Hoofdstuk 3.
De ontwikkelingen in het Verre Oosten
3.9. Siam
Geschreven door Arnold van Wickeren
Afonso de Albuquerque heeft al in 1511 Duarte Fernandes als gezant naar koning van Siam, Rama Tibodi II (1491-1524), gezonden. António de Miranda de Azevedo en Manuel Fragoso zijn hem gevolgd als gezanten naar Siam. Het land, dat bedreigd wordt door het naburige Chiang Mai, blijkt veel belang te stellen in de wapens van de Portugezen, in ruil waarvoor de koning hen handelsfaciliteiten in Siam aanbiedt. In 1514 heeft de Siamese gezant naar Goa, die juwelen en andere kostbare giften voor koning Manuel bij zich heeft, dit bevestigd.1
In 1518 brengt Duarte Coelho, die al tweemaal eerder in Siam is geweest,2 een bezoek aan Rama Tibodi II. Hij overhandigt de vorst een brief van koning Manuel en biedt hem geschenken aan, in ruil voor de eerder voor koning Manuel ontvangen juwelen en andere kostbare giften. Doel van het bezoek van Coelho is het verdrag dat Miranda heeft gesloten te hernieuwen. Dit verdrag houdt in dat Portugal vuurwapens, die in Siam onbekend zijn, en munitie levert, in ruil waarvoor Portugezen zich in Siam mogen vestigen en daar handelsvoordelen en religieuze vrijheid zullen genieten.
Siam heeft vuurwapens nodig in zijn strijd met Chiang Mai, dat in 1515 de Siamese provincies Sukbothai en Kamphengphet heeft veroverd. Coelho’s missie slaagt en kort na 1518 vestigen zich vele Portugese handelaren in de hoofdstad Ayuthia (Hudia). terwijl ook Portugese handelsposten worden ingericht in Mergui, Tennaserim en Patani, met welks gouverneur Duarte Coelho, toen hij in 1518 op de terugweg was naar Malacca, al een vredes- en handelsverdrag heeft gesloten en op welke reis hij tevens zonder enig geweld het Maleise Pahang schatplichtig heeft gemaakt aan de koning van Portugal. In Tennaserim verrijst in 1520 zelfs een houten fort.
Portugal levert niet alleen een aanzienlijke hoeveelheid vuurwapens, maar ook militaire instructeurs. Zij nemen in 1528 deel aan de aanval op het leger van Chiang Mai, dat aan de oevers van de Mewang in Lampang zo’n zware nederlaag lijdt dat Siam dertig jaar lang geen last meer heeft van dat land. De koning van Siam laat daarop zijn leger door Portugese militaire adviseurs reorganiseren en uit dankbaarheid voor hun hulp in zijn strijd met Chiang Mai geeft de koning de Portugezen gedurende drie jaar belastingvrijdom in alle Siamese havens. Chiang Mai is in die tijd niet het enige land waarmee Siam heeft af te rekenen. Van Groslier weten we dat de Cambodjanen in 1531 een geslaagde inval doen in de Siamese provincie Prachin. De Siamezen nemen in 1532-1533 wraak en vallen Cambodja binnen over land en over zee. De invasiemacht staat onder bevel van de in 1482 in ballingschap geboren en opgegroeide Cambodjaanse prins Pnhea Ong. Volgens Siamese bronnen zouden de invallers een volledige overwinning hebben behaald, maar de Franse historicus Jean Moura is van oordeel dat de overwinning is gegaan naar de Cambodjaanse koning Ang Chan en dat Ong in 1534 bij Pursat de dood heeft gevonden.
De handel van de Portugezen in Malacca met Siam is volgens Tomé Pires en Ruy de Brito Patalim, de eerste capitão van Malacca, aanzienlijk. Siam is, naast Bengalen, Pegu Coromandel en Java, een belangrijke leverancier van levensmiddelen. In Malacca komen soms 30 jonken uit Siam aan met rijst, zout, gedroogde vis, arak en groente. Daarnaast voert Siam naar Malacca uit: gomlak, benzoë, sappanhout, lood, tin, zilver, goud, ivoor, cassia fistula, schalen vervaardigd van koperen of gouden ringen, waarin robijnen en diamanten zijn verwerkt, en tenslotte grote hoeveelheden goedkope Siamese kleding. De Siamezen kopen van alles in Malacca, vooral veel in Coromandel vervaardigde kleding, die speciaal gemaakt is voor de Siamese markt, en grote aantallen manlijke en vrouwelijke slaven. 3
Portugese kroniekschrijvers vermelden dat in Siamese havens grote hoeveelheden zilver en tin verkregen kunnen worden. Al in 1506 bestaan er handelscontacten tussen het Siamese Mergui en Pulicat aan de Coromandelkust. Zilver, tin en lood zijn ook verkrijgbaar in de Birmese havenstad Pegu, waar deze metalen in grote hoeveelheden worden aangevoerd uit de binnenlanden van Laos. Vanaf 1511 ruilen de chetti’s en in mindere mate de marakkayars van de Coromandelkust deze metalen tegen kleding in de havens aan de Golf van Bengalen. Zij betalen een exportheffing aan de koning van
Siam van tweenegenden van de waarde van de uitgevoerde metalen. Ondanks de toenemende invloed van de Portugezen aan de kust van Coromandel en hun geprivilegeerde positie in Siam, wordt de handel tussen Coromandel en Siam in de eerste helft van de 16e eeuw gedomineerd door inheemse handelaren.
1 zie deel V, pag. 119-121 en 189
2 zie deel VI, § 7.7
3 Overigens is Malacca bij lange na niet de belangrijkste handelspartner van Siam. Vanuit het zeer belangrijke Tennaserim, aan de westkust van het schiereiland Maleisië, worden handelsbetrekkingen met West-Azië, vooral met Gujarat, onderhouden, evenals met de Noordsumatraanse havens Pacém en Pedir en met Bengalen. De handel vanuit de Siamese havens aan de Golf van Siam is in hoge mate gericht op China en handelaren uit dat land genieten privileges in bedoelde havens. De daar wonende kooplieden drijven ook handel met Achter-Indië (Cambodja, Champa en Cochin-China) en met Pacém, Pedir, Indragiri en Palembang op Sumatra en met Soenda op Java en mogelijk met nog andere eilanden van de Indonesische archipel.