Hoofdstuk 2
Reizen naar de Nieuwe Wereld
2.1 Ontdekkingstochten naar het Noorden
Geschreven door Arnold van Wickeren
In paragraaf 2.8 van Deel II is aandacht geschonken aan de verkenningstochten in het noorden van de Atlantische Oceaan. Onder meer kwamen ter sprake de tochten van Diogo de Teive in 1452 en die van João Vaz Corte-Real en Álvaro Martins Homem tegen 1474. Bij beschikking van 28 oktober 1499 geeft Manuel João Fernandes Lavrador (boer) op Terceira toestemming trabalhar de ir buscar e descobrir algumas ilhas de nossa conquista (op zoek te gaan naar en te ontdekken: enige eilanden aan onze kant van de demarcatielijn). De kosten van de expeditie dienen te worden gedragen door João Fernandes, maar als beloning wordt hem een capitania beloofd naar het voorbeeld van Madeira. Van de door João Fernandes gemaakte verkennings-tocht(en) is geen verslag overgeleverd, maar dat er één of meer tochten hebben plaatsgevonden en dat daarbij resultaat is geboekt, blijkt uit verschillende aanwijzingen. Zo is bekend dat een landeigenaar op Terceira in 1506 de zonen van João Valadão gerechtelijk vervolgt, omdat deze land van hem in bezit heben genomen, tijdens zijn afwezigheid, omdat `ik en João Fernandes Lavrador door de Koning onze Heer gemachtigd waren ontdekkingsreizen te maken, waaraan we ruim drie jaar hebben besteed.’ Als in het begin van de 16e eeuw voor Groenland de naam `Labrador’ op de kaarten verschijnt, wordt aangenomen dat João Fernandes dit eiland zijn naam heeft gegeven. In welk jaar João Fernandes en Pedro de Barcelos Groenland hebben ontdekt en daar aan land zijn gegaan, is al lange tijd een punt van onderzoek en discussie. In navolging van Damião Peres, houdt Diffie het op 1500 of 1501. Anderen zijn van mening dat de tocht van het tweetal voorafgegaan is aan de reis die de Venetiaan Giovanni Cabote (John Cabot), in dienst van Engelsen uit de havenstad Bristol, in 1497 of 1498 heeft ondernomen. De expeditie van Giovanni Cabote ontdekt het grote ten zuidwesten van Groenland gelegen schiereiland, zoals blijkt uit een anonieme kaart van omstreeks 1525. Hierop staat dit schiereiland aangegeven als `Terra do Lavrador’ en in de legenda is in het Spaans vermeld `Tierra del Labrador laqual fue descubierta por los ingleses de la vila de bristol e porq el q dio el aviso della era labrador de las islas de los açores le quido este nombre’ Uit deze tekst leiden sommige historici af dat de expeditie van João Fernandes Lavrador en Pedro de Barcelos is voorafgegaan aan die van Giovanni Cabote en dat de benaming `Lavrador’ of `Labrador’ zich gehecht heeft aan het betreffende schiereiland, dat door Giovanni Cabote en zijn metgezellen is ontdekt. Deze lezing veronderstelt dat João Fernandes al op ontdekkingstocht is geweest, voordat koning Manuel hem bij succes een capitania beloofd heeft. Dit is, zoals hierna zal blijken, niet ongebruikelijk.
Op 12 mei 1500 staat koning Manuel Gaspar Corte-Real toe zijn, tot dan toe voor eigen rekening ondernomen, ontdekkingsreizen in de buurt van Newfoundland voort te zetten. Hij is daarmee in de voetsporen getreden van zijn vader, João Vaz Corte-Real, donatário op Terceira, die kort voor 1474, tezamen met Álvaro Martins Homem het Terra dos Bacalhaus (Kabeljauwland), thans Newfounland, heeft ontdekt. Gaspar verkrijgt het op zijn erfgena-men overgaande recht zijn eventuele ontdekkingen, of dit nu eilanden zijn dan wel vasteland is, verder te onderzoeken, te besturen en de vruchten ervan te plukken. Dit blijkt uit de legenda van de beroemde anonieme en in deel II (zie pagina 162) besproken Cantino-kaart of Cantino-atlas uit 1502. Op deze kaart wordt ten minste één eiland voor de kust van Terra Nova (Newfoundland) aangeduid als `Terra Corte-Real’.
Volgens de kroniekschrijver Damião de Goís vertrekt Gaspar Corte-Real in het voorjaar van 1500 met één schip. Hij vindt een koud land met hoge bomen, dat hij Terra Verde noemt. De bevolking wordt omschreven als `barbaars en wild,’ blank als zij jong zijn, maar bruinig als zij ouder worden. Gaspar leert hen goed genoeg kennen om te ervaren dat zij zeer jaloers zijn wat hun vrouwen betreft. Een en ander komt overeen met de beschrijving van Newfoundland ten noorden van Cape Breton, dezelfde streek die Cabot heeft bezocht. Uit de verwarde en tegenstrijdige gegevens die over de avonturen van Gaspar Corte-Real bestaan, is door sommigen opgemaakt dat hij ver-moedelijk nog in 1500 de oostkust van Groenland heeft bezocht; hij zou daarna Kaap Farewell aan de zuidpunt daarvan gerond hebben en is vervolgens langs de westkust van dit eiland naar het noorden gezeild, totdat ijsbergen hem verdere voortgang hebben belet. Toen zou hij zijn teruggekeerd naar Lissabon, waar hij vermoedelijk in de eerste helft van oktober 1501 is aangeko-men. Als deze lezing juist is, dan is Gaspar Corte-Real, afgezien van de Noormannen, de eerste Europeaan die wellicht in aanra-king is gekomen met Eskimo’s. Mogelijk is Gaspar al veel eerder van deze tocht teruggekeerd, want volgens Damião de Goís zeilt hij in april of mei 1501 opnieuw uit, dit keer met drie schepen en in gezelschap van zijn oudere broer Miguel. De beste inlichtingen over deze reis zijn, volgens Diffie, te vinden in de vanuit Lissabon geschreven brieven van Pietro Pasqualigo en Alberto Cantino, respectievelijk de gezant van Venetië en de geheim agent van Ercole d’Este, hertog van Ferrara, naar wie de Cantino-atlas is genoemd. Gaspar Corte-Real bereikt Labrador, Newfoundland en Nova Scotia en geeft vele opvallende plaatsen aan de kusten namen, die tot op de dag van vandaag in verbasterde Engelse vorm voortleven. Gaspar zeilt alleen naar het zuiden, om de kust van Newfounland nauwkeurig te onderzoeken, terwijl de beide andere schepen vanaf de oostkust van Newfoundland naar Portugal terugkeren, met vijftig slaven, een hoeveelheid balken en andere objecten, zoals zilveren oorringen en het blad van een Venetiaans zwaard, die de Indianen kennelijk van de expeditie van Cabot hebben gekregen.
De bemanningen van de twee in Portugal aangekomen schepen vertellen dat zij in een bomenrijk en dichtbevolkt land zijn geweest, waarvan de wateren voor de kust rijk zijn aan vis. Deze beschrijving is in hoge mate van toepassing op Newfoundland. Als Miguel al vele maanden in Portugal terug is, wordt nog steeds op de terugkeer van zijn broer gewacht. Miguel stelt de koning voor opnieuw uit te varen voor een nauwkeurige zoektocht naar Gaspar. De koning, die daarmee instemt, verleent Miguel zekere rechten op tijdens de zoektocht eventueel te ontdekken gebieden in het geval Gaspar niet of dood teruggevonden zal worden. Miguel vertrekt 10 mei 1502 met twee schepen. Eenmaal daar aangekomen waar hij zijn broer vermoedt, verlaat hij het andere schip, om alleen op onderzoek uit te gaan. De kapitein van het andere schip wacht te vergeefs op zijn terugkeer. Noch van hem, noch van enig ander lid van zijn bemanning wordt ooit meer iets gezien of vernomen. Koning Manuel zendt, nadat duidelijk is dat beide broers vermist zijn, nog een expeditie uit, om naar hen te zoeken. De zoektocht levert niets op. In de jaren daarna varen geregeld Portugese schepen naar Newfoundland, om daar op kabeljauw te vissen. Desondanks wordt nimmer een spoor van Gaspar en Miguel Corte-Real gevonden. In 1506 worden beide broers en de bemanningsleden van hun schepen officieel dood verklaard.
De dramatisch verlopen reizen van de gebroeders Corte-Real zijn voorlopig de laaste tochten naar het Noorden. Vermoedelijk eerst in 1519 worden de wateren van de Golfo de São Lourenço weer bezocht door een Portugese expeditie. Zij is uitgerust door degenen die daarbij financieel belang hebben, zoals in die tijd gebruikelijk is bij expedities die naar het Westen gezonden worden. De leiding van de onderneming berust, blijkens een koninklijke brief uit 1521, bij João Álvares Fagundes. Nimmer is opgehelderd wat deze expeditie heeft bijgedragen aan de ontdekking van de kust van continentaal Amerika en van de vele eilanden voor de kust. De vele verschillende eilanden, die in de desbetreffende documenten worden opgesomd, zijn vanzelf-sprekend bekend bij die ontdekker die op de betreffende capitania juridische en financiële rechten kan doen gelden. Een Portugese kaart uit 1519 vermeldt bij de in het estuarium van de Saint Lawrence gelegen eilanden Onze Mil Virgens (Elfduizend Maagden). Op een koninklijke kaart uit later tijd worden deze eilanden aangeduid als `Ilhas Fagundas.’ Hieruit blijkt dat João Álvares Fagundes formeel als de ontdekker van de eilanden in de Golfo de São Lourenço is erkend en dat het hem is toege-staan de eilanden te onderzoeken en te exploiteren. Kaarten uit het begin van de 16e eeuw tonen Portugese vlaggen overigens niet alleen op Newfoundland, maar ook op Groenland en Labrador. Deze gebieden worden op deze kaarten aangeduid als `Terra del Rey de Portuguell’.
De onnauwkeurigheid waarmee in die tijd lengtegraden worden bepaald, verklaart waarom Newfoundland en de Gulf of Saint Lawrence beschouwd worden als gebieden die, op basis van het Verdrag van Tordesillas, op de Portugese wereldhelft liggen, ofschoon zij in werkelijkheid op de Spaanse hemisfeer liggen. Koning Manuel voelt zich dus gerechtigd over de betreffende gebieden te beschikken, ofschoon Castilië, dat met Portugal twist over de exacte ligging van de demarcatielijn, zich ook opmaakt om de gebieden te gaan exploiteren en wel met behulp van een Portugese zeeman, Estêvão Gomes geheten. Deze ontvangt in 1525 van de Spaanse kroon opdracht via het noordwesten de doorgang van de Atlantische Oceaan naar de Grote Oceaan te zoeken. Alhoewel hij daarin niet slaagt, verwerft hij enige bekend-heid door zijn activiteiten in de streken tussen Newfoundland en de Chesapeake Bay voor de kust van de Verenigde Staten. Een deel van deze gebieden is al eerder door Fagundes ontdekt, maar Estêvão Gomes verkent en exploiteert ze grondiger.
2.2 Ontdekkings- en handelsreizen naar Brazilië; het begin van de kolonisatie van Brazilië.