Categorieën
Portugees kolonialisme

Het voornemen Malacca te veroveren

Deel 5 Index

Hoofdstuk 3

Malacca

3.1 Het voornemen Malacca te veroveren

Geschreven door Arnold van Wickeren

Diogo Mendes de Vasconcelos geeft te kennen naar Malacca te willen gaan, om zijn oorspronkelijke opdracht uit te voeren. Ruy de Aranjo, die onder Diogo Lopes de Sequeira factor in Malacca is geweest en daar in gevangenschap verblijft, heeft Albuquerque in een brief, gedateerd 6 februari 1510, een gedetailleerde beschrijving van de handel van Malacca verschaft. Hij heeft in de brief, die door zijn 18 medegevangenen ondertekend is, ook laten weten dat Malacca niet veroverd had kunnen worden als de plichtsgetrouwe en bekwame bendahara Tun Mutahir niet zou zijn vermoord, in opdracht van sultan Mahmoed Shah (zie par. 2.2). Thans is handel met Malacca wellicht wel met wapengeweld af te dwingen, maar daarvoor is een sterke vloot nodig. Dankzij de voorspraak van de invloedrijke Indische Hindoehandelaar Ninan Chata (Chetti) vergaat het de Portugese gevangenen in Malacca niet slecht, afgezien van de pogingen die zijn aange­wend hen met geweld tot de islam te bekeren. Ninan Chata, begrijpend dat zijn zaken er wel bij kunnen varen als hij bij de Portugezen in de gunst komt, heeft met succes bepleit de gevangenen enige vrijheid te geven, opdat zij met handeldrijven in hun eigen levensonderhoud zouden kunnen voorzien. Som­mige Portugezen verlichten hun gevangenschap door samen te wonen met een Maleise vrouw en de brieven die de gevangenen schrijven worden op verzoek van Ninan Chata door Moorse kooplieden bij de Portugezen in Malabar bezorgd. Nadat de gou­verneur-generaal de brief van Ruy de Aranjo gelezen heeft, ver­biedt hij Diogo Mendes naar Malacca uit te zeilen, omdat hij zijn opdracht niet `met vier verrotte schepen en twee roestige zwaar­den’ kan uitvoeren en hijzelf op dit moment niet over de middel­en beschikt hem voldoende hulp te bieden. Albuquerque belooft Diogo Mendes versterkingen, zodra dat mogelijk is en hij meent deze toezegging, omdat hij zelf ook een groot voorstander van de verovering van Malacca is. Hij heeft al op 19 oktober 1510, dus nog voor de eerste verovering van Goa, aan koning Manuel laten weten dat hij vernomen heeft dat de koning van Malacca zijn bendahara heeft laten vermoorden en hij heeft hieraan toe­gevoegd dat hij een vloot van acht schepen naar Malacca zal zenden. Tot capitão-mor over deze vloot zal hij benoemen Diogo Mendes de Vasconcelos,`in wie ik het groots mogelijke vertrou­wen heb’. Ruy de Aranjo zal daar opnieuw optreden als factor. De brief van 19 oktober is ook nog in een ander opzicht van be­lang. De gouverneur-generaal vraagt koning Manuel hem geen schepen meer te zenden, die heeft hij genoeg. Waar hij een schreeuwend gebrek aan heeft zijn 500 lansen en 200 spiesen voor de garnizoenen in de forten.

Diogo Mendes laat zich door het verbod van de gouverneur niet weerhouden toch uit te zeilen. Albuquerque zendt twee galeien achter hem aan. De kapiteins daarvan hebben opdracht Diogo Mendes’ schepen te doen terugkeren en deze bij een weigering tot zinken te brengen. Nadat drie schoten op Diogo Mendes’ schip zijn afgevuurd en bij het derde schot de hoofdmast is ge­broken, geeft hij zijn poging op. Bij terugkeer wordt hij gearres­teerd en in het fort opgesloten; al zijn officieren worden in de ijzers geslagen en in eenzaamheid opgesloten. Diogo Mendes de Vasconcelos en zijn kapiteins Dinis Cerniche en Pero Corresma worden later naar Portugal gezonden en de andere officieren blijven gevangen op hun eigen schepen.

Nadat de Portugezen zich stevig in Goa genesteld hebben, staat Albuquerque voor een moeilijke keuze. Welke politiek moet hij voeren om de Arabische handel in de Oosterse rijkdommen te vernietigen en een Portugees handelsmonopolie in Aziatische producten te vestigen? Er zijn twee mogelijkheden: er kan voor worden gekozen de Arabische handelsvaart te vernietigen door de zeestraten met eskaders te bewaken. Daartoe dient beschikt te worden over strategisch gelegen militaire steunpunten van waaruit de zeestraten snel te bereiken zijn. De andere mogelijk­heid is dat getracht wordt de gebieden in handen te krijgen waar de begeerde producten worden voortgebracht of verhandeld..

Albuquerque lijkt aanvankelijk voor de eerste optie te kiezen. Hij laat zijn hele vloot in gereedheid brengen om in april 1511 uit te varen naar de Rode Zee. Wellicht zegt hij zijn kapiteins bij Aden een fort te willen bouwen, omdat bekend is dat koning Manuel al enige keren daarop bij hem heeft aangedrongen. Bij de Baixos de Paduá krijgt hij de wind tegen en moet hij constateren dat het seizoen al te ver gevorderd is om zijn voornemen te kunnen uit­voeren. Hij keert naar Goa terug. Een van zijn kapiteins, Simão de Andrade, ontdekt vermoedelijk bij deze gelegenheid voor het eerst een belangrijk eiland van de Malediven. Het is echter de vraag of deze archipel al niet voor 1511 is ontdekt. In deel IV (zie pag. 40) is melding gemaakt van het verdwijnen van het karveel van João Fernandes de Mello, op het traject Dabul-Angediva. Mello is april 1502 uitgezeild met het eskader van Estevão da Gama en heeft onderweg het bevel over het schip van António do Campo overgenomen. Volgens Gaspar Correia belandt dat karveel door een storm in de Malediven, waar Mello sterft. De vaak in ongunstige zin in deel IV genoemde António do Campo, neemt opnieuw het bevel op zich en voegt zich in 1503 bij het restant van de vloot van Vicente Sodré (zie deel IV, pag. 70). Barros stelt echter dat het schip van João Fernandes door de storm teruggevoerd is naar Malindi en dat het daarna de over­steek naar Angediva heeft gemaakt, zonder de Malediven aan te doen. Goís deelt mee dat een inheems hoofd in de Malediven zich in 1518 verbitterd uitlaat over de Portugezen, die de bewo­ners van een of meer eilanden voorheen geterroriseerd hebben.

Terug in Goa geeft Albuquerque capitão Rodrigo Rabello de Castelo Branco nog enige instructies en zeilt dan door naar Cannanore. Na daar het fort versterkt te hebben, begeeft hij zich naar Cochin, met de bedoeling om vandaar een grote expeditie uit te rusten naar Malacca, de grootste stapelplaats voor spece­rijen en de belangrijkste transitohaven in Oost-Azië. Aangeno­men moet worden dat Albuquerque, die goed bekend is met de moessonwinden in de Indische Oceaan, bij het uitzeilen in april terdege beseft heeft dat hij de Rode Zee niet zou kunnen berei­ken en dat ook helemaal niet van plan is geweest. Hij heeft onge­twijfeld een krijgslist verzonnen, om het werkelijke doel van de expeditie geheim te houden, maar ook om degenen die klaar staan hem te verwijten, dat hij ongehoorzaam is aan het bevel van koning Manuel naar de Rode Zee te gaan, de wind uit de zeilen te nemen. Albuquerque heeft nog een tweede reden voor het veroveren van Malacca en wel wraak nemen voor wat daar Diogo Lopes is aangedaan en het bevrijden van Ruy Aranjo en de zijnen.

3.2 Malacca’s opkomst en positie in Zuidoost-Azië.