Hoofdstuk 6
De Estado da India
6.2 Lopo Soares de Albergaria opvolger van Albuquerque
Geschreven door Arnold van Wickeren
Ondanks zijn grote verdiensten, wordt Albuquerque niet door iedereen gewaardeerd. In 1509 zijn vier van zijn kapiteins voor Ormoez gedeserteerd; zij wilden zich liever verrijken met de kaapvaart dan dat zij een fort wilden bouwen. Zij hebben voor hun klachten gehoor gevonden bij onderkoning Dom Francisco de Almeida, om wie een kliek is ontstaan van Albuquerque vijandig gezinde lieden. De verovering van Goa een jaar later en het opgeven van Cochin als hoofdstad van de Estado da India, heeft kwaad bloed gezet bij Portugese functionarissen in Cochin, van wie de alcaide-mor, António Real, de spreekbuis is geworden (zie deel V, pag. 72, 140-142, 155-156, 161, 175). Zijn aan koning Manuel gerichte brieven, waarin hij vrijwel alle bedoe-lingen en daden van Albuquerque ongezouten bekritiseert, heb-ben aan het hof een tegen de capitão-geral gerichte lobby doen ontstaan. Manuel, die geneigd is zijn mening aan te passen aan het oordeel van de uit Indië teruggekeerde fidalgo die hij het laatst gesproken heeft, staat open voor de op Albuquerque geuite kritiek en uiteindelijk roept Manuel de man aan wie hij zoveel te danken heeft terug. Hierbij speelt een rol dat de koning zeer wantrouwend staat tegenover te grote aspiraties van zijn vertegenwoordiger overzee. Hetzelfde is overigens het geval bij Ferdinand en Isabella, die de ambities van hun onderkoning in Amerika ook met de grootste argwaan bezien. Manuel benoemt tot capitão-mor in de Indische Oceaan en tot capitão-geral in Indië Lopo Soares de Albergaria, de grootste opponent van Albuquerque aan het hof. Hij die zo goed wist te vertellen wat zijn voorganger fout deed, zal blijken volsterkt incompetent te zijn.
Kort voor zijn overlijden heeft Afonso de Albuquerque moeten ervaren dat hij het vertrouwen van zijn koning verloren heeft en dat hij wordt opgevolgd door een man die geen enkele waar-dering voor zijn ideeën kan opbrengen. Extra zuur is dat Manuel op andere verantwoordelijke posten ook tegenstanders van Albuquerque heeft benoemd. Zij zullen Albergaria op zijn reis naar Indië vergezellen. Natuurlijk is de dan al zwaar zieke gouverneur diep ontgoocheld, omdat hij voor het trouw dienen van zijn koning en het zoveel mogelijk en naar beste vermogen uitvoeren van diens opdrachten, slechts ondank blijkt te oogsten. Hij is er bovendien van overtuigd dat zijn opvolger er eerder op uit zal zijn af te breken wat hij heeft opgebouwd, dan dat hij zal voortbouwen op de al behaalde resultaten.
Nog voordat Albergaria op 7 april 1515 naar Indië vertrekt, betreurt de vorst, wellicht na een gesprek met een bewonderaar van Albuquerque, dat hij deze heeft vervangen door Albergaria. De koning vraagt de laatste daarom zijn benoeming niet te aan-vaarden, maar Albergaria antwoordt dat hij popelt om zijn plichten te vervullen. Manuel schrijft Albuquerque vervolgens een brief, waarin hij hem aanbiedt de stad Cochin, te gaan besturen, die dan aan de jurisdictie van Albergaria zal worden onttrokken. In 1518, na afloop van de ambtstermijn van zijn opvolger, zal Albuquerque, die dan 66 jaar oud zal zijn, tot zijn dood zijn oude ambt mogen vervullen. Vier maanden nadat Albergaria is vertrok-ken, bereikt Manuel, via Rome, het bericht dat de `Grote Sultan’ van Caïro een omvangrijke en zwaar bewapende vloot, bestaan-de uit galjoenen en galeien, in Suez aan het bouwen is, om de Portugese bezittingen in Indië aan te vallen. Nu heeft Manuel er helemaal spijt van dat hij de bekwame bevelhebber teruggeroe-pen heeft. Hij zendt Albuquerque een brief met de opdracht de Egyptische vloot te vernietigen, onder de belofte dat hij volgend jaar maart, een grote aanvullende troepenmacht naar Indië zal zenden. De vorst schrijft Albergaria een brief, waarin hij hem informeert over de Egyptische dreiging en hem beveelt bij zijn aankomst in Indië Albuquerque niet naar Portugal te laten gaan, maar hem te steunen bij de uitvoering van zijn opdracht de Egyptische vloot uit te schakelen. Mocht hij al vertrokken zijn dan dient Albergaria deze vloot zelf te vernietigen. De brieven komen te laat; Albergaria arriveert 8 september 1515 in Goa, neemt zijn ambt op zich en vertrekt in oktober naar Cochin. Half december komt Albuquerque, na Ormoez veroverd te hebben, doodziek voor Goa aan, waar hij de dag daarop overlijdt.
Albergaria’s is in Goa gearriveerd met 13 (Barros) of 15 (Correia) schepen, (bijna) allemaal naus (kraken). Van zijn kapiteins hebben de volgende al eerder een rol gespeeld: Fernão Peres de Andrade (zie deel V, pag. 43, 51, 60 en 190-191); Álvaro Barreto en/of Álvaro Teles Barreto, kapitein van de São Gião (zie deel IV, pag. 149, 152, 162 en deel V, pag. 47)); Cristovão de Távora (zie deel V, pag. 225-226); Francisco de Távora, met de São Cristovão (zie deel IV, pag. 149, 166, 168, 177, 180-181, 187 en deel V, pag. 47, 157 en 184); Diogo Mendes de Vasconcellos (zie deel V, pag. 63-64, 67-68, 77-78, 143-145, 184 en 210). De overige kapiteins zijn: Simão de Alcáçova, Jorge de Brito, de toekomstige capitão van Malacca, niet te verwarren met zijn naamgenoot die 21 februari 1515 met Afonso de Albuquerque naar Ormoez is vertrokken; Antonio Lobo Falção, Jorge Mascarenhas, Dom Aleixo de Meneses, Dom Goterre de Monroyo Castelhano, met de Piedade, Dom João de Silveira, met de Santa Maria da Serra en Simão da Silveira, met de Santo António. Op de vloot bevinden zich 1.500 soldaten, alsmede de Armeniër Mattheus, de gezant van de Ethiopische keizerin Eleni naar Lissabon, die naar zijn land terugkeert, in gezelschap van Duarte Galvão, de ambassadeur van koning Manuel naar Preste Joam (zie deel V, par. 5.4). Hij heeft rijke geschenken bij zich, zowel voor de vorst, als voor de Ethiopische kerk.
Magalhães-Godinho, vermeldt dat van Albergaria’s vloot zeven schepen aan de koning behoren en dat de andere vijf bewapend zijn door kooplieden. De kapitein van een van deze vijf schepen is de vaak eerder genoemde Giovanni da Empoli (zie Deel IV, pag. 69 en Deel V, pag. 122/3, 137 en 183/4), vroeger factor, daarna reder en thans kapitein op zijn eigen schip.
De nieuwe gouverneur-generaal, die het hoffelijke optreden van zijn voorganger mist en een gereserveerde houding aanneemt, maakt zich van meet af aan impopulair in Cochin, zowel bij de radja, als bij zijn eigen landgenoten. Dom Garcia de Noronha, die 10 augustus van Ormoez is vertrokken en tot december in Indië de moesson moet afwachten, heeft een stormachtig gesprek met Albergaria, die volstrekt andere ideeën blijkt te hebben als Dom Garcia’s neef Albuquerque. De laatste heeft zoveel mogelijk de misstand bestreden van voor eigen rekening handeldrijvende Portugese militairen en functionarissen, die daarmee het konink-lijk monopolie doorbreken. Albergaria is niet krachtig en resoluut genoeg om tegen particuliere handel op te treden. Het gevolg op het moreel van de troepen is desastreus; het eigenlijke militaire handwerk en het behartigen van de belangen van de koning worden al gauw beschouwd als hinderlijke onderbrekingen van de eigen handelsactiviteiten. Portugese militairen in lagere rangen, voor wie echt handeldrijven te moeilijk is, verrijken zich door handelsschepen te kapen, ook in gevallen waarbij een cartaz kan worden getoond. Deze piraterij, waarbij de eigen overheid onderuit gehaald wordt, brengt immense schade toe aan de goede naam van de Portugezen. Bij het bezoek aan de verschillende forten, waar Albergaria de nieuw benoemde capitães en feitores installeert. blijkt dat de capitão-geral zich tot in detail inlaat met zaken, waarvoor zij verantwoordelijk zijn.