Categorieën
Portugees kolonialisme

Langdurige vrede en hervatting van de Reconquista. De verovering van het moslimkoninkrijk Granada

Deel 8 Index

Bijlage 1.

De verovering van het moslimkoninkrijk Granada

1.1. Langdurige vrede en hervatting van de Reconquista

Geschreven door Arnold van Wickeren

Vanaf het midden van de 14e eeuw doen zich politieke en economische veranderingen voor, waardoor de bereidheid tot oorlog voeren verdwijnt. Sultan Ab al-Hassan ‘Alï verliest in 1349, zijn troon. Hiermee eindigt de bemoeienis van Fez met Granada. Ook Aragón valt als oorlogpartij af, omdat het de commerciële hegemonie in het westen van de Middellandse Zee overlaat aan Genua en zelf de blik richt naar het oosten. Aan de Rio Guadalquivir ontstaan bloeiende handelbetrekkingen tussen Granada, Castiliaans Andalusië en de Genuezen, die begunstigd wordt door vrije scheepvaart door de Straat van Gibraltar. Een andere factor die partijen verhindert de strijd voort te zetten is het afgrijselijk verlies aan mensen-levens ten gevolge van de ‘Zwarte Dood’ en de angst voor nieuwe uitbra-ken. Maar de belangrijkste oorzaak dat Granada een langdurige periode van vrede tegemoet gaat, zijn de interne problemen in Castilië, waar Pedro I en zijn halfbroer Enrique de Trástamara elkaar de troon betwisten (zie deel I, par. 4.3). Bevrijd van politieke druk van zowel de Mariniden als van Castilië gaat Granada onder Muhammad V (1354-1359; 1362-1391) de periode van zijn grootste bloei tegemoet. Onder de adviseurs van de emir bevinden zich de grootste geleerden van die tijd, zoals de universeel geleerde en historicus Ab ‘Abd Allh ibn al-Khtib, de fysicus Ab Ja’far ibn Khtima en de dichter Ab ‘Abd Allh ibn Zamraq. Geleerden in Noord-Afrika onderhouden nauwe contacten met hen.

Emir Muhammad V steunt Pedro I de Wrede (el Cruel) van Castilië (1350-1369) in zijn strijd met zijn rivaal Enrique de Trástamara en in zijn in 1356 ontketende oorlog met Aragón. Deze steun doet hem in 1359 zijn troon verliezen aan Ism’l II, die wordt opgevolgd door Muhammad VI, maar in 1362 weet Muhammad V zijn troon, met hulp van Pedro I te heroveren. Granada neemt in de jaren 1262-1263 deel aan Pedro’s strijd tegen Aragón. Als Enrique met Franse hulp in 1367 tijdelijk de troon van Castilië heeft verworven, blijft Muhammad V trouw aan zijn vriendschap met Pedro en bestrijdt hij Enrique. Troepen van Granada plunderen Utrera en Jaén, slaan in 1368 het beleg voor Córdoba, heroveren Cambil, Alhabar en Rute en zijn van plan de aanval te openen op Osuna en Marchena. De militaire succes- sen leiden tot een voordelige wapenstilstand met Castilië, waar Enrique de Trástamara in 1369 zijn vermoorde rivaal als Enrique II (1369-1379) is opgevolgd. In 1370 wordt het bestand tussen Castilië en Granada her-nieuwd en zal er decennia lang vrede heersen, omdat ook de opvolger van Enrique II, Juan I (1379-1390) geen interesse heeft voor de Reconquista.

Nadat Muhammad V in 1391 gestorven is, wordt hij opgevolgd door zijn zoon Ysuf II (1391-1392), die zijn troon nalaat aan zijn zoon Muhammad VII (1392-1408). Onder diens bewind wordt in 1394 het bestand zwaar geschonden door Martín Yáñez de Barbuda. Deze Meester van de religieus-militaire Orde van Alcántara, trekt, geïnspireerd door religieus fanatisme, op eigen gezag, aan het hoofd van een strijdmacht van 300 ruiters en 1.000 man voetvolk de Vega van Granada binnen, waar zijn troepen door de moslims worden vernietigd. De zaak, die zeer veel stof doet opwaaien, leidt niet tot verbreking van de vrede. Tegen het einde van de 15e eeuw neemt het aantal schermutselingen aan de grens van Granada, vooral in de sector Murcia, toe en de wil van partijen de vrede te handhaven neemt navenant af. De Turkse expansie in het gebied van de Middellandse Zee leidt tot verheviging van de anti-islamitische senti-menten in het Westen. Enige maanden voor zijn dood in 1406 bereidt Enrique III (1390-1406) de hervatting van de oorlog met Granada voor, in antwoord op grensschendingen bij Los Collejares en elders.

Over de 15e eeuw, de periode van neergang van de dynastie van de Nasriden, is van islamitische zijde weinig bekend, omdat met Ibn al Khtib de laatste grote historicus van Granada is overleden. Wat we over het koninkrijk Granada in deze eeuw weten, stamt uit christelijke bronnen en uit de verhalen van reizigers. De agressieve politiek van Muhammad VII geeft Castlië voldoende aanleiding de vijandelijkheden te hervatten, temeer daar het land de tijd dat het verdeeld en zwak was achter zich heeft gelaten en de idee van de Reconquista door de Turkse dreiging en de verheerlijking van de strijd tegen de moslims in vele balladen nieuw leven wordt ingeblazen. Regent Fernando, de broer van Enrique III, die regeert voor zijn oomzegger Juan II (1406-1454) die bij zijn troonsbestij-ging nog maar twee jaar is, onderneemt twee campagnes tegen Granada, in 1407 en in 1410. In 1407 verovert hij de kastelen van Zahara en Pruna, alsmede andere forten in het bergachtige gebied rond Ronda, maar hij faalt voor Sentenil. In 1410 neemt hij na een beleg van meer dan vier maanden Antequera (Antaqirah) in, waarbij zijn artillerie een grote rol speelt. Emir Ysuf III (1408-1417), die zijn broer is opgevolgd, neemt een verzoenende houding aan. Het verlies van Antaqirah is namelijk een grote slag voor Granada; niet alleen dreigen de westelijke gebieden hierdoor afgesneden te raken van de rest van het land, maar bovendien ligt de weg naar Málaga, Granada’s belangrijkste havenstad en handelscentrum, voor de Castilianen open. Fernando accepteert een bestand, omdat hij zijn inspanningen volledig verlegt naar een andere zaak; hij richt zijn aan-dacht op het verkrijgen van de troon van Aragón. Afgezien van de gebruikelijke wrijvingen aan de grenzen blijft Granada tot 1428 gevrij-waard van Castiliaanse aanvallen. De prijs daarvoor is een verhoging van de parias tot 13.000 doblas en de vrijlating van een aantal gevangenen.

Om te voorkomen dat tijdens een bestand, dat meestal voor een periode van drie jaar wordt afgesloten, kleine grensincidenten leiden tot grote bestands-schendingen hebben Castilië en Granada het instituut van ‘alcalde entre los cristianos y los moros,’ ook wel genoemd ‘juez de la frontera y de los fieles del rastro’ ingesteld. De institutie, waarvan voor het eerst sprake is bij het bestand van 1310, houdt in dat voor iedere sector van het front een christen en een moslim die goed bekend zijn met de gang van zaken aan het front, worden aangesteld, om klachten van grensbewoners over onheus optreden van de tegenpartij te onderzoeken. De christelijke rechter onderzoekt klachten van moslims en de moslimrechter die van christenen. De betreffende functionarissen, die er ook op toezien dat er geen militair gevoelige zaken over de grens gesmokkeld worden, vervullen hun eer-volle functie soms vele jaren achtereen. Zo is Alfonso Fernándes de Córdoba juez van 1383 tot 1424 en Juan Arias de Saavreda, heer van El Castellar, die vanaf 1439 in functie is, wordt nog in 1476, dus tijdens de finale oorlog tegen Granada, opgevolgd door zijn zoon. De inschakeling van deze rechters schijnt veel schermutselingen te hebben voorkomen.

Na het overlijden van Ysuf III in 1417 wordt hij opgevolgd door zijn minderjarige zoon, Muhammad VIII, door de Castilianen aangeduid als el Izquierdo (de linkshandige). Omdat diens scheepvaart veel last heeft van de Portugese aanwezigheid in Ceuta, blokkeert de Rey Esquerdo in 1418 met zijn vloot de haven van deze stad, die hij hoopt in bezit te krijgen en die op dat moment belegerd wordt door Marokkaanse troepen (zie deel I, pag. 150 e.v.). Muhammad VIII wordt in 1419 door de zeer machtige familie Abencerrajes van de troon gestoten. Zij vervangen hem door de kleinzoon van Muhammad V, die regeert onder de naam Muhammad IX. In 1427 herovert de afgezette emir de troon, met behulp van andere invloedrijke families. In 1430 keert Muhammad IX met Castiliaanse hulp terug op de troon. De interne verdeeldheid in Granada lokt verdere inmenging uit van Juan II, maar vooral die van zijn hofmaarschalk Álvaro de Luna uit. Onder het voorwendsel dat Granada toenadering zoekt tot Alfonso V van Aragón, een politieke rivaal van don Álvaro, bereidt Castilië de oorlog tegen Granada voor en schuift het een eigen kandidaat voor de Alhambra-troon naar voren, in de persoon van Ysuf ibn al-Mawl, een kleinzoon van Muhammad VI. In juni 1431 start een grote militaire campagne, waarbij de Castilianen Granada dwingen tot een veldslag bij La Higueruela, die voor Muhammad IX in een ramp eindigt. Een nieuwe aanval van Castilië brengt hun pretendent als Ysuf IV op de troon van Granada. Deze accepteert in 1432 een bestand, waarbij de parias verhoogd wordt tot maar liefst 20.000 doblas per jaar en Granada ook nog eens alle gevangengenomen christenen dient vrij te laten.

Ysuf IV is in Granada zeer omstreden; hij kan zich slechts in het zadel houden met steun van Castilië. De afgezette emir Muhammad IX belet in maart 1432 dat een Castiiaanse colonne die Ysuf hulp komt bieden de stad Granada bereikt. Vervolgens trekt hij met zijn getrouwen de stad binnen en vermoort zijn rivaal. Hiermee is don Álvaro’s project, in Granada een emir te installeren op wiens volgzaamheid vertrouwd kan worden, mislukt. De oorlog wordt voortgezet, waarbij de numeriek veel sterkere Castilianen de meeste voordelen behalen. In 1433 veroveren zij op verschillende fronten Xiquena, Benzalema en El Castellar, in 1434 gevolgd door Solera en Huéscar, beide bij Jaén. Veel moslims in zowel de nieuw veroverde steden, waarin zij zijn blijven wonen, als geloofs-genoten in bedreigde grenssteden keren zich onder Castiliaanse druk af van Muhammad IX. Terwijl in 1438 al onderhandeld wordt over een bestand dat in april 1439 moet ingaan, valt ook Huelma in Castiliaanse handen. Aan het einde van de jaren veertig neemt Muhammad VIII, de oude vijand van Muhammad IX het initiatief en herovert vele kortgeleden aan Castilië verloren plaatsen, die kennelijk zwak verdedigd worden. In 1451 herkrijgt Granada ook Jimena. De militaire successen van Granada komen tot uitdrukking in de bestandvoorwaarden van 1439. De parias wordt verlaagd tot 8.000 doblas per jaar, maar Granada dient in drie jaar 550 gevangenen christenen vrij te laten, zonder voor hen losgeld te eisen. In 1453 sterft Muhammad IX; hij wordt volgens afspraak opgevolgd door een zoon van Muhammad VIII.

In 1454 roept Sa’d, een kleinzoon van emir Ysuf II, die jarenlang als balling aan het hof van Juan II heeft verkeerd, zich uit tot emir van Granada. De opvolger van Juan II, Enrique IV aarzelt niet om te profiteren van Granada’s dynastieke problemen. Hij onderneemt in de jaren 1455, 1456 en 1457 verschillende veldtochten tegen het emiraat, waarbij hij op systematische wijze tracht zoveel mogelijk territoor te veroveren. Nadat in 1456 Jimena in christelijke handen is overgegaan, maar Solera in handen van de moslims is gevallen, accepteert Enrique een bestand. Granada dient jaarlijks weer 12.000 doblas tribuut te betalen en moet 600 christen-gevangenen per jaar vrijlaten, zonder losgeld te mogen vragen. Na afloop van het bestand verovert Enrique IV in 1462 Gibraltar en Archidona, maar in 1463 sluit hij opnieuw een wapenstilstand met Granada, omdat de burgeroorlog in Castilië zijn aandacht opeist. Dit bestand wordt verlengd in de jaren 1464, 1469, 1472 en 1475.

Het gevolg van de hervatting van de Reconquista door Enrique IV leidt ertoe dat de Granadijnen zich veel minder tolerant betonen ten opzichte van de christenen en de faqihs in Granada prediken de meest extreme vorm van xenofobie. De politiek van onverdraagzaamheid en vreemdelin-genhaat, die kenmerkend is voor de moslims in de Magreb die onder voortdurende Portugese militaire druk staan, slaat over naar Granada, nu dat serieus in zijn bestaan bedreigd wordt. De Granadijnen denken aan christelijke hegemonie te kunnen ontsnappen door omhelzing van fanatie-ke islamitische idealen en de meest extreme vorm van xenofobie. In de Magreb werpt deze politiek resultaten af, omdat het de militaire opmars van de Portugezen stopt, maar in Spanje vormt deze politiek een casus belli, die leidt tot voortzetting van de ‘Guerra de Granada,’ die uiteindelijk leidt tot de ondergang van de islamitische staat en de voltooiïng van de Reconquista op het Iberisch schiereiland.

Terwijl in de jaren de militaire druk van Castilië op Granada niet bijzonder groot is, omdat tussen 1463 en 1475 sprake is van herhaalde verlenging van de wapenstilstand, is de politieke situatie in Granada verward. Emir Sa’d heeft getracht zich met geweld te ontdoen van de Abencerrajes. De overlevende familieleden zijn naar Málaga gevlucht. Zij roepen daar een nieuwe Ysuf tot emir uit. Deze doet met Castiliaanse steun op zekere dag in 1463 zijn intocht in Granada, maar wordt kort daarna vermoord. In het jaar daarop heeft Ab al-Hassan ‘Alï, die zich verbonden heeft met de Abencerrajes, zijn vader Sa’d van de troon gestoten. Een paar jaar later maakt de nieuwe emir zich los van de Abencerrajes en verwerft een zekere steun van de legitimistas, die streven naar herovering van al het aan Castilië in de loop der jaren verloren grondgebied. De Abencerrajes keren zich tegen Ab al-Hassan, door de Castilianen aangeduid als Muley Hacén of als Alboacen, en roepen in 1470 diens broer Ab ‘Abd Allh Muhammad az-Zaghall of el Zagal in Málaga tot emir uit. Alboacen vervolgt de aanhangers van zijn rivaal zo onbarmhartig, dat de overle-venden uitwijken naar Castiliaans Andalusië. Zij vinden onderdak bij zeer invloedrijke edelen als Alonso Pérez de Guzman en Alfonso Fernándes de Córdoba. Alboacen blijkt een oorlogszuchtige emir; die veelvuldig overvallen in vijandelijk gebied laat uitvoeren. De bekendste aanval van Granada voorafgaande aan een reeks van ernstige incidenten die tot hervatting van de oorlog leiden, is die op La Higuera de Martos in 1471.

1.2 De ‘Guerra de Granada tot 1485.’