrede. Enrique wijkt daarop uit naar Frankrijk en vraagt hulp aan Charles V. Deze ziet in een veldtocht tegen Castilië een middel om af te komen van de talrijke benden die na de wapenstilstand met Engeland in 1360, het zuiden van het land brandschatten en plunderen. Bertrand du Guesclin verzamelt de meeste benden voor de veldtocht. Nadat de troepen paus Urbanus V (1362-1370) in Avignon, onder bedreiging de stad te plunderen, 200.000 goudfranken voor `reiskosten’ hebben afgeperst, trekken zij op tegen Pedro de Wrede, die wordt verslagen en van de troon gestoten.
Hierop wordt Enrique de Trastámara als Enrique II tot koning van Castilië gekroond. Pedro doet daarop een beroep op Edward van Wales, zoon van de Engelse koning Edward III, bijgenaamd de `Zwarte Prins’. Engeland wil het verbond tussen Frankrijk en Castilië verbreken, omdat de machtige Castiliaanse vloot een ernstige bedreiging voor Engeland vormt. In een van de beroemdste veldslagen van de Middeleeuwen lijden de Fransen onder Du Guesclin op 13 april 1367 bij Najera een verpletterende nederlaag tegen de `Zwarte Prins’. Pedro bestijgt opnieuw de troon van Castilië. In 1369 zendt Charles V Bertrand du Guesclin weer met een leger de Pyreneeën over om aan de zijde van Enrique opnieuw de strijd met Pedro aan te binden. Pedro wordt in het nauw gebracht en biedt Du Guesclin zes leengoederen en 200.000 gouden dobles aan als deze hem uit zijn belegerde kasteel in veiligheid brengt. Du Guesclin aanvaardt dit aanbod, maar geeft Pedro over aan Enrique. Nadat beide rivalen tegenover elkaar staan, grijpt Pedro een mes om Enrique neer te steken, hetgeen door een waakzame Franse ridder belet wordt. Hierop doodt Enrique Pedro met een dolkstoot en herovert de troon van Castilië.
Vele Castilianen beschouwen Enrique niet als hun legitieme koning. Pedro de Wrede heeft echter geen mannelijke nakomelingen. Fernando I van Portugal is een legitiem kleinzoon van koning Sancho IV (1284-1295) van Castilië. Daarom bieden na de dood van Pedro enige Galicische steden Fernando hun trouw aan. Fernando claimt daarop de troon van Castilië en trekt Galicië binnen, waar hij enthousiast verwelkomd wordt. Enrique valt als vergelding Portugal binnen en bezet Braga. Terwijl hij Guimarães belegert, bedreigt de Marinidische koning van Granada, Muhammad V (1354-1359; 1362-1391) die een bondgenoot is van de legitimisten in Galicië, christelijk Andalusië. Dit gevaar noopt Enrique ertoe zich uit Portugal terug te trekken. Fernando sluit op 29 juni 1370 een tegen Enrique gericht verdrag met Pedro IV van Aragón (1336-1387), die tussen 1356 en 1369 al enige verwoestende oorlogen met Castilië heeft uitgevochten. Fernando verlooft zich met de Aragonese prinses Leonor. Er komt een einde aan de voor Portugal desastreus verlopende oorlog, nadat paus Gregorius XI (1370-1378) vrede op het Iberisch schiereiland heeft bewerkstelligd. In maart 1371 wijzigt Fernando plotseling zijn politiek. Hij sluit met Castilië de Vrede van Alcoutim, waarbij hij zijn aanspraken op de Castiliaanse troon intrekt en belooft de dochter van Enrique II, Leonor, te huwen. Met deze belofte, verbreekt hij zijn eerdere verloving met de Aragonese Leonor. Fernando komt opnieuw zijn huwelijksbelofte niet na door in 1372 de Portugese Leonor Teles de Menezes te trouwen, hoewel deze al getrouwd is en ondanks felle protesten van de burgers van Lissabon.
Fernando sluit in 1372 een verbond met de Engelsen in de persoon van John of Gaunt (Jan van Gent), hertog van Lancaster en derde zoon van koning Edward III. Lancaster is niet alleen een ervaren krijgsman, maar oefent in feite de macht in Engeland uit. Hij is gehuwd met een dochter van Pedro de Wrede en meent daarom de troon van Castilië te kunnen opeisen. Het bondgenootschap tussen Fernando en Lancaster tart Enrique II, die daarop Portugal binnen-valt, Viseu verovert en een aanzienlijk deel van het land plundert en verwoest. De Castilianen bereiken Lissabon en bezetten een groot deel van de stad, daarbij in brand stekend en verwoestend wat zij maar kunnen. In januari 1373 belooft Lancaster Portugal hulp tegen Castilië. Deze blijft echter uit, omdat hij zijn veldtocht van juli 1373 tegen Frankrijk voorbereidt. Fernando wordt daarom gedwongen op 19 maart de vernederende Vrede van Santarém te sluiten. Hij dient zijn verbond met Engeland te verbreken en zich een bondgenoot van Castilië te tonen. Bovendien moet hij enige kastelen aan Castilië afstaan en een aantal personen in gijzeling geven. De gedwongen verbreking van het Anglo-Portugese bondgenootschap weerspiegelt het overwicht dat de bondgenoten Frankrijk en Castilië tijdens de Honderdjarige Oorlog op Engeland verkrijgen. Als de strijd na afloop van de wapenstilstand in 1369 hervat wordt, moet Engeland de maritieme kracht van Castilië vrezen. Op 23 juni 1372 vernietigt een Castiliaanse vloot, onder bevel van de beroepsadmiraal Ambrosio Boccanegra, bij La Rochelle een Engels eskader onder leiding van een schoonzoon van koning Edward, de onervaren graaf van Pembroke. Bij dit treffen wordt een schip met 20.000 Engelse ponden aan boord tot zinken gebracht. Deze geldsom is goed voor de soldij van 3.000 Engelse soldaten in Aquitanië gedurende een jaar. Tussen 1374 en 1378 brengt een eskader onder Sancho de Tovar aan de Engelse zuidkust grote verwoestingen teweeg. In 1380 vaart deze admiraal met 20 galeien de Theems op en steekt Gravesend en Winchelsea in brand. De maritieme kracht van Castilië doet zich ook in de 15e eeuw tegenover Engeland gelden. Pedro Niño teistert met zijn aanvallen de Engelse kusten en Castiliaanse eskaders helpen bij de verovering van Pontoise, Dieppe, Honfleur, Caudebec en Rouen op de Engelsen.
De instabiliteit en de economische ontreddering die door de Honderdjarige Oorlog in West-Europa zijn ontstaan, worden nog verergerd door het schisma in de kerk. Als paus Gregorius XI (1370-1378) na afloop van de strijd in 1377, op aandringen van Catharina van Siëna, de Heilige Stoel van Avignon definitief terug verplaatst naar Rome, blijven de Franse kardinalen aan het weelderige pauselijke hof in Avignon achter. Op 9 april 1378 wordt de aartsbisschop van Bari tot opvolger van Gregorius gekozen; hij neemt de naam Urbanus VI (1378-1389) aan. Voor de Franse kardinalen is Urbanus, een man van lage afkomst, als paus onaanvaardbaar. Zij kiezen daarom op 20 september 1378 een tegenpaus: kardinaal Robert van Geneve, een wreed veldheer die zich de bijnaam `de Slager van Cesena’ verworven heeft. Hij noemt zich Clemens VII (1378-1394). De Iberische staten kiezen voor Urbanus. Onder Franse druk moeten de beide Spaanse koningen, Juan I van Castilië (1379-1390), die Enrique II na diens overlijden is opgevolgd, en Pedro IV van Aragón (1336-1387), paus Clemens erkennen. Een voorbeeld dat door Portugal gevolgd moet worden. De meeste andere landen, waaronder Engeland en het Duitse rijk steunen Urbanus VI, ofschoon deze na zijn pausverkiezing is ver-anderd van een nederig man in een krankzinnige despoot en daarom de geschiedenis is ingegaan als `Urbanus de Verschrikkelijke’.
Eerst na de dood van Enrique II durft Fernando Castilië weer te trotseren. In 1380 wordt de Engelse relatie hersteld en in juni 1381 komt een jongere broer van Lancaster, Edmund van Langley, graaf van Cambridge (later hertog van York), en een onbeduidende man, met 3.000 soldaten naar Portugal om Castilië binnen te vallen. Fernando erkent onder invloed van de Engelsen opnieuw paus Urbanus VI. De Engelsen gedragen zich in Lissabon weinig beter dan de Castilianen. Zij beschouwen Portugal als een veroverd land. Bovendien gaat vrijwel de gehele Portugese vloot verloren. Het avontuur op het Iberisch schiereiland leidt in Engeland al evenzeer tot grote problemen. De nieuwe belastingheffingen die de Engelse bevolking zijn opgelegd om Lancaster de troon van Castilië te doen bemachtigen, leiden in november 1381 tot een opstand van de Engelse boeren die echter wordt onderdrukt. Omdat het Anglo-Portugese leger eerst in december 1381 de grens met Castilië bereikt, is de veldtocht eigenlijk al mislukt. Dit is zeker het geval als dit leger pas in juli 1382, ergens tussen Elvas en Badajoz, tegenover het Castiliaanse leger komt te staan. De Engelse troepen zijn onervaren en beschikken niet over ruiters. Op 10 augustus bezoeken enige Portugese bevelhebbers het Castiliaanse kamp en sluiten een geheim verdrag. Overeengekomen wordt dat de tien-jarige Beatriz, het enige wettige kind van Fernando I, Juan I van Castilië zal huwen, wat later ook gebeurt, ondanks haar verloving met Edward, de zesjarige zoon van Edmund van Langley. Voorts wordt in het geheime verdrag bepaald dat Castilië schepen zal leveren om de Engelsen te evacueren, hetgeen eveneens geschiedt. Tenslotte kiest Portugal opnieuw voor paus Clemens VII.
De militaire avonturen van Fernando I leiden in Portugal tot een galopperende inflatie, nadat de Portugese munt vanaf ongeveer 1360 reeds voortdurend verzwakt is. De geldontwaarding zal blijven aanhouden tot 1409, een decennium nadat vrede en rust zullen zijn teruggekeerd. De achterliggende oorzaak van de enorme prijsstij-gingen, is het gebrek aan goud en zilver. Deze oorzaak zal eerst worden weggenomen als in de jaren veertig van de 15e eeuw het eerste goud uit Afrika beschikbaar komt. De omvang van de geldontwaarding blijkt daaruit dat in 1325 één mark (230 gram zilver) 19 Portugese libras waard is, terwijl in 1435 voor dezelfde mark, 25.000 libras moeten worden neergeteld. De enorme prijsstij-gingen leiden, naast alle verwoestingen die de opeenvolgende oorlogen met zich brengen, tot een grote sociale ontreddering. De ontevredenheid van de lagere klassen richt zich vooral op de middenklasse van handelaren, die alsmaar hun prijzen verhogen. De eerste rellen hebben reeds in 1372 in Lissabon plaatsgehad toen de koning met Leonor Teles in het huwelijk trad. Nadien blijkt in de cortes hoe de onrust in het gehele land voortdurend toeneemt. Deze situatie is er de oorzaak van dat Fernando er weinig moeite mee heeft voldoende soldaten en avonturiers aan te trekken voor zijn veldtochten tegen Castilië. Slechts de adel heeft baat bij de oorlogen en sommige adellijke families (Menezes en Castro) weten zich ongehoorde voorrechten te verschaffen. Ook de joden, die ‘s konings bescherming genieten, schijnen een belangrijke rol in de financiering van de oorlogen te hebben gespeeld. Het schisma in de kerk verdeelt de geestelijkheid en de gelovigen. Koningin Leonor is gehaat bij het volk; zij wordt gezien als de kwade genius achter de koning en zij zou er slechts op uit zijn de belangen van de adel, in het bijzonder die van haar familie, te dienen.
Toch doet de koning zijn best om de crisisverschijnselen te bestrijden. Het restaureren van kastelen en het van nieuwe verdedi-gingswallen voorzien van Lissabon, Porto en Évora dient ter verdediging van het land en verschaft het stadsproletariaat werk. De ontvolking van het platteland, leidend tot een toename van de fogos-mortos (braakliggende gronden) wordt ook aangepakt. Op 26 mei 1375 vaardigt Fernando zijn Lei das Sesmarias uit, waarbij eigenaren van landerijen, onder bedreiging van strenge straffen, verplicht worden deze in cultuur te brengen of te verpachten. Dit geldt vooral de kerk die veel nieuw verworven grond braak laat liggen of voor minder productieve doeleinden dan voorheen aanwendt. Aan de andere kant bindt de wet de landarbeiders zoveel mogelijk aan de grond en aan hun heer, waarmee hun mobiliteit beperkt wordt. De wet houdt de lonen laag en treedt op tegen werk-schuwen en zwervers. Het volk ziet niet in dat de koning met zijn Lei das Sesmarias tracht de landarbeiders en hun gezinnen een bestaan te garanderen om te voorkomen dat nog velen van hen zich voegen bij het werkloze lompenproletariaat in de steden, terwijl Fernando ook beoogt de agrarische productie zoveel mogelijk in stand te houden. Het volk beschouwt de Lei das Sesmarias vooral als een wet die dient om de adel te bevoordelen. De wet en plaat-selijke maatregelen die haar versterken gaan bovendien in tegen de maatschappelijke ontwikkelingen. De Portugese maatschappij tendeert tussen ongeveer 1375 en 1425 naar vergroting van de mobiliteit van de factor arbeid en een eeuw later werkt vrijwel iedere arbeider op basis van een opzegbaar of tijdelijk arbeidscontract. Ofschoon sommige voormalige landarbeiders die in de steden geen werk vinden noodgedwongen terugkeren naar het platteland, blijft er een tekort aan werkers op het land bestaan. Dit tekort brengt veranderingen in de agrarische productie teweeg. De productie van granen neemt af, waardoor soms tekorten aan tarwe ontstaan, hetgeen in later tijd, als de bevolking weer toeneemt, tot aanzienlijke structurele importen van graan zal leiden. De veeteelt en dan vooral het houden van schapen neemt toe, waardoor de wolproductie stijgt. Ook de voortbrenging van olijfolie en wijn vermeerdert, omdat wijn- en olijfgaarden minder arbeid vergen dan het verbouwen van granen. Het land wordt een belangrijke wijn-exporteur. Tenslotte stijgt, ondanks de invoering van de Lei das Sesmarias, het areaal aan braakliggende gronden, dat beschikbaar is voor de jacht.
Fernando bevordert ook de internationale handel. Hij streeft ernaar van Portugal, in wezen een landbouwstaat, een handelsnatie te maken. Om de groei van een kleine, maar doelmatige koopvaardij-vloot te bevorderen, moedigt de koning de bouw van handels-schepen aan. Vanaf het jaar 1377 ontvangt iedereen die een schip van meer dan honderd ton wil bouwen gratis hout uit de koninklijke bossen. Uitrustingsstukken kunnen belastingvrij uit andere landen worden ingevoerd en op de goederen die de schepen vervoeren wordt een uiterst genereuze reductie van in- en uitvoerrechten toegepast. Dit alles geschiedt ter aanmoediging van de handel met Frankrijk en Vlaanderen, hoofdzakelijk in laken en timmerhout. Fernando stelt tevens een vorm van zeeassurantie in, waarmee hij zijn tijd ver vooruit is. Op deze wijze ontstaat een nieuwe klasse van koopvaarders. Een probleem is echter dat er niet voldoende ervaren zeelieden zijn. Het gebrek aan goede zeelieden zal voor Portugal een probleem vormen gedurende de gehele periode van zijn maritieme expansie.
De maatregelen die Fernando treft om de economische en sociale situatie te verbeteren, zijn goed bedoeld, maar sorteren niet het gewenste effect. Daarvoor is de algehele ontwrichting tengevolge van de oorlogen en de internationale crisis te groot en wordt het land te zwak bestuurd. Fernando gaat de geschiedenis niet in als een `goede koning’ die zijn volk heeft weten te beschermen, maar eerder als een vorst die niet in staat is geweest zijn volk vrede, rechtvaardigheid en voorspoed te bezorgen. Fernando zou over-heerst zijn door zijn vrouw Leonor Teles de Menezes en haar minnaar, de Galicische ridder João Fernández Andeiro, later graaf van Ourém. De koning overlijdt op 22 oktober 1383; hij is op een leeftijd van 38 jaar reeds afgeleefd.