Hoofdstuk 2
Van moslimoverheersing tot onafhankelijk koninkrijk
2.2 Van graafschap naar koninkrijk
Geschreven door Arnold van Wickeren
Van groot belang voor het ontstaan van Portugal als een onafhan-kelijk koninkrijk, is de pretentie van Alfonso VI, koning van Léon, Castilië, Galicië en Portucale, zichzelf `keizer’ te noemen. Slechts een keizer kan koningen tot vazal hebben. Hij voert nu en dan de keizerstitel, omdat hij zich beschouwt als theoretische erfgenaam van de Visigotische heersers. Op 26 november 1095 roept paus Urbanus II (1088-1099) tijdens het Concilie van Clermont-Ferrand de christenheid op het kruis op te nemen om de Turken uit het Heilige Land te verdrijven. De oproep wekt zoveel geestdrift de islam te bestrijden dat Franse ridders en voetvolk naar het Iberisch schiereiland komen om de christelijke koningen uit het noorden te ondersteunen in hun strijd tegen de Almoraviden. Hiermee is een ontwikkeling in gang gezet die uiteindelijk zal leiden tot een onafhankelijk koninkrijk Portugal. Eén van de Franse ridders is Raymond, de vierde zoon van Guillaume I, hertog van Bourgondië. Koningin Constance, en de Orde van Cluny arrangeren in 1090 een huwelijk tussen Raymond van Bourgondië en Urraca, de enige wettige dochter van Alfonso VI en diens tweede vrouw Constance van Bourgondië. Raymond, die te zijnertijd de troon van León en Castilië zal erven, wordt in afwachting daarvan in 1093 door zijn schoonvader belast met het bestuur (tenentia) over Galicië. Raymond bestrijdt met succes de moslims; nog in 1093 trekt hij in triomf Shantarin (Santarém) en al-Ushbūna (Lissabon) binnen. Raymond verwerft in 1094 ook het bestuur over al het gebied tussen de rivieren Minho en Mondego. Om de door veroveringen toegenomen macht van zijn schoonzoon in te perken, besluit Alfonso in 1096 of 1097 het bestuur over al het gebied tussen de Mondego en de Minho, maar niet de veroveringen tussen de Mondego en de Taag, op te dragen aan een ander.
Deze ander is zijn nieuwe schoonzoon, graaf Henri van Bourgondië (1057-1114), die genoegen heeft moeten nemen met de hand van Tarasia of Teresa (1075-1130), de onwettige, maar favoriete dochter van Alfonso VI en zijn concubine Jimena Muñoz. Henri, die in 1087 naar Portugal is gekomen en in 1095 met Tarasia in het huwelijk is getreden, is niet de eerste de beste; hij is de broer van hertog Eudes (Odo) I van Bourgondië en van abt Hugo van Cluny en een neef van Raymond. Dona Tarasia laat zich `koningin’ noemen, een titel waarop zij als koningsdochter overigens recht heeft. Graaf Henrique da Borgonda en `koningin’ Tarasia hebben hun hof in Guimarães. In 1096 verlenen Dom Henrique en de Infante Dona Teresa de inwoners van Guimarães hun eerste foral.1 Hun zoon en erfgenaam is Afonso Henriques (1111-1185), de toekomstige eerste koning van Portugal. Voor het zover is, doen zich nog tal van verwikkelingen voor.
Als Alfonso VI tegen de zestig loopt, schenkt zijn concubine Zaida, dochter van al-Mu’tamid, koning van de taifa Ishbiliya hem een zoon, Sancho genaamd. Als Sancho zeven jaar is, besluit Alfonso dat hij de troon van Léon en Castilië zal erven, in plaats van zijn schoonzoon Raymond. Dit voornemen alarmeert vanzelfsprekend Raymond en Urraca. Zij roepen de hulp in van neef Henrique en halfzus Tarasia om de aanspraken van Raymond op de troon van Castilië en León te ondersteunen. De op macht beluste Henrique zegt hulp toe, in ruil voor de taifa Tulāytula (Toledo), of anders Galicië, als Toledo in handen van de Almoraviden zou blijven. Raymond sterft reeds het jaar daarop (1107), Sancho wordt in 1108 gedood en Alfonso overlijdt op 1 juli 1109. Urraca erft de troon van Léon en Castilië, maar kan niet de titel keizerin voeren, omdat de keizerstitel is voorbehouden aan een man. Voorts is bepaald dat haar zoon Alfonso Raimundez koning van Galicië zal worden zodra Urraca hertrouwt. Als Urraca in 1109 met Alfonso I van Aragón in het huwelijk treedt, is dit aanleiding voor het uitbreken van een burger-oorlog, waarin Aragonese, Léonese, Castiliaanse en Galicische edelen elkaar tot de dood van Urraca in 1126 bestrijden. De Galicische adel kiest voor Alfonso Raimundez. Henrique kiest formeel geen partij, maar verzaakt zijn feodale plichten tegenover Uracca, ofschoon hij nooit openlijk rebelleert. Henrique ondersteunt het streven van de aartsbisschop van Braga naar een afzonderlijke kerkprovincie Galicië en Lusitanië, omdat een kerkelijke afsplitsing van Toledo, de zelfstandigheid van zijn graafschap Portugal bevordert. Vroeg in de 12e eeuw begint de bouw van de kathedraal in Braga, die met zijn lengte van 187 en een breedte van 49 meter de pretenties van Braga onderstreept.
Henrique overlijdt op 1 mei 1114 in Astorga; hij wordt opgevolgd door zijn weduwe, Dona Teresa, die het graafschap Portugal in de geest van haar man bestuurt. Als gouverneur van de driejarige Afonso Henriques treedt op de edelman en patriot Egas Moniz, Senhor van Ribadouro, die een voortreffelijke invloed op zijn pupil zal hebben. In 1115 ontbiedt Urraca haar halfzuster naar Oviedo en zes jaar later wordt Tarasia gedwongen Urraca trouw te zweren. Haar leger wordt zelfs aangevallen en verslagen door troepen van Urraca. Alfonso Raimundez volgt zijn moeder Urraca na haar dood op, als `keizer’ Alfonso VII (1126-1157) van Léon en Castilië. In 1127 onderneemt hij een korte campagne tegen zijn tante Tarasia, om haar aan haar feodale plichten te herinneren. Afonso Henriques, die al op 7 juni 1125 in de kathedraal van Zamora door of op instigatie van Egas Moniz tot ridder is geslagen, is dan achttien jaar oud en verdedigt Guimarães tegen de troepen van Alfonso. Als hij de stad na zes weken dreigt te moeten overgeven, begeeft Egas Moniz zich naar het vijandelijke kamp en belooft Alfonso VII dat Afonso Henriques spoedig schatting2 zal betalen. Voor de `keizer’ is deze belofte aanleiding het beleg op te heffen. Vervolgens stelt hij zich aan het hoofd van een strijdmacht van Portugese edelen die de voortdurende intriges van Tarasia en haar Galicische gunsteling Fernando Peres van Trava beu zijn. Als Tarasia en Fernando Peres op 24 juni 1128 Braga willen innemen, worden zij bij São Mamede3, in de nabijheid van Guimarães, door Afonso Henriques verslagen. Zij worden gevangengenomen en in ballingschap naar Galicië gezonden. Daar overlijdt Tarasia twee jaar later.
Afonso Henriques bestuurt daarna het graafschap Portucale, omvattende het gebied tussen de Rio Minho en de Rio Mondego en in 1128 geeft hij de inwoners van Guimarães zijn eerste foral. De omvang van het graafschap bedraagt bijna 34.000 km², hetgeen voor middeleeuwse begrippen geen klein land is. Portugal is in velerlei opzichten ook een homogeen land. Dit geldt voor klimaat, vegetatie, bodemgesteldheid, vorm van de nederzettingen, geloof en landeigendom. De inwoners kennen ook dezelfde politieke en bestuurlijke tradities en spreken dezelfde taal. Het land vertoont voldoende samenhang om van buiten komende bedreigingen het hoofd te bieden. Daarom en omdat Portugal over de mogelijkheden beschikt tot expansie is het een land met toekomst. De omvang van de bevolking bedraagt ongeveer 400.000 zielen. De bisdommen Braga en Porto hebben ieder circa 100.000 inwoners. Nog eens 100.000 mensen wonen ten noorden van Braga en het overige kwart van de bevolking leeft verspreid over de rest van het land. Het gebied tussen Douro en Mondego en Trás-os-Montes zijn schaars bevolkt; het eerste omdat het strijdgebied is en het tweede wegens ongunstige natuurlijke omstandigheden. Braga is, met tegen de 5.000 inwoners de grootste stad, op de voet gevolgd door Coimbra. De steden Porto en Chaves zijn kleiner. De overige plaatsen zijn niet meer dan dorpen. De meeste mensen wonen echter buiten de steden en dorpen in uit de Romeinse tijd stammende villae en nieuwe nederzettingen, aangeduid als Vila Nova en Aldeia Nova. Het grondgebied van sommige villae is bij vererving zo versnipperd geraakt dat de boeren, die vaak de status van lijfeigene hebben, nog nauwelijks van de opbrengst van de door hen bewerkte grond kunnen leven. Het meeste land is eigendom van de kerk, in het bijzonder van de nog in aanbouw zijnde kathedraal of Sé4 van Braga, alsmede van de Sés van Coimbra en Porto en van klooster-orden. Naarmate een groter gebied blijvend veroverd wordt, zullen ook Sés gebouwd worden in de bisdommen Lissabon, Viseu, Lamego, Guarda, Évora en tenslotte in Silves. De Sés van Braga, Coimbra en Lissabon zijn groot, de overige zijn vaak aanzienlijk kleiner. Het is voor een arm en klein land een enorme prestatie binnen een tijdsbestek van ongeveer een eeuw zoveel imposante kathedralen te bouwen. De meeste godshuizen zijn romaans en hebben het aanzien van kastelen en worden in tijden van strijd ook als zodanig gebruikt. De later gebouwde Sé in Évora is een mengvorm tussen romaans en gotiek en de als laatste gebouwde Sé van Silves is een zuiver gotisch monument. In Portugal zijn verschillende kloosterorden werkzaam; eerst is dit alleen de orde van de benedictijnen, maar in 1143 komen de cisterciënzers ook naar Portugal. Vroeg in de 13e eeuw volgen de nieuwe orden van dominicanen en franciscanen. Zij zullen spoedig de benedictijnen en cisterciënzers in rijkdom en macht overtreffen. De koning komt als landbezitter direct na de kerk, terwijl edelen eveneens land in eigendom hebben.
In Minho werken op de van Léon afhankelijke grote landgoederen van de oude aristocratie voornamelijk lijfeigenen of horigen. Naast horigen zijn er ook vrije boeren, bestaande uit pachtboeren (foreiros) en boeren die land in eigendom bezitten (herdadores). De laatsten zijn de notabelen van het dorp (concelho). Zijn de opbrengsten van het land voldoende om een paard en bijbehorende bewapening aan te schaffen, dan worden zij aangeduid als cavaleiros-vilãos. Is dat niet het geval dan vallen zij in de militaire categorie van peões (voetvolk). De Portugese maatschappij kent ook slaven: het zijn in de strijd gevangengenomen moslims. De sociale structuur van de bevolking is gebaseerd op de typische feodale vormen van eigendom en op wat het land oplevert. Geheel bovenaan staat de edelman. Hij woont op en bestuurt zijn landgoed (honra), beslist over geschillen en legt straffen op. Het opleggen van de doodstraf en het bij wijze van straf amputeren van ledematen is echter aan de koning voorbehouden. De horigen, die het land van hun heer bewerken of diens vee hoeden, kunnen zich alleen door de vlucht aan hun lot onttrekken. Aan de andere kant kan een heer zich niet van horigen ontdoen door hen eenvoudig weg te zenden als hun werkkracht te wensen overlaat. Horigen dienen hun heer jaarlijks een deel van de opbrengst van het land af te staan en daarnaast enkele dagen per jaar herendiensten te verrichten. Onder malados, afgeleid van muwalladūn (bekeerd), werden aanvankelijk verstaan christenen die onder de moslimoverheersing tot de islam waren overgegaan. Later worden met de term malados aangeduid lieden, die zich, in ruil voor het verrichten van herendiensten, hebben toevertrouwd aan een beschermheer. In de huishouding (paço) van de heer werken ook horigen. Zij ontvangen, in ruil voor hun diensten, voeding, kleding en onderdak. Naast vrije boeren zijn er ook ambachtslieden en personen werkzaam in de huishouding die niet de status van horige hebben. Hun banden met de heer berusten op een contract. Deze juniores kunnen eigendommen bezitten. Zij mogen zich vestigen in een naburig dorp (concelho), maar zij genieten geen volledige bewegingsvrijheid. In de 11e en 12e eeuw ontstaat er een klasse van nieuwe adel. Deze bestaat uit immigranten uit Léon, Castilië, Frankrijk en Noord-Europa. Zij hebben zich in de strijd tegen de moren onderscheiden. Tezamen met niet meer dan honderd boeren die zelf land bezitten, zijn dit de ricos-homens. De oude landadel bestaat uit drie geledingen: infanções (lage adel), cavaleiros (ridders) en excudeiros (landjonkers). Vele zonen van de lage adel dienen de ricos-homens als vazallen of dienaren. De geestelijkheid is afkomstig uit alle klassen van de maatschappij. Bisschoppen, abten en grootmeesters van militaire orden zijn van adel; de lagere geestelijkheid is afkomstig uit de lagere standen, zelfs uit die van de horigen.
De belangrijkste economische activiteit is de veeteelt. In de vrucht-bare gebieden worden vooral runderen en paarden gehouden, in de minder vruchtbare streken bestaat het vee uit schapen en geiten. Daarnaast wordt graan verbouwd (tarwe en gierst in de kuststreken en rogge en gerst meer landinwaarts). Er vindt wijnbouw plaats; er zijn boomgaarden (vooral appels) en er wordt vlas aangeplant voor de vervaardiging van linnen. Tenslotte is de visvangst van belang. De Portugese economie heeft een plaatselijk karakter. Iedere villa of groep van villae is zelfvoorzienend. Op locaal niveau is vooral sprake van ruilhandel, maar daarnaast circuleert er ook geld. Er zijn gouden morabitinos, een verbastering van al-Murābitūn (het geld van de Almoraviden), naast zilveren Portugese munten (dinheiros). Door deze dubbele standaard is er handel mogelijk met de nabuur-staten Batalyāws en Léon. Markten zijn er niet, met uitzondering van de jaarmarkt in Ponte di Lima, die reeds vóór 1125 bestaat. In de steden en bij kastelen wonen kleine groepen handelaren, maar overigens kent Portugal geen middenklasse in de vorm van een burgerij. Van handelsvaart is aan het begin van de 12e eeuw nog in het geheel geen sprake, maar in de loop van deze eeuw ontstaan, door de komst van de kruisvaarders, de eerste contacten met Frankrijk, maar ook met Vlaanderen en Engeland. Bestuurlijk is Portugal verdeeld in terras of territórios, die bestuurd worden door een tenente. Ten noorden van de Douro zijn er veertig, ten zuiden daarvan dertig. Aanvankelijk zijn er drie bisdommen: Braga, Porto en Coimbra; de overige diocesen worden vanaf het midden van de 12e eeuw hersteld of gesticht. De bisdommen zijn verdeeld in aartsdiakonaten, die veelal samenvallen met een terra. De kleinste religieuze eenheid is de parochie (freguesia). In gevallen waarin een edelman de bevolking van een villa minder bescherming kan bieden of zijn aanzien als symbool van welvaart en autoriteit taant, wordt de parochiepriester de eigenlijke leider van de villa. De graaf, later koning, laat zich adviseren door de opperbevelhebber van het leger (alferes-mór), het hoofd van de koninklijke huishouding (mordomo) en de koninklijk zegelbewaarder (chanceler). Tezamen met de leden van de koninklijke familie vormen zij de koninklijke raad (curia regis), die tevens als rechtbank fungeert. Bij belangrijke aangelegenheden wordt advies gevraagd aan meerdere personen: bisschoppen en abten van kloosters, alsmede leiders van de adel en grootmeesters van de militaire orden treden als adviseurs op.
Van 1128 tot 1137 rebelleert Afonso Henriques vrijwel voortdurend tegen Alfonso VII; hij maakt aanspraken op meer gebied dan het graafschap Portugal omvat en valt in 1130, 1134 en 1137 Galicië binnen. Na dat jaar slag te hebben geleverd bij Cerneja, wordt op 4 juli 1137 de Vrede van Tuy gesloten. Maar bovenal begeert Afonso Henriques de koningstitel. Dit laatste verlangen is niet irreëel; in 1028 hebben de Castiliaanse edelen voor graaf García Sanchez de koningstitel verkregen van de koning van Léon. Sancho III van Navarra heeft in 1035 het kleine Pyreneeën-graafschap Aragón tot koninkrijk verheven, toen hij het naliet aan zijn derde zoon Ramiro. Ook het kleine Navarra, dat vanaf 1076 bestuurd werd door de kroon van Aragón en in 1134 zijn onafhankelijkheid heeft herkregen, is een koninkrijk geworden, toen de Navarrezen hun heerser García V `de Restaurateur’ tot koning uitriepen. Tenslotte heeft koning Alfonso VII van Léon en Castilië zich in 1135 in de cortes van Léon plechtig tot keizer geproclameerd en een keizer dient koningen tot vazallen te hebben. Alfonso VII verzet zich dan ook niet tegen de aanspraken van Afonso Henriques, omdat deze zijn eigen prestige verhogen. Ofschoon Afonso Henriques zich in 1137 bij de Vrede van Tuy aan Alfonso VII heeft onderworpen, valt hij drie jaar later Galicië binnen. Alfonso vergeldt deze daad, door op zijn beurt Portugal binnen te vallen. Afonso Henriques schijnt zich dan al `koning’ te noemen. Hij voert deze titel nadat hij op 25 juli 1139 bij Ourique zijn eerste overwinning op de moren heeft behaald. Het jaar daarop valt hij opnieuw Galicië binnen, maar bij een ontmoeting met Alfonso VII in Valdevez belooft hij de wapens niet meer tegen zijn leenheer te zullen opnemen.
In 1143 arriveert kardinaal Guido da Vico, diaken van Sãos Cosme e Damiano, als afgezant van paus Coelestinus II (1143-1144) op het Iberisch schiereiland. In Zamora bemiddelt hij op 4 en 5 oktober met succes tussen Alfonso en Afonso Henriques. Alfonso VII gaat akkoord met de koningstitel van Afonso Henriques, terwijl deze hem onvoorwaardelijke militaire steun belooft. Daarmee is Portugal nog geen onafhankelijk land, maar het is wel een grote stap voorwaarts.
Vervolgens tracht Afonso Henriques Portugal als een koninkrijk en zichzelf als koning te doen erkennen door de paus. Hij biedt in 1143 aan leenman van de paus te worden en hij belooft, in ruil voor bescherming door de Heilige Stoel, jaarlijks vier ounces goud te betalen. Hij bevestigt zijn aanbod in een brief van 13 december 1143 aan paus Coelestinus II. De feodale onderwerping van Afonso Henriques aan de Heilige Stoel is een verraderlijke handeling tegenover zijn eigenlijke leenheer, Alfonso VII. De nieuwe paus, Lucius II (1144-1145), aanvaardt Afonso Henriques’ leenmanschap en belooft hem inderdaad bescherming. Een grote tegenvaller voor Afonso Henriques is, dat Lucius II hem niet betitelt als rex, maar slechts als dux Portugalensium. Bovendien duidt de paus Portugal slechts aan als terra en niet als regnum.
In 1146 knoopt Afonso Henriques opnieuw banden aan met Bourgondië. Hij treedt in het huwelijk met Dona Matilde, dochter van Amadeu II, graaf van Savoie en Mauriana. Zij zal hem in 1154 de troonopvolger Sancho5 schenken. Als Alfonso VII in 1157 overlijdt, valt zijn rijk uiteen. Hij heeft voordien zijn koninkrijk verdeeld onder zijn twee zonen. Fernando bestijgt als Fernando II (1157-1188) de troon van Léon en Galicië en Sancho gaat als Sancho III (1157-1158) Castilië regeren. De twee koninkrijken zullen tot 1230 gescheiden blijven, waarbij Castilië onder Alfonso VIII (1158-1214) Léon gaat overvleugelen. Bij de scheiding van Léon en Castilië gaat de keizerstitel verloren. Onder deze omstandigheden voelt Afonso Henriques zich de gelijke van Fernando II en Sancho III. Het jaar 1157 is opnieuw een belangrijke stap op weg naar een definitieve afscheiding van Portugal. Het kost Afonso Henriques 35 jaar, vele belangrijke privileges aan de kerk, een bedrag ineens van duizend ounces goud en een verviervoudiging van de jaarlijkse schatting, die daarmee op 320.000 reais komt, om de paus zover te brengen dat hij Portugal ondubbelzinnig als een koninkrijk erkent. Eerst in de bul Manifestis probatum van 23 mei 1179 zal paus Alexander III (1159-1181) Portugal als een koninkrijk aanduiden, waarbij de aanspraken op de gebieden die op de moslims veroverd zijn, door de Heilige Stoel worden erkend. De vertaling6 van de bul luidt als volgt:: Alexander, Bisschop, dienaar der dienaren Gods, aan de dierbare broeder in Christus, Afonso, de illustere koning der Portugezen, en aan zijn erfgenamen voor altijd. Zonneklaar is aangetoond dat gij, als goede zoon en katholiek vorst talrijke diensten hebt verleend aan uw moeder, de Heilige Kerk, door onversaagd en met koppige volharding en militaire heldendaden de vijanden van de naam van Christus te verdelgen en daarbij met grote ijver het christelijk geloof verbreidt en aldus hebt gij aan toekomstige generaties een waardige herinnering en een prijzenswaardig voorbeeld om na te volgen gegeven. De Apostolische Stoel dient te beminnen met oprechte genegenheid en te trachten de gerechtvaardigde verzoeken dergenen die de Goddelijke Voorzienigheid heeft uitverkoren tot regeren en verlossing van het volk. Daarom stellen wij u, lettende op de deugden van wijsheid, rechtvaardigheid en bekwaamheid van bestuur, die uw persoon kenmerken, onder de bescherming van Sint Petrus en onder die van ons en staan wij toe en bevestigen wij met apostolisch gezag uw verheven bestuur over het koninkrijk Portugal met alle eer van (een) koninkrijk en de waardigheid die vorsten toekomt, alsook over alle plaatsen die u met behulp der hemelse genade zult ontwringen aan het gezag der Saracenen, en waarop de omringende christelijke heersers geen aanspraak zullen kunnen maken. En opdat uw vroomheid en dienstbaarheid aan de prins der apostelen, Sint Petrus en de Heilige Kerk van Rome, nog aanzienlijk moge toenemen, besluiten wij dezelfde gunst te velenen aan uw erfgenamen en wij zeggen u toe haar, met Gods hulp, te verdedigen, voorzover dat in het vermogen ligt van ons apostolisch ambt. Gaat dus door, dierbare zoon, u zodanig nederig en toegewijd aan de eer en dienstbaarheid van uw moeder, de Heilige Roomse Kerk te betonen en u te wijden aan de verdediging van zijn belangen en het geloof in Christus zo zeer te verbreiden, dat deze Apostolische Stoel zich over zijn vrome en roemrijke zoon kan verheugen, en zijn toegenegenheid niet in twijfel trekt. Als teken dat genoemd koninkrijk toebehoort aan Sint Petrus, hebt gij bepaald als bewijs van de grootste eerbied jaarlijks aan ons en aan onze opvolgers twee goudmarken te betalen. U zult er dus voor zorgen dat u en uw opvolgers – pro tempore – aan de Aartsbisschop van Braga het bedrag overhandigen dat ons en onze opvolgers toekomt. Wij bepalen derhalve dat niemand op legitieme basis met geweld mag optreden tegen uw persoon en die van uw erfopvolgers, alsmede het genoemde koninkrijk, noch ontvreemden wat het toekomt, of – ontvreemd zijnde – het te behouden, te onteigenen, of te bezwaren. Als in de toekomst enige kerkelijke of wereldlijke persoon voornemens is doelbewust in te gaan tegen dat wat wij beschikken in deze bepaling en ook na een tweede of derde aanmaning geen ordentelijke genoegdoening verschaft zal hem de waardigheid van zijn ambt en eer ontnomen worden; dient hij te beseffen dat hij God rekenschap zal moeten afleggen voor het begaan van zulk een zonde; zal hij niet ter communie mogen gaan en het allerheiligste lichaam en bloed van Jezus Christus, onze Goddelijke Heer en Zaligmaker, mogen ontvangen; en zal hem zelfs in het uur van zijn dood deze straf niet worden kwijtgescholden. Allen, evenwel, die de regels van vermeld koninkrijk en zijn koning eerbiedigen, worde de vrede van onze Heer Jezus Christus deelachtig, opdat zij in deze wereld de vruchten van goede werken kunnen plukken en voor de hoogste rechter de beloning van de eeuwige vrede zullen ontvangen. Amen. Amen. Ik Alexander, bisschop van de Katholieke Kerk. Gegeven in het Latijn, middels de hand van Alberto, Kardinaal presbyter en Kanselier van de Heilige Roomse Kerk, de 10 van de calendas van juni, openbaarmaking XI, jaar 1179 van de Vleeswording van de Heer, jaar van het Pontificaat van Paus Alexander III (23 mei 1179).
Afonso Henriques, die na de pauselijke erkenning formeel gerechtigd is zich `koning’ Afonso I van Portugal te noemen, is de stichter van de eerste Portugese dynastie: Afonsina geheten.
-
De foral is aan de ene kant een opsomming van economische activiteiten waarvoor belasting moet worden betaald (twaalf dinheiros voor een balkon waar vlees wordt verkocht en de helft bij verkoop van boter; twaalf dinheiros op een last aangevoerd per paard, de helft bij aanvoer per ezel en daarvan de helft als een voetganger de last heeft getorst. Ook worden er in de foral straffen afgekondigd (op het trekken van wapens, op bloedvergieten en vechten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen gesloten en open vuisten.
-
Als Afonso Henriques de belofte van zijn vroegere gouverneur niet nakomt, begeeft zich Egas Moniz zich als man van eer met zijn hele gezin naar het hof in Toledo, om zich aan de genade van Alfonso VI te onderwerpen. Alfonso VI schenkt hem uiteindelijk vergiffenis en verheft hem in de adelstand voor zijn sublieme houding tegenover zijn vaderland.
-
De Slag bij São Mamede – misschien niet meer dan een tournooi – markeert de dag waarop Portugal een natie werd.
-
een samentrekking van Sedes Episcopalis
-
Het huwelijk van Afonso Henriques en Matilde van Savoie brengt zeven kinderen voort: Dom Sancho, die de troon erft; Dona Urrica, die huwt met D. Fernando II van Leon (1165); Dona Mafalda die verloofd is met Alfonso II van Aragón als zij in 1155 sterft; Dona Teresa die in het huwelijk treedt met Filipe I, graaf van Vlaanderen; Henrique, Joao en Dona Sancha. Behalve deze zeven wettige kinderen heeft Afonso Henriques vier buiten-echtelijke kinderen: Fernando Afonso die alfares-mor van het koninkrijk wordt; Pedro Afonso die Meester van de Orde van Rhodos wordt; Teresa Afonso die huwt met Fernando Martins, heer van Braganca en Urraca Afonso, vrouw van Pedro Afonso Viegas, kleinzoon van Egas Moniz. Al deze kinderen van Afonso Henriques trouwen op latere leeftijd, zelfs met 35 jaar. Van de elf kinderen zijn er vijf van het mannelijk geslacht en zes van de vrouwelijke sekse.
-
De Bula ‘Manifestis probatum’ is door Barroso da Fonte ‘mais ou menos’ vertaald in eigentijds Portugees. Dr. B.N. Teensma is zo vriendelijk geweest mijn vertaling daarvan te beoordelen, waarvoor ik hem dankzeg. Zijn voorstellen zijn vrijwel integraal door mij overgenomen.
2.3. Afonso Henriques als veroveraar
Notes:
1 De ‘foral’ is aan de ene kant een opsomming van economische activiteiten waarvoor belasting moet worden betaald (twaalf dinheiros voor een balkon waar vlees wordt verkocht en de helft bij verkoop van boter; twaalf dinheiros op een last aangevoerd per paard, de helft bij aanvoer per ezel en daarvan de helft als een voetganger de last heeft getorst. Ook worden er in de foral straffen afgekondigd (op het trekken van wapens, op bloedvergieten en vechten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen gesloten en open vuisten.
2 Als Afonso Henriques de belofte van zijn vroegere gouverneur niet nakomt, begeeft zich Egas Moniz zich als man van eer met zijn hele gezin naar het hof in Toledo, om zich aan de genade van Alfonso VI te onderwerpen. Alfonso VI schenkt hem uiteindelijk vergiffenis en verheft hem in de adelstand voor zijn sublieme houding tegenover zijn vaderland.
3 De Slag bij São Mamede – misschien niet meer dan een tournooi – markeert de dag waarop Portugal een natie werd.
4 een samentrekking van Sedes Episcopalis
5 Het huwelijk van Afonso Henriques en Matilde van Savoie brengt zeven kinderen voort: Dom Sancho, die de troon erft; Dona Urrica, die huwt met D. Fernando II van León (1165); Dona Mafalda die verloofd is met Alfonso II van Aragón als zij in 1155 sterft; Dona Teresa die in het huwelijk treedt met Filipe I, graaf van Vlaanderen; Henrique, João en Dona Sancha. Behalve deze zeven wettige kinderen heeft Afonso Henriques vier buiten-echtelijke kinderen: Fernando Afonso die alfares-mór van het koninkrijk wordt; Pedro Afonso die Meester van de Orde van Rhodos wordt; Teresa Afonso die huwt met Fernando Martins, heer van Bragança en Urraca Afonso, vrouw van Pedro Afonso Viegas, kleinzoon van Egas Moniz. Al deze kinderen van Afonso Henriques trouwen op latere leeftijd, zelfs met 35 jaar. Van de elf kinderen zijn er vijf van het mannelijk geslacht en zes van de vrouwelijke sekse.
6 De Bula ‘Manifestis probatum’ is door Barroso da Fonte ‘mais ou menos’ vertaald in eigentijds Portugees. Dr. B.N. Teensma is zo vriendelijk geweest mijn vertaling daarvan te beoordelen, waarvoor ik hem dank zeg. Zijn voorstellen zijn vrijwel integraal door mij overgenomen.