Categorieën
Portugees kolonialisme

Het Conselho de Governo Interino van António de Melo e Castro, Manuel Corte-Real de Sampaio e Luís de Miranda Henriques (1668-1671). De Estado da India op weg naar herstel

Deel 21 Index

Hoofdstuk 3

De Estado da India op weg naar herstel

3.2 Het Conselho de Governo Interino van António de Melo e Castro, Manuel Corte-Real de Sampaio e Luís de Miranda Henriques (1668-1671)

Geschreven door Arnold van Wickeren

Volgens de al lang bestaande traditie, moet na het overlijden van de eerste Conde de São Vicente een beroep worden gedaan op de documenten die de opvolging regelen en die worden bewaard in een met drie sleutels gesloten kist in de kerk van São Francisco Xavier. De kist wordt naar de Casa Profeca van de jezuïeten gebracht en op 7 november geopend in tegenwoordigheid van de leden van het Conselho do Estado en andere burgerlijke en geestelijke dignitarissen. Het vijfde Conselho de Governo Interino dat hierbij in het leven wordt geroepen dient te regeren tot de aankomst van een nieuwe vice-rei. De zich openbarende onzekerheden veroorzaakt door het drama van Pedro’s ten val brengen van zijn broer, de interne vraagstukken van het koninkrijk in die jaren, de Europese machinaties die inherent zijn aan de eerste stappen die Louis XIV zet om een deel van het territorium van Carlos II van Spanje in Vlaanderen in handen te krijgen en de natuurlijke vertragingen die het resultaat zijn van het verschil in tijd en afstand van het Reino tot de Estado da India, leiden er natuurlijk allemaal samen toe dat het twee jaren duurt voordat de nieuw vice-rei op zijn post aankomt. Het vijfde Conselho de Governo zal zich daarom bezighouden met de zaken van de Estado da India vanaf november 1668 tot mei 1671. De drie leden van de raad zijn Luís de Miranda Henriques, Manuel Corte-Real de Sampaio en António de Melo e Castro.

Alle drie nieuwe gouverneurs hebben ervaring van betekenis in de Estado da India. Corte-Real de Sampaio heeft gediend in het Conselho do Estado in Goa, onder São Vicente, terwijl Miranda Henriques toen capitão van Diu was. António de Melo e Castro, volgens enigen een ver familielid van de voormalige vice-rei met dezelfde naam, bezit wellicht de meest indrukwekkende staat van dienst aan de Kroon. Zoon van Jerónimo de Melo e Castro, gouverneur van het kasteel van São Filipe in Setubal, alcaide-mor van Vila Viçosa en capitão-mor van de Armada naar Indië in 1588; zijn grootvader aan vaders kant en zijn oom hebben ook in de Estado da India gediend. Tegen de late jaren zestig, had António al meer dan 20 jaar in Azië gewoond; hij is driemaal in het huwelijk getreden; hij heeft drie zonen en hij wordt beschouwd als een echte casado. Van het Conselho van Zijne Majesteit heeft Melo e Castro de posten bezet van capitão-mor do campo de Ceilão (waar hij zichzelf heeft onderscheiden bij de verdediging van Colombo in 1655-1656), van de Armada do Norte, General das Armadas do Reino, Capitão da Cidadela de São Sebastão in Baçaim en van 1664 tot 1667, Capitão van Moçambique en Sofala. De ambtstermijn van het Conselho de Governo Interino van de Melo e Castro, Corte-Real de Sampaio en Miranda Henriques is veel minder bekritiseerd dan het Conselho van Mendonça Furtado en Lencastre in het begin van de jaren zestig. Dit nu is een klein kunstje. Als de minuten van gouverneurs van het Conselho do Estado van Goa worden geopenbaard, nemen Melo e Castro en Corte-Real de Sampaio in wezen de belangrijkste beslissingen betreffende de Estado da India vanuit de Salla Real van het Palacio da Fortaleza, onder welke naam het paleis van de vice-rei bekend staat. Miranda Henriques bereikt nimmer Goa om te delen in de plichten van het bestuur, vanwege de verwoestende aanval van de Omani-Arabieren bij Diu in november 1668, waarbij Diu-stad geplunderd wordt en de vijand grote buit verwerft. Het kost Miranda Henriques al zijn energie in de volgende jaren om de handel van deze vitale havenstad aan de Golf van Cambay te doen herleven.

Het gouverneurschap van twee en een half jaar van het Conselho de Governo verschilt niet veel van de politiek van de voorafgaande jaren. Uit de bestaande documenten blijkt dat Melo e Castro en Corte-Real de Sampaio, afgezien van een paar uitzonderingen, bereid zijn de machinerie van de Estado da India te doen functioneren als voorheen. Het feit dat het Conselho de Governo Interino slechts acht belangrijke Assentos neemt gedurende deze jaren is een aanwijzing voor deze stijl van regeren. Desondanks zijn beide gouverneurs bezorgd de belangen van de casados op lange termijn te bevorderen. De lobby van de casados verzet zich tegen uitgaven van de regering voor “tijdelijke prioriteiten”, zoals de hulpverlening aan het bedreigde Colombo. Deze klasse van edelen, uit welke gouverneurs en vice-reis voortkomen, willen gaarne na enkele jaren als rijke mannen naar Portugal terugkeren; zij verzetten zich daarom tegen grote uitgaven waaraan zij moeten meebetalen. Een van werkelijke problemen van de Estado da India, verklaren de twee gouverneurs in hun brief van 8 januari 1669, is dat vice-reis en gouverneurs bij de casados en anderen die al jarenlang in Azië dienen “weinig autoriteit” bezitten, omdat deze beseffen dat zij uit zijn op eigen voordeel. Deze neiging “is niet juist als men in dienst is van Uwe Majesteit,” omdat deze regeerders “voor zichzelf handelen en daarbij weinig rekening houden met het belang van de staat.” Melo e Castro en Corte-Real de Sampaio bepleiten ook dat de toekomstige vice-rei alleen maar een oorlog mag verklaren op advies van het Conselho do Estado, die bij voorkeur bestaat uit casados. Hoe dan ook, zij benadrukken dat São Vicente minder dan een jaar in Goa is geweest en dat hij slecht ingelicht was over de betrekkingen met de Reis Vizinhos, toen hij had besloten de oorlog te verklaren aan Canara tegen het advies in van het gehele Conselho. Dit is een kostbare onderneming gebleken te zijn, en de gouverneurs klagen dat zij verplicht zijn deze voort te zetten.

De correspondentie van Melo e Castro en Corte-Real de Sampaio wordt ook beheerst door dringende brieven aan de nieuwe prins-regent, waarin zij de belabberde financiële situatie van de Estado da India uit de doeken doen en, boven alles, de acute nood beschrijven aan ondersteuning met groot materiaal en geld, wil de Estado da India het hoofd boven water houden tegen de schare inheemse en Europese vijanden die zich tegen de Estado verzamelen. De harde les van Diu en wellicht ook het experiment van Melo e Castro aan de kust van Oost-Afrika brengen de beide bestuurders ertoe São Vicentes politiek te imiteren met het zenden van een grote vloot om met de Omani-Arabieren te vechten. De vloot bestaat uit vier schepen “de alto bordo” en vijf “de remo”. De galeão São Bento (capitania) heeft, naast de bemanning, 80 soldaten aan boord, de nau Nossa Senhora dos Remedios 55, het fragat São João da Ribeira 50 en de caravela Nossa Senhora de Nazaré heeft 47 soldaten aan boord. De vijf galés vervoeren nog eens 90 soldaten, inclusief lascarins. Onder de fidalgos aan boord bevinden zich José de Melo e Castro, almirante van de vloot en zoon van een vroegere vice-rei, António de Castro de Sande en Francisco Pais de Sande, beiden zoons van de Escrivão do Estado, en João Antunes Portugal. De gouverneurs leggen het resultaat van deze stap uit in een brief aan Dom Pedro van januari 1670. Deze vloot “heeft de reputatie van Uw Wapens zeer vergroot”: zij heeft Muscat gebombardeerd en de vloot van de sultan uit Congo verslagen, vijf van zijn beste schepen tot zinken gebracht en bijna 2.000 man gedood. Het nieuws van de grote overwinning heeft “de naties in het Oosten schrik aangejaagd”en helpt onze reputatie als “Senhores do mar” te herstellen; vrienden hebben ons hun felicitaties doen toekomen en vijanden hebben boodschappers gezonden om met ons te onderhandelen, rapporteren de gouverneurs.

Terwijl Pedro en Cadaval ongetwijfeld verheugd zijn deze krijgs-haftige tijdingen te ontvangen, zijn zij niettemin bezorgd zelf een nieuwe onderkoning te benoemen, die voor eens en altijd een punt dient te zetten achter de decennia van verval van de oosterse bezittingen. De prins-regent en zijn belangrijkste adviseurs hebben al besloten een fundamentele verandering door te voeren in de politiek van de Kroon met betrekking tot het uit drie delen bestaande empire en zij zijn van plan een serie hervormingen in de Estado da India door te voeren waardoor de glans van haar vroegere glorie en welvaart ten gunste van de Kroon en het Koninkrijk herwonnen worden. Anders dan zijn ouders en broeder, is Pedro bereid significante hoeveelheden materiaal en geld aan zijn Aziatische project te besteden. Ofschoon Melo e Castro en Corte-Real de Sampaio een brief geschreven hebben om de Kroon te laten weten dat vice-rei São Vicente begin januari 1669 is gestorven, heeft dit nieuws Lissabon eerst in november van dat jaar bereikt, als de nau Nossa Senhora dos Remedios ankert in de Taag na een reis van tien maanden van Goa. Het zoeken naar een geschikte vervanger heeft plaats in de resterende maanden van 1669 en begin 1670, te midden van de opwinding over de nadering van de oorlog met Nederland en Colberts poging Pedro bij dit conflict te betrekken, speciaal in Azië tegen de VOC. Begin 1670 neemt Prins Pedro twee belangrijke beslissingen betreffende de rehabilitatie van de Estado da India: (1) hij verwerpt definitief het Franse aanbod van een bondgenootschap tegen de Nederlanders in Azië, aan hem overgebracht door de ambassadeur van Louis XIV, de markies van Saint-Romain; en (2) in Letters-Patent van 9 maart 1670 selecteert hij Luís de Mendonça Furtado e Albuquerque als de 31e vice-rei. Bij elkaar zullen deze keuzes een diepe invloed hebben op de geschiedenis van de Estado da India.

Mendonça Furtado is in januari 1663 van Chaul naar Portugal teruggekeerd aan boord van de caravela Nossa Senhora de Nazaré. Er is niet veel bekend van zijn activiteiten in de daaropvolgende jaren, behalve dat hij langzamerhand integreerde in de groep jonge edelen in Lissabon, die eerst de coup van Afonso VI en Castelo-Melhor hebben gesteund en later supporters zijn geweest van het aan de macht komen van Pedro. Mendonça Furtado heeft niet alleen de coup tegen Afonso die is uitgemond in zijn val in 1667 bepleit, hij was ook een van de vurigste aanhangers van Pedro gedurende deze maanden. Het feit dat hij reeds een indrukwekkend vermogen bijeen heeft gebracht van zijn diensttijd in Azië en zijn bereidheid de nieuwe prins-regent indien nodig tegendraadse adviezen te geven, wat duidelijk weerspiegeld wordt bij zijn aanbod in de nasleep van de coup om Dona Maria Françoises bruidsschat binnen een termijn van drie dagen terug te betalen, op voorwaarde dat Pedro eerst met haar in het huwelijk treedt. Het is in Dom Pedro te prijzen dat hij niet bij zijn emotionele meningsverschil met Mendonça Furtado blijft maar dat hij hem zowel laat dienen in het Conselho do Estado als in het Conselho da Guerra. In deze gremia blijft Pedro gebruikmaken van de inzichten van Mendonça Furtado totdat hij hem in maart 1670 benoemt tot onderkoning. De prins-regent volgt de gebruikelijke praktijk door de nieuwe onderkoning een hoge adellijke titel te verlenen; Mendonça Furtado wordt door Letters-Patent van 10 maart verheven tot de primeiro Conde de Lavradio, waarmee de verheffing in de rangen van de titulares van nog weer een provinciale adellijke familie, die de revolutie van 1640 heeft gesteund, een feit is. Gedurende het voorjaar van 1670, wordt de aanzienlijke vloot die Lavradio naar Indië zal brengen, een signaal van de hernieuwde belangstelling van de Kroon in de Estado da India, in de Taag verzameld. Op 10 april vertrekken Mendonça Furtado en zijn vloot van vijf schepen. Het late vertrek dwingt de nieuwe onderkoning te “overwinteren” in Moçambique en de vloot bereikt Goa eerst op 20 mei 1671. Twee dagen later neemt hij zijn ambt op zich.

3.3 De regering van Luís de Mendonça Furtado e Albuquerque, primeiro Conde do Lavradio (1671-1676) en van Dom Pedro de Almeida, Conde de Assumar (1676-1678)