Hoofdstuk 1
Moçambique ten noorden van de Zambezi tot aan het midden van de 17e eeuw
1.4 Het opperste hoofdmanschap van Kalonga
Geschreven door Arnold van Wickeren
Tegen het midden van de 17e eeuw wordt het hoofdmanschap van Kalonga erkend als de belangrijkste Maravi-staat. De naam Kalonga verschijnt in 1667 voor de eerste maal in Portugese documenten, wanneer hij al beschreven is als ‘keizer’ van de Maravi. Er is wel gesuggereerd dat Muzura, wiens activiteiten voor de laatste maal genoemd worden in 1632, de stichter is van de Kalonga dynastie. Hoewel enkele mensen de vroegere Portugese dienaar en avonturier à contrecoeur aanwezen als de stichter van een hoofd-manschap dat zich groot prestige verworven heeft en waaraan vele heilige tradities en rituelen verbonden zijn, zijn er sterke redenen om te denken dat dit inderdaad het geval is. De naam Maravi schijnt het eerst te zijn gebruikt voor Muzura’s hoofdstad, en deze ligt een halve légua van de westoever van Lake Malawi, waar Kalonga’s hoofdmanschap later zijn centrum heeft. Manuel Godinho, die in 1663 schrijft, slechts vier jaren voordat de naam Kalonga voor het eerst wordt genoemd, refereert nog steeds aan ‘het hof van Mesura of Marabia.’ Dus, als Muzura niet de stichter is van de Kalonga hoofdmanschap, wat is er dan met zijn hoofdman-schap gebeurd en waar was Kalonga al die tijd dat de Portugezen aan het onderhandelen waren met de andere Maravi-chefs? Dat de enoemde hoofdmanschap van Kalonga zou worden geassocieerd met de macht van een opkomend rijk, behoeft niet te verbazen. Krijgsheren en usurpators hebben door de geschiedenis heen monarchieën gesticht en zich gehaast hun bewind te legitimeren door iedere mogelijke kunstgreep, met inbegrip van een verzonnen afkomst, de zegen zoekend van religieuze autoriteiten, huwelijken aangaand met oude dynastieën en hun bewind verfraaiend met ritueel uiterlijk vertoon van de meest prestigieuze hoven.
Kalonga, Lundu en Undi zijn tegen het midden van de 17e eeuw naar voren gekomen als drie dominante Maravi-chefs. Van hen wordt Kalonga erkend als de belangrijkste, en gedurende de meeste tijd van de 17e eeuw domineert hij de regio tussen de Luangwa en de zee. Echter, Kalonga’s hoofdstad ligt ver van de kust en is gesitueerd dicht naar de westkust van het Meer van Malawi, waar de stad staat aangegeven op een kaart uit 1677. Dit wil echter niet zeggen dat Kalonga effectief bestuur uitoefent over de Maravi-regio. Het schijnt dat in hoofdzaak dynastieën van Maravi-herkomst hun hegemonie hebben opgelegd over de gedesintegreerde in het binnenland liggende Makua gemeenschappen en dat er gedurende lange tijd aanvallen van Maravi worden gelanceerd op de gemeen-schappen aan de kust. De jezuïet António Cardim, die in 1649 schipbreuk heeft geleden aan de kust ten zuiden van het Ilha de Moçambique, laat weten dat wanneer nieuws over de schipbreuk de Maravi bereikt, een aanval, zonder twijfel gericht op plundering, wordt opgezet tegen de sjeik van Mogincual, die door de aanvallers wordt gevangengenomen.
Muzura en de Kalongas die hem volgen onderhouden diplomatieke betrekkingen met de Portugezen aan de Zambezi en het is Portugese handelaren toegestaan tot een gelimiteerde omvang te opereren in Maravi-gebied ten noorden daarvan. Een handelsroute, die in 1616 is afgelegd door Gaspar Bocarro, loopt van de Zambezi door het hart van de Maravi-koninkrijken naar Kilwa. Niettemin wordt het meeste ivoor direct verhandeld met de inwoners van Moçambique-eiland, en daarvoor zijn goede commerciële redenen. De handel van de Zambezi was in de 17e eeuw onderwerp van het monopolie van de capitães van Moçambique, en Manuel Barreto, schrijvend in 1667, laat met nadruk weten dat privé handelaren zijn uitgesloten van de Maravi-markten als agenten van de capitão nog goederen te verkopen hebben. Op Moçambique-eiland, evenwel, is de handel in handen van de inwoners (moradores) en kan een betere prijs worden behaald.
Handel is duidelijk belangrijk voor de Maravi-chefs en zij doen hun best de stroom van vreemde importen in hun land te controleren, zodat de waardevolle en prestigieuze producten in hun eigen handen blijven om hen in staat te stellen volgelingen en bondgenoten te belonen. Evenals andere soortgelijke Afrikaanse monarchieën, is het Maravi-rijk hiërarchisch gestructureerd waarbij ondergeschikte chefs zijn verbonden met de senior of opperste chef door familiebanden en de distributie van giften. Tribuut gevorderd van onderdanen wordt herverdeeld in de vorm van giften aan hen die trouw zijn aan of de belangen dienen van de staat. De korte samenvatting van Gaspar Bocarro’s reis door Muzura’s koninkrijk laat zien hoe los de structuur van de regering werkelijk is. Nadat hij vermaakt is in de hoofdstad van Muzura, verblijft Bocarro in een stad die wordt geregeerd door een zoon van Muzura en dan komt hij in een land waarvan het niet duidelijk is of Muzura dit regeert. Muzura zendt geschenken naar de chefs opdat zij Bocarro laten passeren en in de stad Manhanga, laat de kroniekschrijver weten, geeft de chef aan Bocarro een slagtand en zendt hij Muzura een geschenk bestaande uit kledingstoffen, die hij verkregen heeft van de kust van Malindi, want deze kafir gehoorzaamt ook aan Muzura. De technieken voor gecentraliseerde controle en bestuur bestaan niet en zulke monarchieën raken gedecentraliseerd en gesegmenteerd. António Gamitto bezoekt de hoofdmanschappen van de Maravi eerst in de jaren dertig van de 19e eeuw, maar zijn verslag bevat een klassieke uitleg van de politieke betrekkingen in dit type staat:
De Mambos of Fumos ontvangen, afhankelijk van hun rang, Chipatas of geschenken voor vrijgeleiden van alle handelaren die door hun land trekken; een vast bedrag of vergoeding van kosten voor het aanhoren en beoordelen van geschillen; muromos [muromo (Shona: ‘mond’) is een geschenk om iemands ‘mond te openen’, dwz een gunstige beslissing te verkrijgen] en tribuut van het land, enz. De enige manier waarop deze belastingontvangsten kunnen worden uitgegeven is door deze te delen met de mensen om hen heen en hoe vrijgeviger zij zijn, hoe groter is het aantal volgelingen, hoe groter de Muzindas [Muzinda: dorp dat onder een chef valt], des te sterker hun zaak en des te groter hun macht….De Fumos betalen tribuut aan de Mambos wier ondergeschikten zij zijn, en de Mambos betalen de Undi.
Ook al is het geven van giften belangrijk bij het vestigen van betrekkingen binnen de hiërarchie van de hoofdmanschappen, de interne stabiliteit van de opperste hoofdmanschap van de Kalongas berust op de betrekkingen van de Phiri heersers met de Banda clan, die de dominante groep is geweest van de bevolking die de territoriale cultus van het gebied controleert. In enkele gevallen wordt er een ingewikkeld compromis bereikt tussen de Phiri en de Banda waarbij een Banda prinses, met de titel Mwali, de vrouw wordt van een Kalonga die zo zijn heerschappij legitimeert. Dit is waarschijnlijk meer dan een louter politiek compromis, want dit rituele huwelijk met Mwali is ook een proces waarbij de Kalongas controle verkrijgen over de Banda cultus, de geestelijke vrouw wordt getransformeerd in Kalonga’s vrouw.
1.5 Het hoofdmanschap van Lundu en zijn relaties met Quelimane