Categorieën
Nederlandse kolonialisme Portugees kolonialisme

Hollanders in Cambodja. Portugezen, Spanjaarden en Hollanders in Siam en Achter-Indië

Deel 17 Index

Hoofdstuk 3.

Portugezen, Spanjaarden en Hollanders in Siam en Achter-Indië

3.4. Hollanders in Cambodja

Geschreven door Arnold van Wickeren

In 1641 krijgen de opperhoofden van het fluitschip Oostkapel van Gouverneur-Generaal António van Diemen en van diens toekomstig opvolger Cornelis van der Lijn opdracht naar de rivier van Cambodja te zeilen om daar voor de Japanse markt ruwe zijde, zijden stoffen, alsmede herten- en andere vellen te kopen. Dit is overigens niet de eerste maal dat de VOC zaken doet in Cambodja. Zij heeft daar in de hoofdstad Lovêk sedert 1635 of 1637 een vast comptoir, waar Jan Dirksz van Galen zijde en huiden voor Japan inkoopt. In Lovêk hebben Japanners, Chinezen, Siamezen ook een vestiging en ook de Portugezen doen daar zeer goede zaken.

De VOC heeft in Cambodja soms met tegenslagen te kampen die heel wat mensenlevens kost. François Valentijn maakt melding van een Hollandse jonk met een Chinese bemanning. De jonk zeilt eind 1638 of begin 1639 uit naar Japan. Op volle zee vermoordt de Chinese bemanning de achttien Hollanders aan boord en gaat er met het schip en de lading vandoor.

In 1642 bestijgt Chau Pnhea Chan de Khmer troon. In antwoord op schermutselingen tussen zeelieden van verschillende naties bepaald de nieuwe koning dat zowel buitenlandse schepen, als Khmer schepen afkomstig uit het buitenland alleen in Phnom Penh mogen afmeren als zij hun masten en roer verwijderd hebben.

De VOC heeft met meer tegenslagen te kampen. In september 1643 arriveert de tot gezant naar de koning van Cambodja gepromoveerde koopman Regemortes in dat land. Hij begeeft zich met een stoet van twaalf oppassers en een grote trein kooplieden, schippers en assistenten, allen te paard, naar het hof in Lovêk. De Cambodjanen ergeren zich vreselijk aan het in hun ogen schaamteloze optreden van de Nederlanders. De stoet wordt plotseling omsingeld door een grote groep Cambodjaanse soldaten, die de ongewapende ruiters onverhoeds neersabelen. Ook de 36 in het comptoir verblijvende Hollanders worden vermoord en 50 man worden gevangengenomen. Deze door de Portugezen in Lovêk geïnspireerde moordpartij blijft ongewroken.

Om het prestige van de VOC in Cambodja te herstellen, zendt Batavia 23 maart 1644 een eskader van vier schepen, met 452 gewapende mannen aan boord naar Phnom Penh. Het eskader bestaat uit de schepen Kievit, Dolfijn, Wakende Boei en Noordster. Drie van de vier schepen komen op 3 juni 1644 in Phnom Penh aan.

Op 22 juli 1644 wordt de Noordster aangevallen door schepem van de koninklijke Khmervloot. Tot de aanvallende schepen behoren de Rijswijk en de Oranjeboom, welke schepen de Cambodjanen vorig jaar van de Hollanders hebben buitgemaakt.

In 1646 gaat koning Chau Pnhea Chan (1642-1658) ermee akkoord de drie jaar eerder gevangengenomen Hollanders vrij te laten en de toen geconfisqueerde handelswaren terug te geven.

In 1651 komt er en Britse koopman naar Phnom Penh en deze sticht in augustus een factorij. In zijn dagboek schrijft hij over drie grote rivieren die Cambodja doorstromen en die bij Phnom Penh bijeenkomen. In de maanden januari, februari, maart en april kan men geholpen door gunstige winden in vijf dagen de 190 mijl afleggen van de riviermonding tot aan Phnom Phen, In de maanden mei en juni duurt de reis twaalf dagen en in augustus en september is de stroom zo sterk en zijn de winden zo ongunstig dat de reis 52 dagen vergt.

In 1653 verschijnt volgens Engelse documenten de eerste Fransman in Cambodja. Het is Bastian de Bouillon die met twee jonken, geladen met kleding ter waarde van 30.000 realen, uit Batavia in Phnom Penh arriveert.

Twee jaren sluiten de koning en de VOC een verdrag, dat de Khmer verplicht een vergoeding te betalen voor de aan handelspost van de VOC aangerichte schade. De Hollanders verwerven het handels-monopolie met Cambodja. In 1656 dragen de Britten hun factorij aan de Hollanders over. Sedert de stichting van de Britse factorij in 1651 hebben de Nederlanders de Engelsen het leven in Cambodja zuur gemaakt.

In 1659 bestijgt Barom Reachea VIII of Ang So (1659-1672) de troon van Cambodja. In hetzelfde jaar wordt de handelspost van de VOC geplunderd door de Annamieten.

In 1662 wordt in de Siamese hoofdstad de Societe des Missions Etranger de Paris gesticht. Een paar jaar later breidt zij haar religieuze activiteiten uit naar Cambodja, maar zij stuit op de oppositie van Spaanse dominicanen, die hun privilege in Cambodja verdedigen. Drie jaar later vestigt de Franse pater Louis Chevreul in de Cambodjaanse streek van Sway Rieng. Hij verhuist later naar Phnom Penh en tenslotte naar Oudong. Hij geraakt ontmoedigd door de onverschilligheid van de Cambodjanen en door de vijandigheid van Hispano-Portugese missionarissen. Hij geeft zijn inspanningen het Evangelie te verkondigen op en verlaat Cambodja.

Op 9 juli 1667 arriveert het jacht Schelvisch in Phnom Penh, om de Hollandse handelaren te evacueren, maar de nacht vooradgaande aan de evacuatie overvallen Chinezen het Hollandse comptoir, zij vermoorden de factor, Pierre Ketting, tezamen met enige van zijn mannen Zij plunderen de factorij en gaan ervandoor met de kas. Zij worden door de koning voorbeeldig gestraft. Op 12 juli verlaat de Schelvisch Phnom Penh, wat het einde betekent van de activiteiten van de VOC in Cambodja.

Deel 18: De bemoeiingen van Portugal met Ceylon in de jaren 1557-1640