Hoofdstuk 3.
De eerste reis van Vasco da Gama naar Indië
3.6 Terra da Boa Gente
Geschreven door Arnold van Wickeren
Terwijl de schepen hun weg langs de zuidkust van Afrika vervolgen, steekt er op 12 december een hevige storm op. De zeelieden, die bang zijn in het natuurgeweld te zullen omkomen, willen naar huis terugkeren. Vasco da Gama dreigt iedereen die oppert de reis af te breken overboord te laten zetten. Als de Bérrio op deze dag door de hevige storm het contact met de andere schepen verloren heeft, wordt Nicolau Coelho door een van de opvarenden gewaarschuwd, dat de bemanning op het punt staat in opstand te komen. Nicolau Coelho weet de gemoederen te kalmeren. Als de storm is gaan liggen en de schepen elkaar zo dicht kunnen naderen dat de zeelieden elkaar kunnen beschreeuwen, blijkt dat Vasco da Gama op de São Gabriel enige van zijn officieren in de ijzers heeft laten slaan, omdat zij niet of onvoldoende zijn opgetreden tegen degenen die de reis willen afbreken. Door dit besliste optreden wordt de discipline ook op de andere schepen snel hersteld. Korte tijd later zal de capitão-mor zijn mannen, volgens Correia op voorspraak van zijn broer Paulo, van hun ketenen bevrijden, maar op de terugweg zullen zij weer worden geketend en bij aankomst in Portugal zal hun verzuim aan koning Manuel worden gemeld.
Op vrijdag 15 december passeren de schepen de Ilhéus Chaos (Vogeleilanden) en bevinden zij zich in de Indische Oceaan. Twee dagen later zien de zeevaarders de padrão, die Bartolomeu Dias op Cabo Padrone heeft neergezet en passeren zij het verst door hem bereikte punt, de monding van de Rio de Infante (Grote Visrivier). De schepen zeilen overdag moeizaam tegen de wind in naar het noordoosten, terwijl zij ‘s nachts stil liggen. Op 20 december doen de zeelieden een merkwaardige ontdekking. Zij krijgen opnieuw het Ilhéu da Cruz, het eiland dat zijn naam dankt aan het grote houten kruis, dat Bartolomeu Dias er heeft opgericht, in zicht, terwijl zij menen 60 léguas verder te zijn gekomen.
Kennelijk voert de sterke Moçambiquestroom de schepen ‘s nachts terug over de afstand die overdag is afgelegd. De zeelieden krijgen daarna de wind in de zeilen en `met Gods genade mochten wij voortgang boeken’. Op eerste kerstdag zijn vier graden afgelegd. Het bosrijke, zacht glooiende heuvellandschap dat zij op die dag op 28 30′ ZB waarnemen, wordt toepasselijk Terra do Natal gedoopt. Op de São Rafael ontdekken de opvarenden dat een van de masten, kort onder de top, een scheur vertoont en dreigt af te breken. De mast wordt in afwachting van een ankerplaats, provisorisch gespalkt. Op 28 december worden de ankers uitgeworpen om drie dagen te vissen. De zeelieden vangen zoveel vis, dat de kust daar de naam Ponta da Pescaria ontvangt. Als de reis wordt voortgezet, verlaat Vasco da Gama om niet opgehelderde redenen de kust en de schepen zeilen over open zee. Heeft hij wind tegen, of verwacht hij een kortere route te vinden? Na veertien dagen is de voorraad drinkwater zozeer geslonken, dat het dagrantsoen wordt gesteld op slechts een quartilho (minder dan een halve liter) per man. Vasco da Gama is gedwongen opnieuw de kust op te zoeken.
Op circa 2430′ ZB doemt de kust op en donderdag 11 januari 1498 ankeren de schepen op een open rede bij een klein dorp. Twee mannen, onder wie Martin Afonso, die door zijn langdurige verblijf in Congo geacht wordt een expert te zijn in het maken van contact met negers, worden op de kust afgezet. Zij worden gastvrij begroet. De kapitein-majoor zendt daarop aan het opperhoofd een wambuis, een rode broek, een Moors hoofddeksel en een armband. Het opperhoofd is zeer verguld met de geschenken en toont deze vol trots aan ieder die hij tegenkomt. Hij staat de zeevaarders toe in zijn land alles te nemen wat zij nodig hebben, `althans zo begreep Martin Afonso het’. Álvaro Velho voegt hieraan toe: `Dit gebied lijkt ons dicht bevolkt. Er zijn veel opperhoofden en het aantal vrouwen schijnt dat van de mannen te overtreffen, want onder hen die ons kwamen bezoeken waren op elke twintig mannen veertig vrouwen’. Martin Afonso en zijn metgezel vinden die nacht onderdak in het dorp. Zij krijgen gierstepap en kip te eten, `net als in Portugal’. De volgende ochtend worden zij, met kippen voor de kapitein-majoor, naar hun schip teruggezonden en wordt begonnen met het innemen van water. Gedurende vijf dagen sjouwt de bemanning, geholpen door de negers, de kruiken met water door de branding aan boord van de schepen. Gedurende dit karwei ruilt Vasco da Gama met de dorpelingen Portugese hemden voor koper. Het valt de zeevaarders op dat de gevesten en scheden van de zwaarden van de inheemsen zijn ingelegd met ivoor, terwijl ook tin bekend is. De Portugezen noemen de kust, gezien de vriendelijkheid waarmee zij ontvangen zijn, Terra da Boa Gente. De kleine rivier ter plaatse ontvangt de naam Rio do Cobre, wegens de overvloed van koperen sieraden waarmee de dorpelingen (`heel lange mensen’) getooid zijn. De plaats is later gelokaliseerd als de monding van de Rio Inharrime in Moçambique.