Stand van zaken bij het overlijden van Albuquerque. De Estado da India

Deel 6 Index

Hoofdstuk 6

De Estado da India

6.1 Stand van zaken bij het overlijden van Albuquerque

Geschreven door Arnold van Wickeren

Deel V eindigt met het overlijden eind 1515 van capitão-geral Afonso de Albuquerque, die om zijn grote verdiensten aangeduid wordt als Albuquerque `de Grote.’ Hij heeft het Portugese handelsimperium in Azië een stevig fundament gegeven, de steden Goa, Malacca en Ormoez veroverd, vrede gesloten met Calicut en in deze vier plaatsen stenen forten gebouwd. Hij heeft de forten in Cannanore en Cochin herbouwd, respectievelijk vergroot. In al deze forten liggen sterke en uitstekend bewapende garnizoenen. De vloot in Indië bestaat uit vijftig meest in goede staat verkerende schepen: naus (kraken), caravelas (karvelen), galés (galeien) en fustas (hulken), die veelal op werven in Indië zijn gebouwd. Door zijn politiek, Portugezen te laten trouwen met Indische vrouwen, heeft Albuquerque de steden Goa en Cochin voorzien van een Luso-Indische bevolking die de Portugese taal en cultuur heeft overgenomen en de Portugese zaak onvoor-waardelijk trouw is. De Portugezen in Indië onderhouden goede betrekkingen met de vorsten van Perzië, Gujarat, Bijapur, Calicut, Cochin en Quilon, dat wil zeggen met alle grote en kleine potentaten tussen Ormoez en Ceylon, met welk laatste land de betrekkingen verder moeten worden aangehaald. Albuquerque heeft de maritieme suprematie van Portugal, die zijn voorganger in 1509 gevestigd heeft, door bij Diu een grote overwinning te behalen op de verenigde vloot van Egypte en Gujarat, uitgebreid tot de wateren van Oost-Azië, doordat Fernão Peres de Andrade in 1513 bij Malacca een grote Javaanse vloot vernietigd heeft. Dat de Portugezen de maritieme suprematie in Azië hebben kunnen veroveren, heeft verschillende oorzaken. Hun schepen zijn zwaarder bewapend; hun navigatie is beter, door hun grote ervaring in het bevaren van de wereldzeeën. Zij vechten met ware doodsverachting, waarbij zij vaak staaltjes van grote per-soonlijke moed laten zien; Albuquerque, die de van Manuel ontvangen opdrachten steeds naar beste vermogen heeft uitgevoerd, vooral als die overeen-kwamen met zijn eigen ideeën, heeft zich vaak geërgerd aan de steeds wisselende inzichten van de gemakkelijk te beïnvloeden vorst, die hem voortdurend nieuwe instructies zendt, die vaak ingaan tegen eerdere opdrachten. Albuquerque heeft de koning in 1513 al geschreven: `Ik moet u zeggen, sire, dat u voorzichtig moet zijn met het geven van opdrachten en aanwijzingen, want ieder jaar komen er opdrachten en aanwijzingen die ingaan tegen vorige, en ieder jaar verandert u van mening en laat u zich adviseren door een nieuwe raad. Indië lijkt niet op Fortaleza São Jorge da Mina, waarmee u een beetje kunt spelen, omdat het vele grote koningen en heersers heeft met grote hoeveelheden cavalerie, voetvolk en artillerie.’

Albuquerque heeft de handel in specerijen grotendeels in Portugese handen gebracht, zij het dat geen sprake is van een volkomen monopolie; de peperhandel van Noord-Sumatra ont-trekt zich nog aan de invloed van de Portugezen en menig Arabisch schip weet ongemerkt de Rode Zee te bereiken. Ook de smokkel over land is niet doeltreffend te bestrijden. Een volledige blokkade van de Rode Zee is overigens evenmin mogelijk, zelfs niet als alle Portugese functionarissen onkreuk-baar zouden zijn en de Portugezen over onbeperkte militaire en maritieme middelen zouden beschikken. Het ontbreekt hen eenvoudig aan de financiële middelen om de handelstromen die hun weg vinden naar de Rode Zee in hun geheel rond de Kaap te leiden. Voor de Indische economie zou een volledige blokkade desastreus zijn. Er zou een groot tekort aan zilvergeld ontstaan, omdat de geldcirculatie in Indië voor een belangrijk deel bestaat uit Egyptisch-Syrische xerafins en uit xerafins uit Aden, naast zilveren larins die Indië via Ormoez bereiken. Ook zou de import wegvallen van Caïreense opium, koraal en saffraan uit het gebied van de Middellandse Zee, Yemenitische meekrap en vele andere producten. Indië zou dit alles kunnen overleven, maar echt dodelijk voor de Indische economie zou zijn het wegvallen van belangrijke afzetgebieden voor specerijen en textiel. De Portugezen kunnen de moslims en `heidenen’ niet vervangen op alle internationale handelsroutes en dit temeer niet omdat zij in het Oosten te maken krijgen met machtige en kapitaalkrachtige productiecoõperaties en met handelscompagnieën die beschik-ken over veel schepen, werven en grote concurrentiekracht. De Portugezen streven daarom geenszins naar beheersing van de gehele Aziatische handel; maar slechts naar monopolisering van de handel in enkele specerijen (peper, kaneel, muskaat-noten, foelie en kruidnagelen), geneeskrachtige kruiden en edelstenen. Zij voegen zich hierbij in de bestaande Aziatische commerciële netwerken. Voorzover zij niet zelf de begeerde producten kopen, controleren zij de handel van Arabische en Aziatische kooplieden. Slechts islamitische handelaren die zich hebben gevestigd in plaatsen die door de Portugezen beheerst worden (Goa, Ormoez en Malacca), of die opereren vanuit de havens van bondgenoten (Cannanore, Cochin, Quilon en later ook Calicut) kunnen een cartaz (vrijgeleide) kopen, die de plaatselijke heerser, in coöperatie met de Portugese factor, verstrekt. Hindoe-handelaren kunnen cartazes kopen ongeacht hun woonplaats. De lading van schepen van moslims die niet over een cartaz beschikken, wordt bij aanhouding door een Portugees schip geconfisqueerd, waarbij de opvarenden soms het leven verliezen. Er wordt eveneens streng opgetreden tegen schepen die van de vooraf aangegeven bestemming afwijken. Moslimkapiteins van schepen die bijvoorbeeld beschikken over een cartaz, waarop aangegeven wordt dat de bestemming Ormoez is, maar die kennelijk op weg zijn naar de Rode Zee, moeten vrezen voor hun goed en hun leven. Soms wordt de lading van schepen die over een cartaz beschikken, toch in beslag genomen, omdat al dan niet terecht wordt beweerd dat de cartaz een vervalsing is (zie deel IV, pag. 144). Ook komt het voor dat een cartaz is afgegeven in strijd met de voorschriften, nadat de Portugese factor zich heeft laten omkopen (zie deel V, pag. 49).

Onder verwijzing naar paragraaf 6.2 van deel V, waarin de handel van de Portugezen in Malabar uitgebreid is beschreven, zij hier opgemerkt dat het koninklijk monopolie in specerijen geenszins betekent dat alle handelswinsten geheel aan koning Manuel toevallen. Weliswaar streeft Manuel er vanaf 1506 naar dat slechts de kroon de vloten voor Indië bewapent en van ruil-goederen en zilver voorziet en wil slechts hij gerechtigd zijn peper en andere specerijen te kopen, maar dit blijkt in de praktijk niet vol te houden. In de vloten die de vorst naar Indië zendt bevinden zich ook schepen van of bevracht door particuliere ondernemers, onder wie zich veel in Portugal woonachtige Italianen bevinden. Oliviera Marques merkt hierover op dat grote hoeveelheden Aziatische goederen weliswaar in de handen van vreemdelingen zijn terechtgekomen, omdat deze die goederen rechtstreeks hadden gekocht of gefinancierd, maar dat het een overdreven voorstelling van zaken is, te beweren dat de Portugezen zijn opgetreden als transporteurs van andermans goederen, in plaats van als vervoerders van hun eigen waren. Een zeer aanzienlijk deel van de handelswinst, schrijft hij, is niet in handen gekomen van buitenlanders.

6.2 Lopo Soares de Albergaria opvolger van Albuquerque.

About Marco Ramerini

I am passionate about history, especially the history of geographical explorations and colonialism.
x

Check Also

Ceylon. Expansie van het Império Português (1515-1521)

Deel 6 Index Hoofdstuk 7 Expansie van het Império Português (1515-1521) 7.2 Ceylon Geschreven door Arnold van ...