Categorieën
Portugees kolonialisme

Portugese betrekkingen met de Maravi. Moçambique ten noorden van de Zambezi tot aan het midden van de 17e eeuw

Deel 22 Index

Hoofdstuk 1

Moçambique ten noorden van de Zambezi tot aan het midden van de 17e eeuw

1.7 Portugese betrekkingen met de Maravi

Geschreven door Arnold van Wickeren

Gedurende de 16e en 17e eeuw is er geen sprake van inmenging door de Portugezen of enige poging van hen om territoriale controle uit te oefenen in gebied ten noorden van de Zambezi – de enige uitzondering hierop vormt het gebied rond Quelimane. In de 16e eeuw hebben de Portugezen een aantal serieuze militaire nederlagen ten noorden van de rivier geleden en zij blijven bevreesd voor de militaire reputatie van de Maravi tot in de volgende eeuw. Het respect voor de macht van de Maravi verhindert echter niet dat de Portugezen contacten met hen onderhouden. Handelaren betreden hun land tot aan het Malawi meer. Er worden geregeld Maravi-hulptroepen gerekruteerd voor de oorlogen in Karanga en de Portugezen op hun beurt helpen Muzura bij de vestiging van zijn hegemonie. Gaspar Bocarro trekt in 1616 het hele gebied van de Maravi door tot aan Kilwa en een aantal Portugezen gaat in de jaren twintig naar het hof van Muzura, waarbij zij allen zicht hebben op het meer van Malawi. En Theodore Garcia reist in 1679 naar het hof van Kalonga. Maar pas in de 18e eeuw is er sprake van permanente Portugese penetratie van het noordelijke binnenland.

De verklaring hiervoor moet zijn dat er tot in de 18e eeuw geen goud gevonden is ten noorden van de Zambezi en daarom is er geen aanleiding voor de Portugezen hun aandacht te richten op het noorden in plaats van op de Karanga goudvelden in het zuiden. Gedurende deze periode is de officiële Portugese politiek goede betrekkingen te onderhouden met de Maravi, om hen ivoor te doen leveren aan Moçambique en Zambezië en om de weg over de noordoever van de Zambezi open te houden voor militaire doeleinden en voor het aantrekken van Maravi-hulptroepen. Voor de 18e eeuw hebben de Portugezen noch adequate hulpbronnen, noch enige dringende reden om militaire ondernemingen te beginnen ten noorden of ten zuiden van de rivier.

Portugese invloed op de formatie van de Maravi-staten is waarschijnlijk op twee of drie manieren essentieel. Het zijn de Portugezen die verhinderen dat de Maravi-staat expandeert over de Zambezi heen en dat de kustbevolking rond Quelimane onder Maravi-controle komt. Tezelfdertijd is het duidelijk dat Portugese hulp Muzura in staat stelt overwicht te verkrijgen over Lundu en zo in het midden van de eeuw het fundament te leggen voor de macht van het hoofdmanschap van Kalonga.

Er wordt ook beweerd dat de handel in ivoor met de Portugezen de energie van de Maravi leidt naar activiteit die op geen enkele wijze een bijdrage levert aan de economische ontwikkeling van hun eigen gemeenschappen. In de 16e en 17e eeuw is er helemaal geen bewijs voor deze bewering. Het is bekend dat in een geval de Kalonga hebben getracht de hele ivoorhandel te controleren en dat de Maravi-handelaren geregeld speuren naar de meest voordelige markt voor hun ivoor, waarbij zij zoveel mogelijk trachten te vermijden dat zij in Zambezië in aanraking komen met het handels-monopolie van de capitão van Moçambique. Zij verhandelen hun ivoor liever op de vrije markt van Moçambique-eiland. Het is duidelijk dat de transportproblemen in de weg staan van de verdere ontwikkeling van de ivoorhandel in het binnenland ten noorden van de Zambezi. Hieruit kan worden afgeleid dat mankracht voor het transport van slagtanden niet noodzakelijkerwijs wordt onttrokken aan andere activiteiten. Ten slotte is het duidelijk dat de Portugezen handeldrijven met de Maravi in artikelen anders dan ivoor. Zij kopen van hen ijzerwaren, koperdraad en grote hoeveelheden lokaal vervaardigde katoenen kledingstoffen – machiras – evenals voedsel.

De Karanga-hoofdmanschappen, de Portugese vestigingen aan de Zambezi en de Maravi-hoofdmanschappen in het noorden zijn allemaal betrokken bij de handel en in mindere mate bij de mijnbouw, wat hen verbindt met de wereld van het internationale mercantiele kapitalisme. Dit mag dan wel belangrijk zijn, maar niet moet worden vergeten dat in de 16e en 17e eeuw de politieke verdeling van deze regio, zowel groot als klein, niet in de eerste plaats afhankelijk is van de handel. De politieke autoriteit is gebaseerd op het verkrijgen van tribuut van boeren die het land bewerken en op de herverdeling van door belastingheffing verkregen tribuut over cliënten en aanhangers. De macht handel en mijnbouw te belasten en de distributie van ingevoerde goederen te controleren is een deel van de structuur van politieke macht, maar evenals in Europa in de vroegmoderne tijd, zijn de gemeenschappen nog in overweldigende mate gebaseerd op dorpsgewijs bedreven landbouw en de politieke controle blijft uiteindelijk berusten op de capaciteit zulke gemeenschappen te controleren en van hen belastingen te heffen. De lange termijn evolutie naar ontwikkeling of onderontwikkeling heeft in dit stadium minder te maken met internationale marktkrachten dan met de manier waarop heersende elites in Afrika en elders het surplus dat zij van de boeren hebben ontvangen gebruiken.

2.0 Zuidoost-Afrika rond het jaar 1600